
Kamerbreed ontving premier Mark Rutte bijval voor de manier waarop hij optrad in de diplomatieke crisis met Turkije. Ook het electoraat vond in overgrote meerderheid dat Rutte goed handelde door de Turkse ministers die hier campagne wilden voeren voor het Turkse grondwetsreferendum van komende maand voortijdig te dwarsbomen. Het zou voor de vvd zomaar het beslissende duwtje in de richting van de ‘verkiezingswinst’ hebben kunnen betekenen.
De unanimiteit en de gretigheid waarmee de Nederlandse politiek de opstelling van de regering steunde, tekenen de oververhitting van het Turkije-debat. Natuurlijk speelde de eigen verkiezingscampagne ook een grote rol. Wilders had zijn spandoeken al klaarliggen om de zwakte van de Nederlandse regering tegenover de Turken bloot te leggen. Hij hoefde ze niet uit de kast te halen om het anti-Turkse sentiment in Nederland te voeden. ‘Wij zijn hier de baas’, kopte De Telegraaf boven een foto van een politiehond die een demonstrant in zijn been beet.
De Turkse Nederlanders die bij de aftrap van Rutte’s campagne nog lekker zelf moesten oppleuren, werden nadat de Turkse minister van Buitenlandse Zaken Çavusoglu ze ‘mijn staatsburgers’ had genoemd door Rutte zonder blikken of blozen teruggeclaimd: ‘Deze mensen zijn Nederlandse staatsburgers.’ De realiteit is echter dat de Nederlandse politiek hun, gedragen door de nativistische verkiezingswind, steeds minder het gevoel geeft Nederlands staatsburger te zijn. Een gegeven dat als het weer eens over ‘mislukte integratie’ gaat niet onbelicht kan blijven. Vanuit die optiek is het ook niet heel verrassend dat deze mensen de gevestigde politieke partijen in groten getale de rug toekeerden ten faveure van DENK.
De Turkse regering is een stuk eenduidiger in haar claims: iedereen die ons steunt is welkom. En Europa moet jullie toch niet. Door de lont in het kruitvat te steken duwde de Nederlandse regering Turkse Nederlanders die zich in geen van beide kampen thuis voelen zo naar een niemandsland. Deze mensen zitten gevangen tussen twee soorten nationalismen: dat van Erdogan waarin ze ten strijde moeten trekken tegen het onrechtvaardige, islamofobe Europa dat met twee maten meet. En dat van Wilders en consorten, waarbij het land waar ze wonen hen als ze er een onwelgevallige mening op nahouden direct de deur wijst.
Een tussenweg tussen beide uitersten bestaat haast niet. Als je als Turkse Nederlander een kritische noot wil plaatsen bij het optreden van de Nederlandse regering ben je meteen een Erdogan-fan die in de slachtofferrol kruipt. Aan de andere kant vindt kritiek op de gebrekkige integratie van de vlagzwaaiers in Rotterdam een aandachtig oor in de media. Toch zijn deze mensen hier en voelen ze zich vaak meer Turks dan Nederlands. Dat de jarenlange steun van de Nederlandse overheid aan reactionaire clubs als Milli Görüs en de Grijze Wolven hier een grote bijdrage aan heeft geleverd blijft helaas vaak onvermeld.
Het is inderdaad hypocriet dat de mensen zich in de straten van Rotterdam beroepen op democratie terwijl ze in Turkije iemand steunen die de democratie daar met rasse schreden afbreekt. Maar de Nederlandse politiek die hen eerst wegzet, dan weer toe-eigent en vervolgens als campagnemateriaal gebruikt is dat net zo zeer. Dat beide vormen van hypocrisie niet naast elkaar benadrukt kunnen worden is problematisch in een tijd waarin scheidingen langs etnische lijnen zich zienderogen verdiepen. Voor premier Rutte zou het de vraag moeten zijn of dat zijn verkiezingswinst waard was.