Peter heeft een spierdystrofie en beweegt zich voort in een invalidenkarretje. Zijn vriend Jaap lijdt aan het zeldzame syndroom van Ehlers-Dahnlos. Zijn bindweefsel is niet goed ontwikkeld waardoor zijn gewrichten voortdurend uit de kom schieten. Peters vrouw zou vandaag ook meespelen maar heeft zojuist een aanval van pleinvrees gehad en is dus thuis gebleven. Of Cyrus maar even acht pils wil afrekenen aan de bar. Beteuterd betaalt de jonge filmmaker de rekening en smeekt Peter en Jaap op te schieten. Het invalidenkarretje zet zich in beweging, met in het kielzog een zwerm nieuwsgierige junks en Peters hond. Het beest kan niet blaffen en produceert voortdurend een ziekelijk hoestje.
Bloodfuck is een komische reality-thriller, gebaseerd op een onnavolgbaar script. Frisch: ‘Het wemelt in de film van echte mensen met echte problemen. Ik wil vooral weten hoe een invalide zich aan- en uitkleedt of hoe een man met spierdystrofie zich redt als hij uit zijn karretje wordt gesleept. Peter en Jaap maken reacties los bij andere mensen, ze creëren gespannen situaties. Die mensen zijn veel leuker dan acteurs. Ze hebben prachtige verhalen en het kost niets, dat is ook een voordeel. Ik hoop dat er een storm van reacties komt, dat mensen erg pissig worden.’
Op de brug bij de Febo is het inmiddels een drukte van belang. Een heroïnehoer protesteert tegen het lange wachten. Twee gabbers lopen de boel te sarren; het blijkt dat Cyrus ze eerder in de week op straat was tegengekomen en ze had uitgenodigd om mee te spelen. De Tunesische pornoster met aids is niet komen opdagen. De crimineel wiens been eerder dit jaar tijdens een afrekening met kogels werd doorzeefd, is er gelukkig wel. Jaap en Peter zijn blijven steken in de Lange Niezel. Jaap hangt dronken tegen de gevel van café Corso, haalt zijn lul uit zijn broek en pist tegen het raam. ‘Pleur die tyfuslijers de gracht in’, schreeuwt een van de cafébezoekers.
Door de enorme toeloop is het verkeer inmiddels vastgelopen, niemand kan er meer langs. Dan arriveert de politie. Een bullebak van een agent vraagt wie de regisseur is. Cyrus Frisch krijgt ter plekke een filmverbod, maar is zeer tevreden met de al gedraaide scènes.
IN HET FILMBLAD Skrien schreef Frisch vorig jaar: ‘Al jaren ben ik op zoek naar een klassieker. Iedere keer weer koester ik de hoop dat een film mij genadeloos door elkaar zal schudden, dat ik heen en weer geslingerd zal worden tussen onverdraaglijke depressies en manische extase. Bent u weleens gaan hyperventileren omdat u de film niet meer aankon? Of bent u weleens flauwgevallen in de bioscoop? Nee! Na honderd jaar filmgeschiedenis is zelfs geen enkele film erin geslaagd mijn verveling anderhalf uur weg te nemen en daar ben ik woedend over. Natuurlijk heb ik jarenlang getwijfeld aan mijn eigen beoordelingsvermogen, maar nu durf ik dan toch eindelijk te concluderen dat mijn klassieker gewoon nog niet gemaakt is.’ Frisch kondigt vervolgens aan Bloodfuck te gaan maken, de film die alle andere films overbodig moet maken.
Frisch: ‘Ik heb weleens gezegd dat een goede film een film is waarbij mensen eerst massaal klaarkomen en vervolgens het merendeel een hartaanval krijgt. Ik ben absoluut geobsedeerd door seks en de dood, dat zijn de sterkste en meest intense gevoelens, samen met lust en wanhoop. Ik heb echter nog nooit een echt goede film gezien, hoogstens een goede scène. Ik kom altijd teleurgesteld de bioscoop uit. De enige Nederlandse film die ik nog wel vond meevallen was Hersenschimmen. En als ik heel eerlijk ben, vond ik Total Recall van Paul Verhoeven geweldig. Maar luister wie het zegt, ikzelf heb de saaiste film aller tijden gemaakt - Zelfbeklag. Erger dan dat bestaat er niet.
