Het gezamenlijke werk van beeldend kunstenaar Marc Mulders en Claudy Jongstra, Mapping out Paradise, is van een ongekende schoonheid en diepgang. Het project staat in de traditie van het vroeg-middeleeuwse Commentaar op de Apocalyps van de monnik Beatus uit het klooster Liébana, noordwest-Spanje, samengesteld tussen 776 en 786. Zijn geïllustreerde commentaar op de Openbaring van Johannes is inspiratiebron geweest voor tal van kunstenaars. In het Commentaar is ook een wereldkaart – de Mappa Mundi – opgenomen. Deze geeft een beeld van de toenmalig beperkt bekende wereld, maar is vooral een weergave van het na de zondeval onbereikbare paradijs, geplaatst in het oostelijk deel van Azië. In het centrum ervan staat de levensboom en daarnaast een fontein waaruit de vier wereldrivieren ontspringen: Pison, Ganges, Tigris en Eufraat.
Mulders (1958) verbeeldt het paradijs en de rivieren door vier stromen van gebrandschilderd en gebroken glas te plaatsen op scherpe en puntig afgesneden opaalglazen platen, die van onderaf worden belicht. Door de zondeval zijn de stromen reeds bij de bron vergiftigd. Je kijkt neer op een overweldigende hoeveelheid afbeeldingen van verdoemenis: de pietà, martelingen, vlees, lust, decadentie, bloed, bomaanslagen, 9/11, Bush, David Beckham als gekruisigde en een stenen monstertje op de kathedraal van Den Bosch – een stroom aan informatie over de ‘lage’ wereld. Daarin zijn elf bijbelse dieren verwerkt, zoals de slang, de Sint-Jansvogel en het monster Leviathan. Het werk van Mulders borduurt voort op de thematiek van de door hem ontworpen glas-in-loodramen in het trappenhuis van het Museum Catharijneconvent in Utrecht (Apocalypse), en in het voorportaal van de Sint-Jan in Den Bosch (Het Laatste Oordeel). Ook daar heeft hij gebruik gemaakt van de ambachtelijke collagetechniek en emailverf binnen het glas-in-lood, soms met dezelfde illustraties uit de actualiteit als in Mapping out Paradise.
De gesel van het kwaad is tevens een voorbode van de verlossing, zoals die in de Openbaring wordt aangekondigd. Dat is met name de inbreng van Claudy Jongstra (1967), de ontwerpster van vilten ‘doeken’ en (wand)tapijten, uiterst tactiele, kleurrijke, open en bijna levende kunstwerken. Zij verwijst met haar werk niet naar de kunst- en cultuurgeschiedenis, maar ‘slechts’ naar de schoonheid en zuiverheid van het materiaal zelf. Jongstra doet dat in Mapping out Paradise door het vilt, abstract en organisch, in drie warme, natuurlijke kleuren – wit, rood en paars – op te hangen als losse draperieën, die het gebroken glas raken en de glazen platen omsluiten en ontsluiten. Soms is het vilt gesloten, vol, dan weer open en transparant. Je loopt naar ‘binnen’ en naar ‘buiten’, alsof je een overweldigende kathedraal betreedt. Je kijkt naar boven, naar de hoop, het licht, en naar beneden en ziet steeds weer de afschrikwekkende details in de gebrandschilderde platen.
Het gaat Mulders en Jongstra om het weergeven en ervaren van de strijd tussen goed en kwaad, tussen leven en dood, waar uiteindelijk het positieve uit voortkomt. Zij willen de grote verhalen vertellen, de symboliek in beeld en taal laten klinken en de positieve boodschap uitschreeuwen. Daar zit tegelijk de zwakte van het werk: het is te veel. We krijgen de middeleeuwse geloofsijver, verdoemenis en aangekondigde verlossing vól over ons heen. Hoe prachtig al die verhalen, de mythes, die voorbeeldige klassieke thema’s, de scènes van passie, de weergave van de diepte van de hemel en de hel ook zijn, uiteindelijk is de religiositeit van Mulders geforceerd. De kerkklokken luiden, de dominee heeft héél mooi gesproken.

Marc Mulders en Claudy Jongstra, Mapping out Paradise. Museum De Pont, Tilburg, t/m 16 november