De aanslag op de journaliste Anna Politkovskaja van Novaja Gazeta, een van de weinige onafhankelijke kranten in Rusland, was een politieke moord. Vrijwel onmiddellijk na de vier dodelijke schoten zaterdagmiddag even na vier uur week elke twijfel. De kwalificatie ‘politieke moord’ werd namelijk niet geopperd door haar vrienden en collega’s. De kwalificatie was afkomstig van het openbaar ministerie. Amper drie uur nadat Politkovskaja – geboren als Anna Mazepa en dochter van een Oekraïense sovjetdiplomaat in New York – in het portiek van haar huis was gedood, concludeerde justitie dat er sprake was van misdrijf conform artikel 105 van de strafwet: ‘moord van een persoon die een dienst vervult of een maatschappelijke plicht uitvoert’. Zondag nam procureur-generaal Joeri Tsjaika, deze zomer door president Vladimir Poetin benoemd, de zaak in eigen hand. Politieker kan het niet.
Deze haast geeft niettemin te denken. Politieke of economische moorden nemen in Rusland weer hand over hand toe, ondanks het imago van stabiliteit dat Poetin uitvent. Afgelopen maand werden de onderdirecteur van de centrale staatsbank die de financiële wereld wilde saneren en de vice-president van het olieconcern tnk/bp waarop de staatsenergiebedrijven nu azen – kortom beiden geen kleine krabbelaars – om het leven gebracht. Maar meestal worden de liquidaties niet politiek verklaard. ‘Opruiming’ binnen het milieu, ‘zakelijk’ conflict of gefnuikte passie: dat zijn de termen die justitie liever gebruikt, om vervolgens nooit en te nimmer een dader te vinden.
Dat pg Tsjaika na de moord op Politkovskaja afweek van deze eufemistische lijn joeg de theorievorming afgelopen week dan ook aan. Wisten de machtsorganen van de staat van de beraamde moord af? Was het doel om Novaja Gazeta – een weekblad dat oud-sovjetpresident Michail Gorbatsjov dit jaar heeft gered door 49 procent van de aandelen te kopen en dat, als de maatschappelijke verhoudingen niet zo verschillend zouden zijn, een beetje lijkt op De Groene Amsterdammer – voor de laatste maal te waarschuwen, nadat de krant zich niet had laten intimideren door de mysterieuze dood van adjunct-hoofdredacteur Joeri Sjtsjekotsjichin in 2003? Moest een publicatie van Politkovskaja in haar krant Novaja Gazeta op de valreep worden voorkomen? Of was Ramzan Kadyrov, de premier van Tsjetsjenië, uit op wraak op de vrouw die hem steeds maar weer ontmaskerde als knokploegbaas?
De laatste variant ligt het meest voor de hand, ondanks de ‘spijt’ die Kadyrov per communiqué kenbaar maakte. In haar recentste artikel voor Novaja Gazeta beschreef Politkovskaja vorige week uitvoerig de ‘martelingen en ontvoeringen’ waaraan de gewapende ‘doodseskaders’ van Kadyrov en andere clanleiders zich schuldig maken om de poet te verdelen.
Kadyrov – de zoon van de tot Moskou bekeerde moefti die in 2004 door een bomaanslag in het stadion van Grozny werd gedood – is in Rusland momenteel zo ongeveer de meest geciteerde respectabele bestuurder. Bijna dagelijks wordt Kadyrov door de staatstelevisie te paard gehesen als de garantie voor loyaliteit en stabiliteit in de Kaukasus. ‘Tsjetsjenisatie’ noemt het Kremlin dat in navolging van de mislukte politiek van de VS om het varkentje Vietnam door de Vietnamezen zelf te laten wassen. In feite is Kadyrov een bendeleider die Tsjetsjenië terroriseert als een privé-domein, waarbij burgers nog minder rechten hebben dan tijdens de eerste (1994-1996) en tweede (1999) Tsjetsjeense oorlog. Het begrip ‘bloedwraak’ is door hem volledig gepolitiseerd. ‘Tsjetsjenisatie is de verheffing en legitimatie van hen die bereid zijn deel te nemen aan strafoperaties tegen de eigen bevolking. Tsjetsjenisatie is de koers om de oorlog uit te breiden’, aldus Politkovskaja, wier oordeel altijd meer was gebaseerd op feiten én emotie dan op doorwrochte analyse. Zondagavond zou ze haar artikel voor deze week hebben moeten inleveren. De moordenaar was de deadline voor.
Maar waarom was het openbaar ministerie dan zo snel met zijn eerste conclusies klaar? En waarom werd door justitie rap verklaard dat ze geen ‘illusies’ had dat de ongemaskerde moordenaar, die op videobeelden behoorlijk herkenbaar is, nog gepakt zou kunnen worden omdat hij mogelijk al door zijn opdrachtgevers zou zijn omgebracht? Waren er nog andere belanghebbenden, buiten Tsjetsjenië en binnen de machtsstructuren van Rusland, die geen trek hadden in het artikel dat Politkovskaja zondag zou afronden?
Volgens één van de twee versies, die Novaja Gazeta begin deze week zelf uitwerkte, zou de moord kunnen zijn besteld door lieden die Kadyrov zo langzamerhand een gevaar vinden voor de Russische staat zelf. Kadyrov, die vorige week dertig jaar werd en daarmee constitutioneel oud genoeg is voor het hoogste ambt, wil president worden van Tsjetsjenië. Zo’n positie geeft hem hét monopolie op het uitpersen van zijn eigen land en volk. Angst daarvoor zou volgens deze versie – de andere is dat Kadyrov zelf de moord heeft besteld – nu ook in Russische kring groeien. In een interview met Radio Svoboda twee dagen voor haar dood vertelde Politkovskaja namelijk dat ze kon bewijzen, ook fotografisch, dat een doodseskader in het dorpje Alera zich had vermomd als een groepje separatistische rebellen, maar in feite bestond uit undercover-strijders van Kadyrov, die zelf later moord en brand zou roepen over de agressie van de vijand die hij volgens Politkovskaja zelf was. Op de foto zou zelfs zichtbaar zijn dat ten minste één Rus zich bij de knokploeg had aangesloten. Hetgeen meteen de vraag opriep of deze Rus gewoon een huurling was dan wel een informele agent van een van de machtsorganen van de staat Rusland. Anders gezegd: de methodes die bij de tsjetsjenisatie worden aangewend, zouden ook door Russen worden uitgevoerd en uiteraard betaald.
Alle computers en documenten van Politkovskaja zijn afgelopen weekeind door de recherche in beslag genomen. Als de moordenaar en zijn opdrachtgever niet worden gevonden, blijft ook de verdenking bestaan dat die tweede versie van Novaja Gazeta ten minste een kern van waarheid bevat. De recherche van Rusland heeft derhalve een onmogelijke taak. Ze moet niet alleen de moord op een heftige journaliste onderzoeken, maar ze loopt ook het risico héél dicht bij de gevestigde macht te komen. Dat lijkt op voorhand te veel gevraagd.