Maar Zelfbeklag was dan ook een aanklacht tegen de filmkritiek. Ik was net afgestudeerd aan de Filmacademie met een vreselijk poëtisch filmpje. Welcome ging over vrijheid en blijheid in de jaren negentig en het gevaar van aids. Op de Filmacademie werd ik bejubeld. Maar in sommige kranten kreeg ik bloedagressieve recensies. Vooral een zekere Hans Beerekamp van NRC Handelsblad schreef ontzettend negatieve dingen over mij.
Toen tijdens de Nederlandse Filmdagen van 1992 Welcome en drie andere filmpjes van mij werden genomineerd voor de Grolsch-prijs, besteedde Beerekamp een halve pagina aan mij. Hij vond het een schandaal dat ik voor een prijs was genomineerd en zijn lieveling Paul Ruven niet. Ik snapte niet waarom die man zich zo druk maakte. Vrienden van me zeiden dat ik het als vleierij moest zien, maar de kritiek van Beerekamp werkte wel degelijk op mijn geestelijke gesteldheid en ik werd steeds depressiever.’
Beerekamp schreef in het gewraakte artikel onder andere: ‘Als ik aan filmmaker Cyrus Frisch denk en zijn gevoelens, is het eerste woord dat me te binnen schiet: deerniswekkend, rebel without a cause. Wanneer je erover nadenkt waartegen hij rebelleert dan is het misschien vrijheid. Zijn werk is decadentie zonder stijl. Het is alsof iemand in zijn eigen poep zit te roeren. Het is noch geïnspireerd door cinefilie noch door andere voorbeelden, het is het opnieuw uitvinden van de film, als vorm van zelfmedelijden.’
Frisch: ‘In een talkshow tijdens die filmdagen vertelde Beerekamp dat hij een kruistocht tegen mijn werk zou beginnen en er eigenhandig voor zou zorgen dat ik nooit van mijn leven nog een film zou maken. Docenten van de academie die mijn film Welcome aanvankelijk zo prachtig vonden, begonnen terug te krabbelen. Ik moest dus actie ondernemen.’
Frisch huurde een studio, een camera, een crew en een kruisridderuitrusting en belde Beerekamp. Hij vertelde hem dat hij in zijn maag zat met die recensie en vroeg of hij naar de studio wilde komen. Beerekamp was zo vriendelijk om naar de studio te komen, maar kon zich plotseling niet meer herinneren ooit gezegd te hebben dat hij een kruistocht tegen Frisch wilde ondernemen.
Frisch: ‘Het was geweldig. Ik ben altijd verliefd op mijn acteurs als ze goed spelen en op Beerekamp werd ik dus ook verliefd. Hij staat mij in die film enorm af te kraken en ik geef hem alleen maar gelijk. Tegelijkertijd probeer ik mijzelf te verdrinken in een aquarium waarop een van zijn negatieve recensies is vastgeplakt. Dat heeft een dodelijk saaie film van zeventig minuten opgeleverd. Maar Zelfbeklag vertelt wel ontzettend veel over het incestueuze gedoe in de Nederlandse filmwereld. Uiteindelijk vond Beerekamp het een prachtige film en heb ik hem als dank een fles whisky gegeven.’
Zelfbeklag eindigde vervolgens hoog op de publiekslijst van het Rotterdams Filmfestival en Frisch won er hoofdprijzen mee op de internationale festivals van Bratislava en Dacca. Door alle aandacht wist hij geld bij elkaar te scharrelen voor nieuwe films. Frisch: ‘Toen kon ik aan echte films gaan denken, ik heb wel iets anders te melden dan een klotefilm als Zelfbeklag. Maar dank zij die film ben ik mijn frustraties kwijtgeraakt, vooral toen er artikelen verschenen waarin stond dat Beerekamp door deze film monddood was gemaakt.’
