Politici, wethouders, schooldirecties, woningcorporaties, sociaal-geografen en columnisten van diverse pluimage lijken elkaar in 2002 op één punt te hebben gevonden: allemaal willen ze een spreidingsbeleid voor allochtonen. Het uitgangspunt van de meeste voorstanders is sympathiek, namelijk het belang van de nieuwkomers. Directeur Bolijn van openbare basisschool De Bonkelaar in Almelo pleitte bijvoorbeeld enkele weken geleden voor een quotum van twintig procent allochtonen per klas zodat het Nederlands de voertaal op school blijft en allochtone leerlingen geen taalachterstand oplopen. Een nieuwe taal pik je nu eenmaal het snelst op als je door je sociale omgeving wordt gedwongen die taal te spreken.

In deze quasi-sympathieke verhalen over taalachterstand ontbreekt de keerzijde, namelijk het feit dat een deel van de basisscholen niet meer bij machte is om kinderen van welke afkomst dan ook fatsoenlijk Nederlands te leren. Over de gebreken van het onderwijzend personeel, de tekortkomingen van de gemeentelijke financiering en de excessen van de zogenaamde «vrijheid van onderwijs» is de afgelopen tijd al genoeg gezegd. In de Volkskrant van afgelopen maandag staat een hemeltergende reportage over een aantal basisscholen waar les wordt gegeven in gymzalen, woonkamers of zeecontainers. «Individuele toetsen nemen wij af op het toilet», zegt een schooldirecteur.

Onder die omstandigheden maakt het niet uit of een school «wit» of «zwart» is. De grote gemeenten constateren dan ook dat de «witte vlucht» van de jaren negentig wordt gevolgd door een «zwarte vlucht» van hoger opgeleide allochtonen die hun kinderen een goede opleiding gunnen en bereid zijn daarvoor nieuw werk te zoeken en de Randstad te verruilen voor Limburg of Groningen. De achterblijvers zijn de sociaal zwakkere allochtonen die voor hun maatschappelijk functioneren zijn aangewezen op netwerken van lotgenoten. Zodoende concentreren de problemen zich op scholen waar taalachterstand en sociale achterstand bij elkaar komen. Die los je alleen op door de positie van die scholen en de omliggende wijken te verbeteren, niet door de leerlingen in bussen naar «witte» scholen te sturen.

Het uitgangspunt van sommige politici, onder wie demissionair LPF-minister Nawijn, is een stuk minder sympathiek. Zij brengen allochtonen rechtstreeks in verband met criminaliteit, werkloosheid en andere maatschappelijke kwalen, alsof ze die van huis uit meekrijgen en er de Nederlandse samenleving mee besmetten. Nawijns voorganger Pim Fortuyn wilde allochtonen zelfs selecteren op cultuur: waar «te veel moslims bij elkaar zitten» zou de criminaliteit de pan uit rijzen.

De Rotterdamse GGD stelt in een vorige week verschenen rapport dat maatschappelijke achterstand en criminaliteit moeten worden bestreden door allochtonen te spreiden en alle allochtone ouders «opvoedingsondersteuning» te geven. «De zwakke sociale positie van veel ouders in achterstandsbuurten maakt hen tot inadequate opvoeders», aldus de onderzoekers, «zodat hun kinderen opgroeien met precies dezelfde zwakke sociaal-economische positie als hun ouders.» Het hier gesignaleerde opvoedingsprobleem is reëel, maar wederom is spreiding niet de oplossing. De meeste allochtonen willen niet op een kluitje wonen of hun kinderen naar «zwarte» scholen sturen; ze voelen zich net als autochtone Nederlanders bedreigd door hangjongeren, drugshandel en algeheel verval in hun wijken.

Helaas hebben ze geen keus, zoals we weten uit talloze overheidsrapporten. Migranten vestigen zich niet lukraak, ze maken deel uit van een netwerk dat de nieuwkomers opvangt en voorziet van informatie, woonruimte en werk. Ze concentreren zich daarom in de Randstad, met een overloop naar de provincie Flevoland. Binnen dit gebied concentreren ze zich in de vier grote steden en andere steden met meer dan honderdduizend inwoners. Hun isolement wordt alleen maar vergroot als je ze uit dat netwerk haalt voordat ze de taal meester zijn en zich in de Nederlandse samenleving kunnen weren. De «zachte dwang» die bij de spreiding zou moeten worden gehanteerd, leidt er bovendien toe dat juist de maatschappelijk geslaagde allochtonen het eerst de wijk verlaten. Als de achterblijvers dan ook nog «opvoedingsondersteuning» krijgen in een taal die ze niet begrijpen, terwijl hun kinderen die taal evenmin leren omdat ze binnenkort het ondersteunende onderwijs in hun eigen taal moeten missen, is het getto compleet. Steeds meer allochtone jongeren, de hoop voor de toekomst als het om integratie gaat, zullen zich afkeren van de Nederlandse samenleving.

Van een handelsreiziger in gemeenplaatsen als Nawijn kun je zulke kortzichtige opvattingen verwachten. Zijn politieke tegenvoeter Jan Marijnissen zou beter moeten weten, in plaats van zich bien étonné te tonen over Nawijns bijval. Het is waar: de SP was er het eerst bij, in 1983, toen de partij de veelbesproken brochure Gastarbeid en kapitaal uitbracht. Daarin werd voorgesteld om migranten voor de keuze te stellen: of volbloed Nederlander worden, of teruggaan naar het land van herkomst met medeneming van de in Nederland betaalde premies en belastingen, een wel heel drastische vorm van spreiding die niet veel later ook door Hans Janmaat en consorten werd gepropageerd.

De brochure bevat echter een sleutelpassage die nog altijd actueel is. Dat is de passage waarin wordt gesteld dat veel van de huidige migratieproblemen zijn veroorzaakt door de «kapitaalhonger» van Nederlandse bedrijven. Niet de slachtoffers van die problemen moeten worden aangepakt, maar de problemen zelf. Mensen op grond van hun afkomst tot verhuizing dwingen is uit den boze. De discussies over criteria, de protesten, de beroepsprocedures en de gedwongen huisuitzettingen kunnen het Nederlandse integratiedebat voor tientallen jaren verzieken.

Ook de komende verkiezingsstrijd zal in het teken staan van allochtonen in al hun publicitaire schijngestalten zoals «veiligheid en criminaliteit», «nationale identiteit», «normen en waarden». Als Marijnissen werkelijk afstand wil nemen van ex-kameraad Stalin, die deportatie als oplossing voor alle problemen aanprees, dan is dit het aangewezen moment.