Op nytimes.com lees ik dat Gilberto Rodríguez Orejuela, die samen met zijn jongere broer de multinationale cocaïne-moloch het Cali-kartel oprichtte, is overleden. In zijn cel in een Amerikaanse gevangenis. Hij werd 83.

The New York Times schrijft: ‘Meneer Rodríguez werd vaak in de Colombiaanse en internationale pers geromantiseerd als slim en iets als een gentleman, een niet geheel onjuiste afbeelding vergeleken met andere drugsbazen. Hij citeerde graag poëzie en werkte liever aan zijn legitieme ondernemingen dan aan zijn illegale drugshandel. Zijn bijnaam was el Ajedrecista”,_ “de schaker”.’

Ik keek naar de foto van Rodríguez, zag zijn ringbaardje, en dacht: o ja, natuurlijk, hij bestaat dus écht.

Fictie heeft een manier om de historische werkelijkheid op te slokken. Wanneer fictie op de geschiedenis is gebaseerd vinden we het snel gewichtiger, en dus belangrijker, en dus populairder. En omdat populaire cultuur meer kijkers trekt dan dat historische boeken lezers vinden, verspreidt de historische fictie zich sneller, en wint de verbeelding op termijn van het echte verleden.

Ergens in het vorige decennium ontdekten Netflix-medewerkers het potentieel van de geschiedenis van Colombia. Zie daar Narcos, een van de succesvolste series van de streamingdienst. De eerste seizoenen gingen over de opkomst en ondergang van Pablo Escobar, door Wagner Moura gespeeld als een man met een vriendelijk gezicht maar met dooie ogen. Escobar en zijn Medellín-gangsters droegen polo’s, hadden zwembandbierbuiken en droevige jaren-tachtigsnorren. De Cali-gangsters die hen opvolgden, zoals Rodríguez, leken daarentegen als ceo’s geboren te zijn, kwamen aanzetten in glimmende pakken en jaren-negentigringbaarden dus. The New York Times schreef: ‘In Medellín liet meneer Escobar bijvoorbeeld mensen neerschieten op een volle plaza; in Cali zou zo’n persoon simpelweg verdwijnen.’ Zelden klonk massamoord zo gedistingeerd.

Na drie seizoenen Narcos volgden drie seizoenen Narcos: Mexico, waarbij de aandacht verschoof naar de kartel-oorlog en de femicide die de grenssteden teisterden. Eigenlijk waren vooral de seizoenen over Escobar interessant – omdat Escobar, zoals Wagner Moura hem speelde, zo intrinsiek droevig was. Zet die man boven op een piramide van goud en hij zou nog steeds ongelukkig zijn. Moura kreeg er nog bijna een Golden Globe voor. Na Escobars dood veranderde de serie naar het genre dat het best aan te duiden is als schieten-tieten-helikopter. De serie voelde aan als een spijkerbroekencommercial.

En toch was Narcos waarschijnlijk de meest toonaangevende serie van de laatste tien jaar: de makers schoten in hun verhaallijnen door de jaren heen, plaatsten hun verzonnen personages tussen historische personages en echte gebeurtenissen, en monteerden tussen de scènes door talloze fragmenten uit echte interviews, journaals en tv-reportages. Het neppe en het echte zaten huiddicht op elkaar.

En die stijl is sindsdien zo’n beetje de meest gekopieerde, van big-budget-Hollywoodfilms tot hier de Nederlandse serie Dirty Lines, over de opkomst van 06-sekslijnen begin jaren negentig. Series die je met je laptop op schoot kijkt, klikkend van Wikipedia-lemma naar lemma, verbaasd over wat er allemaal echt is gebeurd.

Precies toen ik de serie af had ging ik naar Colombia. Bij toeval. Direct leverde dit de spanning op dat ik a) een man ben en dus de hele dag wil praten over wat ik net op Wikipedia heb gelezen, maar b) begreep dat een popcornserie over maatschappij ontwrichtend drugsgeweld allicht niet het gezelligste onderwerp was.

Ik dacht: laat het Nederlandse hoofd van Netflix dit niet horen

Bij het eerste literaire evenement dat ik bijwoonde kreeg ik uit de zaal meteen als eerste vraag: welke Colombianen kent u allemaal? Het was niet eens een strikvraag. We zaten in een buurtbibliotheekje, in het zaaltje zaten juffen en agenten en bejaarden. Ze waren benieuwd. Ik ben wielerliefhebber, vertelde ik. Dus ik ken Nairo Quintana.

Nairoooo! riepen een paar mensen in de zaal.

Ik dacht: ik moet niet doen of ik nog nooit van Pablo Escobar heb gehoord, dus voorzichtig liet ik de naam

Narcos

vallen…

Pabloooo! riep de hele zaal nu lachend.

De Colombiaanse schrijfster met wie ik optrad nam me mee naar een grote boekhandel. Kijk, zei ze en liet me een hele wand zien met boeken over

‘sicarios’

– de huurmoordenaars van de kartels. Het is zo’n beetje het populairste genre, vertelde ze, we hebben er dagelijks soaps over. Mensen vinden het vreselijk, maar ze zijn er gek op – hebben jullie dat genre in Nederland niet?

Waar ging haar boek over? vroeg ik. Over lesbische zombies, zei ze. Dan lopen we in Nederland twee genres achter, zei ik. En terwijl ik het zei dacht ik: laat het Nederlandse hoofd van Netflix dit niet horen, voor we het weten zitten we met Narcos: Noord-Brabant in de maag, en komen er allemaal Colombiaanse Netflix-kijkers naar ons toe om de xtc-handel te mansplainen.