Rembrandt, De Farizeeërs in de tempel, 1648. Ets en droge naald, 71 x 129 mm © Foto’s Rijksmuseum Amsterdam

Rembrandt hield ervan om etsen te maken. Ooit heb ik aan Georg Baselitz gevraagd waarom kunstenaars beginnen met prenten maken – in het bijzonder etsen, de techniek met de meest wendbare lijnbeweging. Hij, zelf ook een bezeten grafisch kunstenaar, moest het weten, leek me. Ik wilde weten wat het instinct is dat een kunstenaar tot etsen brengt. De meesten doen het niet of af en toe sporadisch. Het maken van etsen moet daarom te maken hebben met het wezenlijke in iemands karakter als kunstenaar en ook, misschien, met de eigenheid van een handschrift.

Daarover had Baselitz het ook. Iemand gaat etsen maken, zei hij, die ook van nature een verwoed tekenaar is. Dat viel mij ook in zijn atelier op, waar tientallen bladen vaak rondslingerden met daarop steeds verschillende formuleringen van een bepaalde figuur bijvoorbeeld. Hij was doende met een schilderij en maakte dan snel impulsieve tekeningen om varianten van die figuur in beweging te houden. Er zijn tekenaars, en zo was Rembrandt er ook een, die niet zozeer tekeningen maken om formuleringen vast te houden maar juist om die los te laten en te veranderen. Rembrandt tekende veel om nieuwigheden op het spoor te komen die hij eerder nog niet gezien had. Soms kwam daar iets uit voor een schilderij, vaak ook niet. Ik denk dat hij ook veel etsen zo impulsief als tekeningen maakte. Die werden dan gedrukt omdat hij tussendoor wel wilde zien hoe een tafereel eruit zou zien. Een strakke druk werkt daar pertinenter dan een tekening. Verder was Rembrandt ook een verteller. Dat was zijn karakter als kunstenaar. Om verteller te zijn moet je verhalen lezen of horen vertellen. Je moet ook met geduld om je heen kijken. Dan ontdek je nog niet opgemerkte details die de vertelling verrassend levendig maken. Die detaillering hoort bij de scherpte waarmee de etsnaald die kan neerzetten.

Daar staat Isaak, nadenkend, een blos op zijn bolle jongensgezicht

Maar terzake. Genesis 22 vertelt het verhaal van Abraham die door God op de proef wordt gesteld. ‘Roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga met hem naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die ik je wijzen zal.’ De volgende dag staan ze vroeg op: Abraham en zijn zoon, een tiener nog. Twee knechten wordt gezegd om mee te gaan, en een ezel. Ze hadden hout gehakt voor het offer. Op weg zijn ze naar ‘de plaats waarover God had gesproken. Op de derde dag zag Abraham die plaats in de verte liggen.’ Een spannend verhaal. Jullie blijven hier met de ezel, zegt Abraham. ‘Ikzelf ga met de jongen verder om daarginds neer te knielen.’ Ze gaan de berg op. Isaak moet het hout dragen. Abraham heeft het vuur en het mes bij zich. Dan staan ze even stil. En de jongen vraagt hoe het zit: ‘We hebben vuur en hout maar waar is het lam voor het offer?’

Rembrandt, Abraham en Isaac, 1645. Ets en droge naald, 157 x 130 mm © Foto’s Rijksmuseum Amsterdam

Precies die intieme episode heeft de verteller Rembrandt zich haarfijn verbeeld en in een ontroerende ets uit 1645 vastgelegd. Daar staat Isaak, nadenkend, een blos op zijn bolle jongensgezicht. Hij leunt op de bundel brandhout die hij eerder op zijn schouders had gedragen. Schriftgeleerden merken op dat Jezus zo het houten kruis naar Golgotha heeft gezeuld. Maar Rembrandt had aandacht in zijn vertelling voor die twee mensen. De vader praat in op zijn zoon. Zijn hand op zijn hart en met de andere hand gebarend. Hij weet het zeker: ‘God zal zichzelf van een offerlam voorzien, mijn jongen.’ Vooral de gebarentaal bij intieme gesprekken interesseert Rembrandt zeer: de gebaren die je observeert en dus laat zien. Wij herinneren ons nog de ets waarin een synagoge wordt verbeeld waar Farizeeërs bij de poort staan te smoezen en fluisteren: koppen dicht bijeen omdat anderen het anders horen. Dat zijn kleinigheden die bij uitstek de etser/verteller opvallen.

Het schijnt dat alleen Rembrandt ooit dat aarzelende onderweg stilstaan van Abraham en Isaak zo heeft uitgebeeld. Dat past. Het was een moment zonder drama – anders dan de vervaarlijke scène, een uur later, waarin Abraham op het punt staat de jongen te slachten maar de engel Gods op het laatst tussenbeide komt. Dat is dramatische kunst en daarover zijn de meesterwerken gemaakt. Maar een ets kon Rembrandt wel maken van dat intieme moment tussen vader en zoon. Een grote verbeelding van ontroering. De intimiteit van een zorgvuldige ets is perfect daarvoor. Een ets is als een brief bijna. Zo is die gemaakt, een weefsel van details, en zo wordt die ook gelezen.