Uiteindelijk zal het een paar honderd miljoen waard zijn en het staat op naam van een brievenbusfirma ergens op een exotisch eiland. Wel is bekend dat het een family home wordt, als de geruchten kloppen, van een voormalige Russische senator die rijk werd in de metaalhandel. Alle ophef die erover is ontstaan in de hogere echelons van de Londense upperclass (en die zijn hoog) wordt deels ingefluisterd door het sentiment dat de grote Engelse landhuizen verloren gaan voor de Engelsen. Russen kopen ze op, Chinezen, Indiërs, het nieuwe grote geld.

Engelsen zouden het overigens nooit een ‘paleis’ noemen, of een ‘villa’ of een ‘kasteel’ – ze noemen het met een karakteristiek gevoel voor understatement gewoon een house. Het mooiste van zulke huizen is Darlington Hall, het thuis van mr. Stevens, de butler in Kazuo Ishiguro’s Booker Prize winnende The Remains of the Day (1989). Stevens beschrijft het servies, de bibliotheek, de ontvangsthal, de rookkamer, de biljartkamer, het gazon, de tuin, de oprijlaan; alles is zoals het moet zijn. En zoals het huis is, zo zijn de bewoners: gevangen in hoe het hoort. De heer des huizes, Lord Darlington, is na de Eerste Wereldoorlog zo overtuigd van zijn noblesse oblige tegenover de ‘vernederde Duitsers’ dat hij niet door heeft dat hij de fascisten in een zetel helpt, terwijl Stevens zelf zo beducht het huishouden runt dat hij de liefde van zijn leven nooit als zodanig herkent.

Darlington Hall bestaat niet, en daarmee kan het centraal staan voor een cultuur die je ooit terugvond in de landhuizen van zuidelijk Engeland, vol goede bedoelingen, maar niet in staat de veranderende tijden te weerstaan. In 2015 had in Darlington Hall al lang geen lord meer gewoond, maar was het al in handen van buitenlandse oliefamilies.

Kazuo Ishiguro, The Remains of the Day, Faber and Faber 2010, 272 blz., €11,99