Het is op het ogenblik niet meer de vraag óf de oorlog tegen Saddam gevoerd zal worden, maar wanneer. Morgen, overmorgen, volgende week, nog voor de tussentijdse verkiezingen in Amerika? We hebben het einde van de voorspelbaarheid achter ons gelaten.

In het vorige stadium boden de militairen nog houvast. Aan het begin van dit jaar dachten minister Rumsfeld en het Pentagon dat er een leger van 250.000 man nodig zou zijn om het karwei te klaren. De generaals lieten weten dat zo’n leger niet op de been viel te brengen. Men had de handen nog vol aan Afghanistan, voelde niets voor grote operaties in de woestijn en straatgevechten in de steden. De generaals kregen hun zin, de oorlog werd uitgesteld. Ze moesten opnieuw gaan nadenken.

Intussen is in Washington het nieuwe oorlogsplan gepubliceerd. De meest geavanceerde versie van de hel op aarde. Het zal heel anders zijn dan in de Golfoorlog van 1991 of in Afghanistan. Voor wie van dit militaire proza houdt, is het een traktatie. Er verschijnen honderden bommenwerpers boven de doelen. Een regen van vuur. Vanuit zee komen de salvo’s met kruisraketten. Special Forces banen hun weg naar de gevaarlijke opslagplaatsen. Enzovoort. Zie voor uitvoerige verhalen de dagbladen. Dit is de Intense Battle, de Tight Attack. Niet gericht tegen het volk van Irak, maar bedoeld om het regime te onthoofden. (Ook geen splinternieuw argument.) De executie zou zich kunnen voltrekken 45 tot 60 dagen nadat de president het bevel heeft gegeven. Van vandaag af gerekend nog voor de tussentijdse verkiezingen in Amerika.

Nu worden de militairen door de politici ingehaald. Tony Blair laat weten dat Saddam bij wijze van spreken morgen al kan toeslaan. Het rapport waarin dat wordt gemeld, moet nog nader worden bestudeerd, maar je kunt niet blijven studeren. Het wachten is dan alleen nog op het incident dat de laatste rechtvaardiging zal geven. De «onduldbare provocatie». Het dichterbij brengen van de oorlog, tot en met de laatste seconde van de vrede, heeft zijn eigen machinerie. Die loopt op de brandstof van de obsessie.

Alle vergelijkingen gaan mank, maar als obsessie doet Saddam denken aan de dominotheorie. Die zei dat als een land in Zuidoost-Azië prooi van de communisten zou worden, de rest ook verloren zou zijn. Op de dominotheorie volgde het Tonkin-incident dat uitbreiding rechtvaardigde, en ten slotte de moerasmythe. Het staat in de geschiedenisboeken. Het verschil tussen Vietnam en Saddam is dat in dit laatste geval de obsessie een veel grotere rol speelt.

Deze week wordt in de Verenigde Naties door Hans Blix, hoofd van de speciale inspectiecommissie voor Irak, en door de leden van de Veiligheidsraad nagedacht hoe de wapeninspecteurs de president tevreden zullen moeten stellen. Onder hoge druk, dat hoort bij een naderende oorlog. Straks komt nog het koortsachtig overleg. Dat hoort allemaal tot de vergeefse parafernalia van de onafwendbaarheid.

Tussen nu en het begin van de oorlog worden het publiek, de internationale gemeenschap nog blootgesteld aan een barrage (ouderwets: trommelvuur) van berichten over de ultieme perfiditeit van Saddam. Bekend sinds het begin van de oorlog tussen Iran en Irak. Ik laat die litanie over zijn karakter voor wat ze nu is: een verplicht politiek gebed. Wie nu niet anti-Saddam is, tot het uiterste van de Intense Battle, verraadt de zaak van Amerika, de westerse beschaving, het christendom, en wat je verder ook hebt. Desnoods zal het hele kritische deel van Europa en de Navo in de ban worden gedaan. Neem een voorbeeld aan Schröder. Die wordt om te beginnen niet persoonlijk gelukgewenst met zijn herverkiezing. Misschien is dat nog maar een voorproefje.

Kritiek op Bush en de zijnen is er genoeg, ook in Amerika. Maar het is meer en meer kritiek met een omhaal van woorden geworden, kritiek met de ondertoon van toenemende voorzichtigheid. Je proeft het in de hoofdartikelen van The New York Times en de Washington Post. Het is allemaal goed onderbouwd, voor de goede lezer onontkoombaar, maar dit politieke proza heeft zijn scherpte verloren. Het is geschreven met de bruine inkt van de angst.

Misschien doet Washington nog een oproep tot mobilisatie — pro forma. Want de critici, de bondgenoten, het Westen, de internationale gemeenschap, kunnen in de laatste fase van de vrede gemist worden als kiespijn. Dat belooft dus op korte termijn meer conflict, tussen Amerika en Europa; in Europa zelf; in de internationale gemeenschap. Dat alles hoort ook tot het zelfstandig werkende oorlogsmechaniek.

Het nieuw-historische tijdvak is niet begonnen op elf september 2001, maar op de dag dat George W. Bush president werd. Hij heeft gelijk: de oorlog is nog maar net begonnen. We zijn in de laatste fase van het voorspel.