Een moeder rijdt met haar auto door haar stad. Later maakt haar dochter dezelfde rit, door dezelfde stad. Ze ziet dezelfde straten, dezelfde brug, dezelfde brede rivier die er onderdoor stroomt. Gevat in één film lijken de twee autoritten elkaar te overlappen, zelfs al zit er een uur tussen. Feitelijk verstrijkt er een heel schooljaar, maar gevoelsmatig sluiten de twee momenten perfect op elkaar aan. Het is niet alleen de tijd die overlapt, ook rollen raken met elkaar verstrikt. De identiteit van de moeder sluit voor heel even aan op die van de dochter. Welke andere kunstvorm plooit de werkelijkheid zo radicaal? Welke andere kunstvorm maakt het ongrijpbare zo concreet? Welke andere kunstvorm maakt de manier waarop gedachten en herinneringen werken zo visueel dat het bijna tastbaar is?

2018 was het jaar waarin verstandhoudingen tussen personages werden verbeeld door een wandeling rond een monument (Call Me by Your Name, Luca Guadagnino), het verwisselen van de kleuren zwart en wit (Western, Valeska Grisebach) en achtereenvolgende autoritten van moeder en dochter (Lady Bird, Greta Gerwig). Het was het jaar waarin geesten gestalte kregen, opgeroepen door een koortsdroom (Phantom Thread, Paul Thomas Anderson), in de vorm van een mythische crimineel (Zama, Lucrecia Martel) en als gevolg van verwisselde identiteiten (Transit, Christian Petzold). Het was het jaar waarin de tijd zich onverbiddelijk oprekte tot een eindeloos wachten (Zama), rondging in een cirkel (Road to Nowhere van Talking Heads sloot Transit op toepasselijke wijze af) en ineenschoof (Hereditary, Ari Aster).

Van de films die ik tot de mooiste van 2018 reken, spelen sommige opzichtig met tijd, terwijl andere op meer subtiele wijze getuigen van een vertelvernuft dat heel specifiek filmisch is. Ze schetsen, suggereren. Ze verstoppen het verhaal in een enkele blik of in een enkel woord. Ze vermijden uitleg en al te letterlijke symboliek. Ze vullen de details van het verhaal gaandeweg in, voorrang gevend aan de beleving van de personages; aan hun verstandhoudingen onderling (Shoplifters van Hirokazu Kore-eda), aan hun trauma’s (You Were Never Really Here van Lynne Ramsay) of aan hun gevoelsleven (Plaire, aimer et courir vite van Christophe Honoré). En omdat je het eigenlijk niet meer over film kunt hebben zonder het ook over televisie te hebben: het eerste seizoen van de HBO-serie Sharp Objects werd verbeeld als een broeierige nachtmerrie waarin heden en verleden, realiteit en verbeelding samenvielen. Waarin hetzelfde beschadigde meisje in steeds weer een nieuwe gedaante opdook.

2018 was ook het jaar waarin Nicolas Roeg op negentigjarige leeftijd overleed, de Britse filmmaker die het vak als geen ander in de vingers had. Zijn films, waarvan Don’t Look Now (1973) de bekendste is, zijn uitgesproken intuïtief, alsof hij ze met blote handen in elkaar zette, wroetend in zijn materiaal, improviserend as he went along. Hij schaarde verschillende beelden bij elkaar, legde nadruk op details, herhaalde beeldmotieven, en liet het daarbij altijd aan de kijker om te bepalen wat het gewicht van die beelden was, en hoe al die verschillende elementen in elkaar zouden moeten passen. Het onderbewuste werd daarmee niet alleen het thema van veel van zijn films maar ook het materiaal waarmee hij werkte: hij prikkelde niet per se hoofd of hart, maar appelleerde aan dat waarmee we het ongrijpbare registreren. Het onverklaarbare, het abstracte. Dat wat zich nooit helemaal scherp zal aftekenen.

De mooiste films van 2018 waren de films die precies dát deden.


Sharp Objects is nu te zien op HBO (via Ziggo). Shoplifters draait nog in de bioscoop