Een kopje thee met een biscuitje. Daarmee zaten tot diep in de jaren zeventig de moeders te wachten tot hun kinderen uit school kwamen gerend. Er mocht best een flinke schep suiker in de thee – want obesitas bestond nog niet – en het koekje was een bescheiden knappertje, een mariakaakje, of een langwerpig beschuitje met suiker en kaneel.

Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken verlangt terug naar dit opvoedbeeld van voor de anti-autoritaire revolutie. ‘Ouders moeten weer gaan opvoeden’, stelde hij twee weken geleden. ‘Ze moeten weer normen en waarden bijbrengen.’ Dit naar aanleiding van een rapport over geweld tegen overheidsdienaren, zoals brandweermannen, ambulancepersoneel en ambtenaren van de sociale dienst. Maatschappelijk geweld, zo zei hij, is niet door strengere wetten en regels te stuiten. Het probleem moet bij de bron worden aangepakt: de te lakse opvoeding door veel ouders.

Met dit pleidooi schaart hij zich in een eindeloze rij van filosofen, politici en zondagsdichters die zich beklagen over de jongeren en de ouders die hen opvoeden. De oude Grieken, vader Cats, de regenten in de jaren zestig en, in de laatste decennia, politici als Van Agt (‘ethisch en geestelijk reveil’), Enneüs Heerma (‘het gezin als bakermat van goed burgerschap’) en Balken­ende (‘herstel van waarden en normen’) – ze beklaagden zich allen over de vervlakking van normen en waarden.

Twee jaar geleden was het nog minister Van Bijsterveldt van Onderwijs die ouders terechtwees over hun geringe betrokkenheid bij het onderwijs van hun kinderen. Geheel ten onrechte, blijkt nu uit een recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. ‘Bijna alle ouders praten thuis met hun kind over hoe het gaat op school, en de frequentie waarin dit gebeurt is hoog’, concludeert het scp in een begin dit jaar verschenen SCP-Factsheet. Nog geen vijf procent van de ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd laat bij elke ouderavond verstek gaan.

Waar komt al dat gemopper dan toch vandaan? Onderzoekers van de Universiteit van Alberta hebben het eeuwenlange gezeur van de oudere generaties onderzocht en komen tot de conclusie dat de klagers een te positief beeld hebben van hun eigen jeugd. Vooral de goede gebeurtenissen en de eigen successen zijn in het actieve geheugen opgeslagen. Vervelende gebeurtenissen en ook bijvoorbeeld lange perioden van inactiviteit zijn naar de achtergrond verdrongen. Ook Plasterk kijkt met een te roze bril naar zijn eigen jonge jaren. De moeders met hun thee en kaakjes hadden er na een kwartiertje genoeg van. ‘Hup, buiten spelen, jij!’ was meestal het credo. Want er moest altijd nog wel wat schoongemaakt worden. Rust, reinheid en regelmaat waren het hoogste goed en tot een uur of half zes diende je als kind je gezicht niet te vertonen.

De vaders uit die tijd vervulden vooral de rol van afwezige autoriteit. Weinig thuis – want nieuwigheden als wasmachine en tv moesten met overwerk betaald worden – en indien aanwezig vooral met borrel en sigaret achter de krant. Waarvandaan soms een bars ‘Luister naar je moeder’ klonk. Of: ‘Vrouw doe er wat aan!’ Nee, echte aandacht, laat staan een luisterend oor, was er bij moeder en vader niet te vinden.

Een enorm verschil met de huidige ouders. De rust, reinheid en regelmaat zijn misschien door het werkende leven wat in het gedrang gekomen, maar nog maar weinig kinderen zullen zich beklagen over te weinig ouderlijke aandacht.

Neem bijvoorbeeld de vaders, die kunnen na werktijd echt aan de slag: luiers verschonen, kleuren, spelletjes spelen, voorlezen, het slaapritueel. En op latere leeftijd: overhoren, citotesten oefenen, werkstukken verbeteren en hun kind ophalen bij schoolfeesten. Het is niet voor niets dat de verkoopcijfers van zowel jonge jenever als kranten en mannenbladen al twintig jaar een dalende trend laten zien. Vaders zijn nauwelijks minder gaan werken, maar de tijd die ze aan hun kinderen besteden is tussen 1975 en 1995 verdubbeld, van 2,5 naar ruim vijf uur in de week. Tijd voor zichzelf is voor jonge mannen een schaars goed geworden.

En de moeders? Die zijn in dezelfde tijdspanne bijna allemaal (parttime) gaan werken en desondanks is ook bij hen de kinderzorg toegenomen van ruim zeven naar twaalf uur in de week. Toch nog dubbel zo veel als de mannen.