CYRUS FRISCH groeide op in de Amsterdamse Spuistraat. Zijn vader, beeldend kunstenaar Hans Frisch, lanceerde de kunststroming Clean Art: druipende, zwarte lak op panelen van wit formica. Zijn Levende Opjekten Sjoo veroorzaakte in 1968 enorme opschudding. Een van de ‘levende opjekten’ was een piramide van vijftig blote meisjes met rood-wit-blauw geschilderde borsten. De toenmalige burgemeester van Rotterdam verbood de Levende Opjekten Sjoo omdat die strijdig zou zijn met de openbare orde en de zedelijkheid.
Bijna twintig jaar later kan Hans Frisch trots zijn op zijn zoon - ook Cyrus slaagt er regelmatig in de openbare orde te verstoren. Maar in een tijd dat alle taboes allang doorbroken lijken te zijn. Frisch: ‘Ik zou niet weten wat een problematische puberteit is, ik heb nog nooit een conflict gehad met mijn ouders. Misschien dat ik juist daarom nog steeds op zoek ben naar de grenzen, in de hoop dat mensen zeggen: Dat mag je niet doen, Cyrus.’
De galerie van zijn vader bevond zich boven het HUC, een opvangcentrum voor zware drugverslaafden. Kleine Cyrus raakte bevriend met de junks en speelde met ze op straat. Frisch: ‘Sommige junks waren zo ver heen dat we op hetzelfde geestelijke niveau zaten. Er liepen totaal verloederde dichters en schilders rond die mij uitlegden dat het zo zielig was dat plantjes, grassprietjes en dieren deze keiharde wereld moesten zien te overleven zonder heroïne. Dus zetten ze hun spuit in planten. Eens kreeg een hondje dat toevallig langs liep, een spuit in het kussentje onder zijn poot. Die hond werd onmiddellijk knettergek maar overleefde het wel - er was toen nog geen aids.’
Frisch was al als kind in de weer met filmcamera’s. De zomers bracht hij met zijn ouders door in Cadaqués, een kunstenaarsdorp in het noorden van Spanje. Hij filmde alles en iedereen, vooral op het Nederlandse strandje. Frisch: ‘Wolffensperger van D66 liep daar naakt rond, net als iedereen. Hij had een gigantische pik, zo lang als een kinderarmpje. Iedereen had het daar altijd giechelend over, dus heb ik hem maar gefilmd. Dat materiaal moet ik nog ergens hebben liggen.
Mijn moeder zei eens: “Als ik zo jong als jij was, zou ik films gaan maken.” Daarom ging ik maar naar de Filmacademie. Daarvoor had ik de Vrije School gedaan. Ik maakte daar opstellen over verkrachtingen, ik was de enige die daarover durfde te schrijven. Dat werd dus al snel indrukwekkend gevonden. Ik laat maar in het midden of ik verkrachtte of verkracht werd. De leraren zeiden: Er klopt helemaal niets van de zinsopbouw en de grammatica, maar ga zo door!’
De kut van Maria was mijn eerste film op 16 millimeter, Arnon Grunberg doet er in mee. Henk Petiet, de toenmalige directeur van de Filmacademie, heeft me vanwege De kut van Maria bijna van de opleiding geschopt. Hij had alleen nog maar de poster gezien. Die stelde niets voor, een klein meisje op een toilet met haar onderbroekje op de enkels. Dat vond Petiet stuitend. Volkomen kolder, ik wist niet eens wat die poster precies voorstelde. Ik zei tegen hem dat de Filmacademie toch al zo'n truttige reputatie had en dat het goed was dat er iets gebeurde.‘
Frisch woont nu aan de Geldersekade, hartje Amsterdam. Voor zijn deur staan twee junks onverstoorbaar te chinezen. De straat is opengebroken, de ratelende drilboren maken een gesprek bijna onmogelijk. Cyrus is echter een van de weinige omwonenden die je nooit zal horen klagen, want voor hem is de buurt een permanente bron van inspiratie. Bij het raam staat steevast een camera klaar.
