Een Frans vliegtuig stort neer. Of lijkt te gaan neerstorten. De piloten zien de nachtmerrie-turbulentie letterlijk vanuit de cockpit op zich af komen: een cumulonimbus. ‘Een supercel, maar zeker geen gewone. Het is geen afzonderlijk aambeeld, dat oprijst tot in de hogere luchtlagen, maar het zijn er tientallen, het lijkt alsof ze worden opgetild door een onzichtbare hand.’ Het vliegtuig komt in een wasmachine terecht, mensen huilen, geven over, maken schietgebedjes – en die werken. Want het vliegtuig komt als een wonder erdoorheen en maakt aanstalten om te gaan landen in New York.
Wat is uw code? vraagt de luchtverkeersleiding. Air France 006, zegt de piloot. En wie is dan uw gezagvoerder? Waarop de piloot zijn naam geeft en uit zijn ooghoeken gevechtsvliegtuigen ziet opduiken.
Op internet zie ik een portretfoto van een vrouw – haar haar is een beetje plat, alsof ze een petje heeft gedragen. Ze lacht heel vrolijk, een beetje verlegen, ze heeft grijsgroene ogen, het ene net iets groter dan het andere. Er zitten kleine vlekjes op haar huid, misschien dat ze bij familie heeft gelogeerd en een beetje allergisch is voor hun wasmiddel. Ze lijkt me zonder meer een familiemens.
Daarna nog een gezicht: een man, begin veertig. Hij is ongeschoren, terugdeinzende haargrens. Goeie grijns. Hij lijkt me zo’n jongen die zijn vrienden ‘bro’ noemt, zo’n jongen die ooit rechten ging studeren maar ontdekte dat hij die boeken maar dik vond, en veel liever in de bierbrouwerij van vrienden werkte. Een hoekje van een tand is afgebroken – hij heeft vast een sterk verhaal over de wilde avond waarop dat gebeurde.
In Annie Hall zitten Woody en Annie op een bankje in een New Yorks park mensen te bekijken en bedenken bij alle mensen die voorbijlopen achtergrondverhalen. ‘Kijk, die man in het roze jasje, mister Miami Beach, hij komt net terug van de gin rummy finals, hij is derde geworden.’ Of een Italiaanse heer in pak – zeker maffia, zeggen ze. ‘Maar hij zegt tegen iedereen dat hij linnen importeert.’ En die kleine man daar – ‘de winnaar van de Truman Capote-lookalike-wedstrijd!’
De grap is, maar dat had ik pas veel later door, dat die kleine man daadwerkelijk Truman Capote wás.
Op het internet zie ik weer een ander gezicht en ik denk meteen: een arts, kan niet missen, op feestjes wil hij precies weten via welke straten je hebt gefietst – en je daarna uitleggen dat hij een snellere route weet.
Als het Air France-vliegtuig onder militaire druk landt, krijgt de piloot te horen wat er aan de hand is. Hij denkt dat het maart is, maar het is juni. En dit vliegtuig is al eens geland, drie maanden terug, met exact dezelfde piloot, exact dezelfde passagiers. Ergens in die supercel is het vliegtuig… gekloond?
Het probleem van de mensen die ik op internet bekijk is dat ze niet bestaan. Ik zie ze op thispersondoesnotexist.com. Ze zijn het product van een algoritme, dat put uit een enorme database van pasfoto’s. Gewoon omdat het kan. De gezichten zijn geen perfecte plaatjes, maar al te menselijk. Ze bestaan niet en ik word er gek van.
Er is ook een spin-off: thisartworkdoesnotexist.com. Op de afbeeldingen zie je kunstwerken, vaak kleurpatronen, kubistische werken die landschappen zouden kunnen verbeelden, een prachtig doek waarop zwarte vogels gevangen lijken in glas-in-lood. Roos van der Lint zou er zo twee bladzijdes over kunnen schrijven. Alleen bestaan dus ook deze kunstwerken niet.
Als het nieuws van het vliegtuig wereldwijd bekend wordt, zijn de passagiers hun leven niet zeker. Mensen denken dat ze een straf van God zijn, dat ze aliens zijn. Een van de passagiers, een getrainde crimineel, trekt er op uit om zijn eigen dubbelganger te vermoorden. Uiteindelijk wordt er nog een theorie naar voren geschoven: het is een glitch. Zoals bij een computer die eventjes vastloopt. De wereld waar we in leven is een simulatie, en de software die ons universum vormt haperde even. We zijn niet echt.
Het vliegtuigverhaal staat in L’anomalie (2020), waarmee Hervé Le Tellier de Prix Goncourt won en tijdens de eerste lockdown een miljoenenpubliek haalde in Frankrijk. De mensen in zijn boek zien het vliegtuig liever als een grap van God dan als een foutje van een algoritme. Het idee dat we niet echt zijn, is het meest onverdraaglijk. Boze mensen willen de passagiers dus niet vermoorden – maar deleten. Het is precies als in The Matrix, waarin een van de rebellen overloopt naar de overheersende robots. Hij wil maar één ding; weer vergeten dat de kunstmatige matrix bestaat. Hij wil weer in de zalige onwetendheid zitten en denken dat het leven echt is.
Ik las L’anomalie vorig jaar en dacht: de echte vraag is: wat is echt? Is bestaan in een softwareprogramma wel iets anders dan bestaan in een universum waarvan we niet weten hoe het bestaat en waarom, en wat er zich in godsnaam nog buiten het gehele ruimtetijd-continuüm bevindt?
Ik vond dat toen heel relativerend wijs van me, maar nu kijk ik op thispersondoesnotexist.com en het is alsof ik vuur zie branden. Het neppe is onverdraaglijk.