Konrad Adenauer zei al: «Achter Maagdenburg begint de Siberische steppe.» Daar woon ik, in een buitenwijk van Wladiwostok, al heet de stad Berlijn. Om in de beschaving terecht te komen, moest ik vroeger dus de andere kant op rijden, richting het Westen. Urenlang duurde die reis door eenzame, mismaakte en grove dennenbossen. Maagdenburg bood geen troost. En in het grijze Hannover zou bij nader inzien zelfs de levenslustige Heinz spring-in-het-veld zelfmoord een aantrekkelijke oplossing kunnen vinden. Maar de op het Westen georiënteerde Duitser vond dit toch een zaligmakende snelweg naar het geluk.
Eenmaal Oldenburg gepasseerd, waren de vreselijke oerwouden al geschiedenis. Vlak bij de Oost-Friese stad Leer zag je de eerste ophaalbrug en gapende koeien de Oost-Friese autochtonen noemen deze beesten «schwarz-buntes Niederungsvieh» die met hun uiers voor hun overweldigende melkproductie door het natgroene gras sloften. Ook daar verscholen de mensen zich niettemin achter hun kleine ramen. De sfeer van Frau Antje liet nog op zich wachten.
Daarna doemde dan toch het hevig verlangde op: Nederland, een land vol kleine huizen met grote ramen zonder gordijnen, een land waar lachende en beleefde gezichten de kaaswielen langs gelijkmatige bonsaiboompjes rolden. Bescheiden knabbelden ze er aan één koekje bij de koffie en leken hun gast ook nog eens bemoedigend toe te knikken als die een joint in hun niet-rokerskamertje wilden ontsteken. Zelfs de koeien schepten hier niet met hun uiers op. Zelfs de snelwegen werden hier door ophaalbruggen onderbroken. Hoe progressief, dacht ik als ik nog maar een paar kilometer in Nederland was.
Is er iets mooiers op aarde dan in zon gidsland te wonen? vroeg een kaalhoofdige hoogleraar sociologie zich af. In de zomer van 2001 betrad hij, Pim Fortuyn, het politieke toneel om te zeggen wat iedereen dacht. Wij zijn een perfecte samenleving, wij zijn tolerant. Andere landen hebben last van haatdragende tronies, die nationalisme prediken dat anderen uitsluit. Wij Nederlanders daarentegen tonen aan hoe positief nationalisme kan zijn. «Want in welk land kan een politicus van zon grote beweging als de mijne openbaar homoseksueel zijn? En dat willen we ook effe zo houden», besloot de professor.
«Onze Pim» maakte zich op voor de lange tocht naar Den Haag met een grote rugzak vol oplossingen. Want in de regeringsgebouwen aldaar zou een kaste politici heersen zonder op de behoeften van Jan Modaal te letten. In plaats van de grenzen dicht te gooien, stapelden de nieuwe regenten steeds maar weer nieuwe lasten op. Deze linkse kerk hield van autootje pesten en beschouwde politieke correctheid als hoogste waarde.
En toen, op 6 mei 2002, werd Fortuyn vermoord door iemand die alleen een vlieg geen kwaad wilde doen. Ik hoorde het in de Siberische steppe, in Berlijn. De volgende dag reed ik naar Nederland, meteen door naar Rotterdam. Ik zag een ander land, een land dat niet werd gedomineerd door nuchtere burgers maar werd bevolkt door verontwaardigde gezichten. In Duitsland zou ik me daarover niet hebben verbaasd. Eenmaal in het Westen werd binnen één dag ook mijn ideaalbeeld van de Hollanders ondermijnd.
Wie sindsdien de Duits-Nederlandse grens passeert, moet eerst afscheid nemen van die stereotypen van weleer. Als ze ooit al een korreltje waarheid hebben bevat, dan is het daarmee sinds de opkomst en de moord op Fortuyn voorbij. Blowen was sowieso al langer het domein van louter toeristen. Zelfs Jan, een kennis van mij uit Leiden, die voor 6 mei 2002 naar fel debat smachtte, is van mening veranderd. Vóór Fortuyn sprak hij gekscherend over de zin van een nieuwe bezetting door de Duitsers. «Dan worden hier weer discussies gevoerd.» Nu zouden dergelijke typisch Duitse debatten niets meer toevoegen. Hem zou het zelfs niet veel kunnen schelen als het nieuwe Nederland door een kernbom van de kaart zou worden geveegd. Want het paradijs van de hasjhazen en de rechtelozen van de halve wereld is afgebrand.