
Al een tijdje lees ik iedere avond voor het slapen gaan over getatoeëerde lichamen. Niet dat ik daar zo gek op ben, maar op de een of andere manier ontspant het me, die nauwgezette beschrijving van rode dan wel zwarte swastika’s die een bepaald soort mannen in het zuiden van de Verenigde Staten op de buikstreek laat inkerven. Tatoeages die er dan weer uitgeschept worden door de patholoog-anatoom die erachter moet zien te komen wie wie wanneer om het leven heeft gebracht. Het is natuurlijk te danken aan Karin Slaughter dat ik me hiermee in slaap laat sussen. Vroeger had ik genoeg aan de psychologische softe thrillers van Barbara Vine, het alter ego van Ruth Rendell – al was A Sight for Sore Eyes toch ook wel behoorlijk sinister – maar inmiddels heb ik zwaarder spul nodig: Slaughter – what’s in a name – dus, of Mo Hayder – Vogelman, getverdemme zeg, wat een eng boek – en soms neem ik genoegen met de emoporno van Douglas Kennedy. Het zijn de enige boeken die zich in horizontale toestand, zonder dat eeuwige potlood bij de hand, laten lezen. Goed genoeg om niet het idee te hebben dat je je tijd verdoet, sterker nog: goed genoeg om te kunnen genieten van degelijk vakmanschap, maar zo ver verwijderd van de dagelijkse rangorde in het bestaan, en zozeer een beroep doend op het oerverlangen te weten hoe het afloopt, dat je je ook als beroepslezer een beetje kunt laten meevoeren.
Wanneer is lezen werken geworden?
Wat was het laatste boek dat ik zomaar las, gewoon omdat ik er zin in had?
Wat was het laatste boek dat ik uit pure zwelgzucht wel een keer of tien las?
Ik weet het, ook een glas chocolademelk zal nooit meer zo’n uitwerking op me hebben als toen ik tien was, maar soms vraag ik me af wat ik heb verloren door van wat mijn grootste plezier was mijn werk te maken.
De vraag stellen is meteen ook al weer je ervoor schamen. Ja, ik had in de kippenslachterij moeten gaan werken om ’s avonds nog volop te kunnen genieten van Dante’s Divina Commedia. Maar toch… Als lezen geen vrijblijvende bezigheid meer is, wat doe je dan als je je wilt vertreden?
‘Films kijken’, zegt de ene collega-criticus.
‘Ik wandel hele einden’, zegt de andere.
En nog een andere: ‘Ik lees sowieso steeds minder.’
Lezen is een opdracht geworden. Voor mij geldt vooral dat ik, als gezegd, ter ontspanning zoek naar boeken die me in zekere zin onverschillig laten. Op vakantie daarentegen gaat een forse stapel boeken mee waarmee weliswaar niet onmiddellijk iets ‘moet’, maar die wel stuk voor stuk deel uitmaken van een ongeschreven, vaag en toch dwingend plan.
Is dat erg?
Ach, nou ja. Nee natuurlijk.
Erg zou het pas zijn als je een vervelende zeikerd wordt en je chagrijn niet meer een beetje aardig op papier weet te vertalen. Of als je, ondanks dat dwangmatige plan, het vermogen niet meer hebt verrast te kunnen worden. De kunst is toch om andere lezers deelachtig te maken van je immer – als het goed is – zich scherpend oordeel. De jaarwisseling is bij uitstek het moment om de balans op te maken. Voor ons, profi maar desondanks hartstochtelijke lezers, kost het uiteindelijk weinig moeite aan te geven welke boeken tot de beste en de mooiste van het jaar behoren. Dat is de prijs in positieve zin van het veel-moeten-lezen-uit-hoofde-van-je-professie.
Zie de volgende bladzijden. Karin Slaughters Onaantastbaar komt er niet op voor. En dat terwijl het een razend spannend boek is. Waarin je zelfs als je er maar lang genoeg in leest allerlei diepzinnigheden ontdekt. Mooie wise-cracks, ruwe dialogen, verrassende perspectiefwisselingen… Help. Waar is mijn potloodje?
