
Tegen haar zestigste was zij een door het leven getekende, wat haveloos geklede, hardwerkende lerares Engels, woonachtig in een sociale huurflat, slapend op een bedbank in de huiskamer. Haar alcoholistische man had een slecht betaald baantje onder zijn niveau; hun drie kinderen waren net het huis uit. De belofte die zij als jong meisje was, had ze niet weten waar te maken. Integendeel.
Maar het kan verkeren. Toen haar man stierf, ging zij fictie schrijven en brak ze door als schrijfster. Zo simpel was het, tot op zekere hoogte. Toen Fitzgerald in 2000 op 83-jarige leeftijd stierf, was ze een beroemd en gerespecteerd schrijfster van werk dat drie keer genomineerd werd voor de Booker Prize. In 1979 wist ze haar nominatie voor Offshore te verzilveren. En nu is er een intrigerende biografie over haar, geschreven door Hermione Lee, bekend van haar levensverhalen van Virginia Woolf en Edith Wharton.
Penelope Fitzgerald werd in 1916 geboren als Penelope Knox, in huiselijke kring beter bekend als Mops of Mopsa. De familie Knox was niet onbekend in Engeland. Penelope’s vader en zijn drie broers – over wie ze een biografie zou schrijven – waren ‘mensen die publiceerden of op het punt stonden dat te doen’. Penelope’s vader werkte bij het satirische tijdschrift Punch, waarvan hij in de jaren dertig en veertig hoofdredacteur was. Lee beschrijft uitgebreid de codes der Knoxen: ze waren eerlijk, maar lieten nooit merken wat ze voelden; geestig, maar bescheiden; verlegen, maar intellectueel sterk; ze hadden een sterke voorkeur voor het understatement, maar kenden ook uitbarstingen van woede of sentimentaliteit. Het waren eigenschappen die Mopsa tot in haar vezels zou incorporeren.

Zoals het in haar tijd en milieu te doen gebruikelijk was, werd ze al jong naar kostschool gestuurd. Ze had last van heimwee, maar presteerde – uiteraard – uitstekend. Op haar achttiende, vlak na de dood van haar moeder, ging ze studeren in Oxford; daarna werkte ze bij de bbc en schreef ze recensies. In 1942 trouwde ze met Desmond Fitzgerald, een Ierse oorlogsheld met wie ze drie kinderen kreeg en even een tijdschrift runde. Het wachten was op haar eerste roman.
Maar toen ging het mis. Desmond ging steeds meer drinken en bracht weinig geld binnen. In 1957 moest het gezin overhaast hun comfortabele woning verlaten om aan schuldeisers te ontkomen. Ze vestigden zich in Suffolk, waar Penelope in een boekhandel ging werken (deze periode in haar leven zou ze beschrijven in The Bookshop, 1978). In 1960 gingen ze weer terug naar Londen, waar Penelope ging lesgeven en het gezin een gammele boot aan de Theems betrok. De omstandigheden waren bar en boos: de Grace lekte, was onverwarmd, lag altijd scheef, de elektriciteit viel vaak uit, bij hoog water lagen er plassen water op de vloer. Penelope zou in Offshore terugkeren naar deze tijd.
Het was allemaal erg. Het kon nog erger. Desmond probeerde wanhopig aan geld te komen; uiteindelijk stal hij het van zijn collega’s bij de rechtbank en werd betrapt. De zaak werd geschikt, maar hij raakte wel zijn baan kwijt én het gestolen geld moest terugbetaald worden. Als klap op de vuurpijl zonk in juni 1962 de Grace, met alle bezittingen van de Fitzgeralds aan boord. Het gezin belandde in een centrum voor daklozen.
Vanaf dat moment ging het heel langzaam beter. Desmond vond een baantje bij een reisbureau, Penelope bleef lesgeven (onder anderen aan Edward St Aubyn, die veel aan haar gehad zegt te hebben, en Anna Wintour, die zich haar niet herinnert), ze kregen een flatje toegewezen. Toen de kinderen uit huis waren, kreeg Penelope tijd om weer te gaan schrijven. Ze begon met een aantal biografieën: over haar vader en zijn interessante broers, over de Victoriaanse schilder Edward Burne-Jones. Van fictie schrijven kwam het pas na de dood van Desmond in 1975, maar toen pakte ze ook meteen flink door. Tussen 1977 en 1995 publiceerde ze negen romans en was ze daarnaast zeer actief als recensent en literair jurylid.
Biografe Hermione Lee neemt de tijd om Fitzgeralds turbulente levensverhaal te vertellen. Ze laat zien hoe Fitzgerald in haar eerste romans de traumatische gebeurtenissen uit haar verleden gebruikt, om in haar latere werk (Innocence, The Blue Flower) een andere richting in te slaan en mysterieuze historische romans te gaan schrijven. Lee’s gedetailleerde analyses zijn enthousiasmerend en maken nieuwsgierig naar de boeken van Fitzgerald die je (nog) niet hebt gelezen.
Lee heeft veel boven tafel weten te krijgen, maar lang niet alles. Vreemd genoeg maakt dat deze biografie alleen maar aantrekkelijker. Het kan zijn dat er veel biografisch materiaal verloren is gegaan toen de Grace zonk, maar waarschijnlijker lijkt het dat Fitzgerald als een ware Knox haar kaarten tegen de borst hield, ook voor intimi, en waar nodig haar sporen uitwiste. Waarom bijvoorbeeld dropte ze in 1952 haar dochter van twee bij haar schoonouders en ging ze zelf, zwanger van haar derde kind, met haar zesjarige zoon maanden door Amerika en Mexico reizen? Wat deed ze daar? Niemand die het weet, ook haar biografe niet. Dat heeft wel wat. Ook na een ruim vijfhonderd pagina’s tellende biografie blijft Penelope Fitzgerald, net als haar beste romans, raadselachtig.
Hermione Lee. Penelope Fitzgerald: A Life
Chatto Windus, 528 blz., € 27,99
beeld: Penelope Fitzgerald, 2000. credits: Jillian Edelstein / Camera Press / HH