Raffey Cassidy als Kim Murphy in The Killing of a Sacred Deer, regie Yorgos Lanthimos © Atsushi Nishijima / De Filmfreak

Twee werelden staan lijnrecht tegenover elkaar in de nieuwe film van de Griekse cineast Yorgos Lanthimos: die van het hoofd en die van het hart. De tweede is er al vanaf het eerste moment, ironisch genoeg in letterlijke zin. In close-up en begeleid door koormuziek (het Stabat Mater van Franz Schubert) zien we het glibberige, kloppende orgaan tijdens een openhartoperatie. De setting is een modern ziekenhuis waar een chirurg, Steven Murphy (Colin Farrell), met wetenschappelijke precisie aan het werk is. Schijnbaar. Want Steven heeft, om precies te zijn, twee borrels op. Wat er op de operatietafel gebeurt heeft grote gevolgen voor Steven. En zijn leven ís zo keurig: getrouwd met de beeldschone Anna (Nicole Kidman) met wie hij een tienerzoon en -dochter heeft. Het gezin woont in een kapitale villa in een Amerikaanse stad. De enige anomalie is Stevens connectie met Martin (Barry Keoghan), een jongen van een jaar of zestien met wie hij soms luncht en wandelt. Over Martin vertelt hij niet, maar dat verandert wanneer de jongen de leefwereld van de Murphy’s binnendringt.

The Killing of a Sacred Deer is een triomf van stijl. Lanthimos, die eerder Dogtooth (2009) en The Lobster (2015) maakte, creëert via de vormgeving een symbiose tussen het tastbare en het buitenzintuiglijke (de werelden van ‘hoofd’ en ‘hart’). De camera volgt Steven terwijl hij door de gangen van het ziekenhuis loopt. Alles is wit, steriel. Een groothoeklens schept een verontrustende vreemdheid. We zien de bekende wereld, maar de lege ruimten om Steven heen suggereren dat er méér onder de oppervlakte aanwezig is: the uncanny, een heimelijke wereld van verborgen begeerten en verstopte misdaden.

Het wordt duidelijk dat Steven verantwoordelijk is voor een fatale medische misser (‘Ik had maar twee borrels op!’) en dat deze fout de aanleiding voor de aanwezigheid van Martin is. Juist nadat de vreemde jongen bij de Murphy’s thuis was, gebeurt het onverklaarbare: van het ene op het andere moment raken de kinderen van Steven en Anna verlamd. Hoe Steven ook zoekt, hij kan geen logische verklaring voor de ‘ziekte’ vinden. Echtgenote Anna is vrijer in haar denken. Gevoel speelt bij haar een grotere rol; ergens realiseert zij zich dat je voor een diagnose verder dan de wetenschap moet kijken, en al helemaal als de ouders tussen de ellende door horen dat hun dochter toch zo mooi heeft voorgedragen in de klas. Haar onderwerp: Iphigenia.

Zo slingert Lanthimos de kijker meedogenloos van de steriele omgeving van de bekende, moderne wereld terug naar de mythologische verbeeldingen van de oudheid. Iphigenia. Dochter van de Griekse koning Agamemnon, doder van een sacred deer, een heilige hinde. De misdaad kwam juist wanneer hij de goden nodig heeft; de oorlog tegen de Trojanen was ophanden. Om Artemis, godin van de jacht, te sussen, vatte hij het plan op zijn dochter te offeren: Iphigenia.

In The Killing of a Sacred Deer dwingt het idee van offerschap een geloof af in wat je niet kunt zien. Daarom is die openingsscène zo onvergetelijk: het gaat om het hart, een morsig ding bestaande uit bloed en weefsel dat paradoxaal, figuurlijk, toegang tot het sublieme biedt. Hier zien we het allemaal, bij Yorgos Lanthimos, maker van het grote hoogtepunt van dit filmjaar.

Te zien vanaf 30 november