Als een antropoloog brengt regisseur Sander Francken in zijn film de mondiale wapencultuur in kaart. Van Cambodja, Bosnië-Herzegovina, Servië en Oost-Congo tot Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten; van een van consumeerdrift gonzende wapenbeurs, via een Zuid-Europese wapenfabriek (waarvan een medewerkster de gezellige, familiale sfeer roemt) tot diep in de eindbestemming: Afrika. In de meest aangrijpende scène komen geen echte wapens voor. In een rehabilitatiekamp voor kindsoldaten in Noord-Oeganda spelen getraumatiseerde kinderen een rollenspel met houten geweren en waterbommetjes. Waar het acteerwerk ophoudt en het echte trauma begint blijft pijnlijk onduidelijk. Zo grossiert deze film in veelzeggende taferelen. Macabere beelden van loodsen gevuld met kratten wapentuig, stille getuigen van de burgeroorlog in voormalig Joegoslavië. Een onderzoeker vertelt dat in Bosnië sinds maart 2004 vijfhonderdduizend kalasjnikovs minder geteld worden – zonder dat duidelijk is waar die allemaal zijn gebleven. Uit een vluchtige blik in wat ordners blijkt dat grote hoeveelheden wapens door Amerikaanse bedrijven naar Irak zijn geëxporteerd, maar niemand weet of dat ook de werkelijke bestemming is geweest. Dit is het beeld dat Francken schetst: een complexe, schimmige wereld van wapenhandelaren, vrachtmaatschappijen en coulante douanebeambten, waar hele partijen wapentuig tussen de diverse nationale instanties en privé-ondernemingen blijken rond te zweven.
Er is vooralsnog geen wetgeving of gezaghebbend orgaan om dat te reguleren of in te dammen. Per jaar exporteert de EU voor achthonderd miljoen euro aan handvuurwapens – meer dan Noord-Amerika en Azië samen. Globalisering betekent hier dat één deal wel twintig verschillende tussenschakels op meerdere continenten kan hebben, alles volgens het credo: drijf de onderzoekers tot wanhoop.
Congo en Centraal-Afrika zijn al jarenlang gedestabiliseerd, maar zo deze film iets bewijst, is het wel dat dit geen exclusief Afrikaanse aangelegenheid is. Aan de ellende in de regio gaat een inspanning van het westerse bedrijfsleven vooraf. Zo heeft alleen al Italië tussen 1993 en 1998 voor bijna tien miljard dollar aan wapens, munitie en explosieven naar Congo geëxporteerd. Congolese rijkdom, westers neo-imperialisme en het ontbreken van politieke krachten die dit kunnen beheersen – de Britse auteur John Le Carré blijkt met zijn laatste roman verbijsterend dicht bij de werkelijkheid te komen.
Sander Francken: ‘Mensen in Oost-Congo vertelden me in februari van dit jaar over de dubbele agenda van Kabila, die als hij de verkiezingen zou hebben verloren een oorlog zou gaan voeren voor de onafhankelijkheid van Oost-Congo, waar alle natuurlijke rijkdom van Congo zit.’
Tijdens de productie van de film sprak Francken ook met generaal-majoor Patrick Cammaert, een van de twee opperbevelhebbers van de huidige VN-macht in Congo. Francken: ‘De vredesmacht – achttienduizend militairen – kost een miljard per jaar. Maar door de continue toevoer van wapens is het effect ervan beperkt. De Franse voorganger van de huidige operatie, Artemis, had hightech equipment om illegale wapeninvoer te traceren. Congolese en Nederlandse onderzoekers zeggen tegen mij: het lijkt wel opzet dat de huidige VN-troepen deze middelen níet hebben. Heel verdacht, als je denkt aan alle westerse belangen die daar illegaal gediend worden.’
Met zijn film houdt Francken een overtuigend pleidooi voor de stelling dat handvuurwapens een grotere bedreiging vormen voor de wereldvrede dan zware conventionele wapens. Francken: ‘Kleinere wapens zijn makkelijk te transporteren en te bedienen. Tegenwoordig worden ze zelfs nog lichter gemaakt door gebruik van kunststof, zodat ze ook door kinderen bediend kunnen worden. Small arms gaan vijftig tot honderd jaar mee, hebben nauwelijks onderhoud nodig en de benodigde munitie is makkelijk te krijgen. Vooral in de zwakste gebieden op aarde vallen ze in verkeerde handen.’
Of zijn film ook iets zal veranderen, weet Francken niet: ‘De verzamelde kennis van experts is in principe beschikbaar, maar wordt door niemand gelezen. Met deze film wil ik de beleidsmakers tot actie verleiden. Binnenkort organiseer ik weer een screening in Brussel. Het valt me op dat onder studenten veel interesse is voor het onderwerp; ik verwacht dat het bewustzijn over deze kwestie in de geïndustrialiseerde wereld wel zal toenemen. Op het niveau van experts, beleidsmakers en regeringsvertegenwoordigers wordt al jarenlang gerapporteerd en geconfereerd, maar de zaak zal nooit echt worden vlotgetrokken als er geen publieke discussie over komt.
Ter promotie van mijn film leek het me een aardig idee om een wapenverbranding op de Dam in Amsterdam te organiseren. Dat bleek natuurlijk ingewikkeld en politiek gevoelig, maar op zich stond men er niet afwijzend tegenover. Volgende vraag: waar zouden de benodigde wapens dan vandaan moeten komen? Door een Nederlandse regeringsvertegenwoordiger bij de VN werd me verteld dat overtollige wapens van politie en leger in Nederland naar de Hoogovens in IJmuiden gaan. Door de film heb ik nu goede contacten bij politie, leger en justitie. Uiteindelijk kwamen we bij Domeinen uit en daar werd me door een wat verontwaardigde medewerker verteld dat overtollige of verouderde wapens niet voor vernietiging zijn bestemd, maar voor doorverkoop. Kortom: precies hetzelfde principe als wat ik in Bosnië tegenkwam. Die wapens gaan een tweede leven leiden en daar is geen enkele controle op. Met de juiste vergunning en het juiste stempel kun je verhandelen wat je wilt.’
Dealing and Wheeling in Small Arms_, vanaf 4 januari. www.dealingandwheeling.com, www.controlarms.org
Een trailer van the making of kunt u bekijken via de volgende link:
Trailer_