‘Mijn pijn is niet belangrijk wanneer ik speel, het is belangrijk dat het publiek het voelt. In therapie ben je zelf de focus, terwijl ik in het theater ook de persoon op de achterste rij wil bereiken.’ Bright Richards ontvluchtte in 1993 op 24-jarige leeftijd de burgeroorlog in zijn geboorteland Liberia. De theatermaker liet vrienden, familie en nationale bekendheid achter zich, maar zijn passie voor theater, ‘niet in de westerse zin van het woord’, nam hij mee. 25 jaar later heeft hij zijn eigen theaterproductiebedrijf, opleiding en sociaal project New Dutch Connections voor nieuwe Nederlanders. Hier ontwikkelt hij zijn theaterstukken, worden workshops gegeven en wordt er verbinding gelegd tussen het bedrijfsleven en vluchtelingen.

Vorig jaar won hij de Gieskes-Strijbis Podiumprijs met zijn theaterstuk The Bright Side of Life. In deze voorstelling vertelt hij zijn vluchtverhaal in het Nederlands, de taal die hij vooral door veel tv kijken heeft geleerd.
In Liberia was je al beroemd. Hoe was het om in Nederland opeens geen publiek meer te hebben?
‘Als je gewend bent om een publiek te hebben en bekend te zijn, dan doet zo’n verandering wel wat met je. Ik was een twintiger en vond de aandacht cool. Ik genoot, toen ik hier net was, allereerst van de vrijheid. Maar al gauw werd het pijnlijk dat ik niet meer werd gezien als iemand met talenten. Onbewust wilde ik aandacht trekken en mensen afleiden van hun eerste indruk, dus ben ik drie jaar op klompen gaan lopen.’
Je kwam hier aan, ging op klompen lopen en rolde zo het theater in?
‘Ik ben met theater doorgegaan, omdat ik ervan houd. Toen ik hier net was, had ik niets om voor wakker te worden. Ik ging niet naar werk, niet naar school. Waarvoor moest ik wakker worden? Ik ben de taal gaan leren door vooral naar quizzen te kijken. Dat was een lastige periode. Ik had net als veel vluchtelingen geen doel. Het voelde alsof ik naar een snelweg keek, alle auto’s die je snel voorbij ziet rijden. Het voelde alsof het leven aan mij voorbij ging.’
Je werkte in de fabriek, als schoonmaker en in restaurants. Hoe vond je de weg naar het theater?
‘Op een gegeven moment ging ik op zoek naar taalcursussen en hobby’s. Ik had me bij volleybal ingeschreven. Toen mij werd gevraagd wat ik precies wilde doen met mijn leven, kreeg ik een folder van de filmacademie. De mogelijkheid lag er, iemand heeft mij er alleen op moeten wijzen. Ik heb toen een scenario geschreven en werd bij de filmacademie én de toneelschool aangenomen. Na een jaar op de filmacademie ben ik naar de toneelschool gegaan. Ik miste zelf spelen te erg.’
Wat zijn de verschillen tussen Liberiaans en Nederlands theater?
‘In West-Afrika heeft toneel een rituele en spirituele dimensie. Hier is dat niet. Hier wordt alles doodgerationaliseerd. Niemand gelooft in God of goden. Politiek is een ander onderwerp waar ik het graag over heb; als je uit Afrika komt, groei je daarmee op. Daar ontkom je niet aan de politiek. Hier is dat geen onderwerp om te bespreken. In Liberia voelde toneel als noodzaak: je doet het omdat je iets wilt vertellen en veranderen. Als kind waren de kunstenaars die naar de gevangenis moesten mijn idolen. Fela Kuti, Miriam Makeba – zíj waren de stem van het volk. Toen ik hier met theater begon, was ik op zoek naar wat mijn stem is en die van de mensen.’
Heb je die stemmen gevonden?
‘Ja, en het winnen van de Gieskes-Strijbis Podiumprijs was daarvan een bevestiging. Die prijs was ook heel bijzonder omdat ik vaak twijfels hoor over of ik wel een kunstenaar ben. Dat ben ik ook misschien niet in de westerse zin van het woord. Ik wil vooral verbinding creëren met wat ik doe.
De prijs betekent dat ik hier aan het wortelen ben. Ik ben me heel bewust van het feit dat er veel jaren zijn verstreken en de samenleving in Liberia nu erg is veranderd. Daar ben ik old school. Er is geen plek meer voor mij.’
Bright Richards vertelt zijn vluchtverhaal het liefst niet alleen aan de culturele elite. In een volledig witte, ongeïnteresseerde schouwburg heeft hij geen zin. Hij probeert verbinding te leggen. ‘Vanmiddag heb ik in Rotterdam opgetreden voor Syrische gezinnen. Daar heb ik over mijn ervaring in de oorlog gepraat. Het raakte ze.
Ik moet actief op zoek naar mensen uit mijn gemeenschap die bij mij in het publiek willen zitten. Ik moet weten met wie ik communiceer. Ik vind het veel leuker om met mensen te werken die iets willen betekenen op het gebied van diversiteit dan de Nederlandse kunstsector die wel steeds zegt iets te willen doen, maar te weinig doet.’
Je speelt in het Nederlands, voel je je thuis in die taal?
‘In het Nederlands spreken is voor mij al toneelspel, omdat ik moet vertalen. Maar als ik met mijn kinderen en vriendin ben houd ik niemand achter. Op het podium communiceer ik met een buitenwereld die mij niet kent. Ik ben echter ook zelf al veel van mijn verleden vergeten, het overleven hier is al druk genoeg. Dáár maak ik me nu zorgen om. Mijn Liberiaanse ik wil ik meer tijd geven om de balans te behouden.’