Aan de wand hangen lijsten van mensen die meewerken aan Bloodfuck: transseksuelen, junks met aids die bereid zijn om voor de camera te spuiten, invaliden, vrouwen die voor sekslijnen werken en seksrellen willen schoppen, een theoloog die de wereld ziet desintegreren en daarover wil vertellen, mensen die voor de camera auto’s willen vernielen, een man die een heuse vloot met oorlogsschepen heeft liggen bij de Borneokade, zichzelf de piraat noemt en over niets anders dan kinderporno praat, en een vrouw die op haar 75ste verkracht werd door een man van 65. Frisch heeft de mensen op straat aangesproken, sommigen hebben gereageerd op een advertentie. Volgens Frisch zijn het allemaal labiele mensen die hun verhaal kwijt willen.
Frisch: 'Mensen die dingen doen die ethisch bijna onverantwoord zijn, dat vind ik interessante mensen. We begrijpen elkaar direct als ik met voorstellen kom. Sommigen doen het louter uit ijdelheid. Het enige dat deze mensen bindt, is dat ze allemaal door mij gebruikt worden. Ik probeer gewoon een spannende film te maken, meer niet.
Ik introduceer de hoofdpersoon van Bloodfuck met de point of view van een pik, slenterend over de Wallen van Amsterdam. Op een gegeven moment gaat hij ergens naar binnen, wordt uitgekleed en staat dan te onderhandelen met een hoer over de prijs. Dan krijgt hij een condoom om. Het beeld wordt helemaal wazig en de kijker denkt: shit, heb ik daar nou op zitten wachten. Na enig onderhandelen mag het condoom toch af. De penetratie wordt met een camera gefilmd, een soort Vinger aan de pols. Als de camera er weer uitkomt, blijkt die hoer dood te zijn, gewurgd. Uiteindelijk blijkt de hoer te zijn vermoord door een zeer gefrustreerde filmmaker die een spannende film probeert te maken. Ik kom er weer niet onderuit zelf die rol te spelen, welke acteur kan ik dat aandoen?’
DE DAG NADAT Ajax Europees kampioen was geworden, verzamelden honderdduizend supporters zich op het Museumplein in Amsterdam. De avond ervoor was de boel kort en klein geslagen op het Leidseplein en Frisch hoopte dat er opnieuw een puinhoop zou ontstaan. Frisch: ‘Ik wilde de huldiging van Ajax gebruiken als achtergrond om de hoofdpersoon te introduceren. Dat werd dus de eerste scène van Bloodfuck. Ik liep piemelnaakt met een camera over het Museumplein, in de hoop de voetbalsupporters agressief te maken. Uiteindelijk trokken ze een ijscokar uit elkaar en gingen ze mij met stokken te lijf. Alles is onmiskenbaar echt, je kan duidelijk zien dat het niet in scène is gezet. Dat is erg spannend en bovendien kost het geen geld.
Met Bloodfuck probeer ik iets te maken dat ik zelf verachtelijk en smerig vind. Ik hoop dat mensen denken: jezus, wat een ontzettende egotripper, die vent heeft helemaal niets te melden, een typisch voorbeeld van de Nix-generatie. Ik stel me op als een ontzettende klootzak en hoop daar reacties mee los te maken. Die reacties heb ik voor de scènes nodig. Ik vind het sowieso interessant om naar een onuitstaanbaar personage te kijken.
Ik beschouw mezelf niet als een gestoorde idioot die op een belachelijke manier met film bezig is. Ik neem mezelf als filmmaker heel serieus. Ik rook niet, drink niet en leid als ik geen films maak een rustig leven. Ik ben er dus niet op uit om het predikaat van een schizofreen te krijgen. Wel ben ik blij dat ik films maak, anders zou ik misschien een gevaar voor de maatschappij zijn.
Aan het einde van Bloodfuck word ik afgeslacht door de invaliden en de junken. De moraal van het verhaal: zo'n geschifte gek als ik mag niet ongestoord zijn gang gaan.’