Waarom gaan moeders en ook vaders zo op de lip van hun kind zitten? Verschillende onderzoeken geven daarover een eenduidig antwoord: ouders voelen zich in hoge mate verantwoordelijk voor het geluk van hun kind. Dus moet er een rijk sociaal leven met veel vriendjes en vriendinnetjes georganiseerd worden. Ook dient zowel de sportieve als de creatieve ontwikkeling ter hand genomen te worden, want school doet dat al lang niet meer.

Ouders zijn de manager van het project kind, of ook wel de chauffeur van de achterbank­generatie. Toch is het te gemakkelijk om het karikaturale beeld te schetsen van Sam en Daan die door een gestreste ouder op woensdag­middag van hockey naar dwarsfluit gereden worden. De behoefte aan echt contact, een goed gesprek, is groot. Cursussen en boeken waarmee ouders gespreksvoering met jonge kinderen leren, kunnen zich in grote belangstelling verheugen. Daar waar vroeger het afdrogen een mooi moment was om zaken ter sprake te brengen, is nu de vertrouwdheid van de auto de aangewezen plek om tussen neus en lippen door naar het wel en wee te informeren.

Er zijn zeker vraagtekens te zetten bij de huidige manier van opvoeden en de overvloed van ouderlijke aandacht. Zo voerde het tijdschrift J/M voor ouders vorig jaar de coverkreet ‘Ouders, relax een beetje’. Maar als je naar de cijfers kijkt, kun je niet anders dan constateren dat de resultaten geweldig zijn: de Nederlandse jeugd is bijvoorbeeld de gelukkigste van Europa, de Verenigde Staten en Canada, volgens de studie Health Behaviour in School-aged Children van de Wereldgezondheidsorganisatie. Van de meisjes is 92 procent heel tevreden met hun leven, van de jongens maar liefst 97 procent.

We hebben ook een steeds hoger opgeleide jeugd. Ging lange tijd zestig procent van de middelbare scholieren naar het vmbo en slechts veertig procent naar havo of hoger, nu is die verhouding vijftig/vijftig. En de jeugdcriminaliteit – de normen en waarden van Plasterk – laat de laatste tien jaar een dalende trend zien. De misdaden worden ook minder ernstig, constateren wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam. ‘De algemene trend hierbij lijkt vooral die van zwaardere naar lichtere handelingen’, constateren ze. Ze ontvouwen zelfs de ‘kattenkwaadtheorie’: politie en justitie zijn eerder en vaker gaan optreden tegen gedragingen die voorheen niet werden gekwalificeerd als jeugdcriminaliteit. De tolerantie tegenover jongeren is dus wel afgenomen.

Groot succes is ook dat kinderen steeds later voor het eerst alcohol drinken. Nieuwe ontdekkingen over de invloed van alcohol op de groei van puberhersenen en een succesvolle overheidscampagne hebben ervoor gezorgd dat een groot deel van de ouders de grens bij zestien jaar legt. Een mentaliteitsverandering die tot voor kort voor onmogelijk werd gehouden. Sinds 2001 heeft de alcoholconsumptie onder Nederlandse jongeren een dalende lijn ingezet. Behoorden ze toen tot de grote innemers van Europa, nu tot de nuchtersten. ‘Je mag dan rustig constateren dat Nederlandse ouders het goed doen’, zegt onderzoeker Wilma Vollebergh van de Universiteit Utrecht.

Maar waar komt de opmerking van Plasterk dan vandaan? Allereerst moet je constateren dat de wetenschapper Plasterk zich heeft ontwikkeld tot een incidentenpoliticus. En incidenten zijn er natuurlijk net als vroeger altijd. Of het nu gaat om een Project X-feest in Haren of om het in elkaar trappen van een voorbijganger in Eindhoven, de moderne media zorgen voor een enorme uitvergroting van de incidenten. De beruchte kermisvechtpartijen waren vroeger net zo erg, alleen bleef de verontwaardiging beperkt tot het dorp waar de knokpartij had plaatsgevonden.

Incidenten vertekenen ook de werkelijkheid. Neem bijvoorbeeld het comazuipen. Per jaar belanden er 750 kinderen met vergiftigings­verschijnselen op de eerste hulp. Vreselijk natuurlijk voor de betrokken ouders en kinderen, maar vergeleken met de honderdduizenden jongeren die in de weekends de uitgaanscentra bevolken, is het een zeer kleine groep

En er zijn natuurlijk best opvoedproblemen te detecteren en groepen ouders die het minder goed doen. Opvallend is dat die zich vaak aan de uitersten van het sociale spectrum bevinden. Aan de ene kant de prinsjes en prinsesjes van de welgestelde, hoogopgeleide elite die geen enkele grens of geen enkel gebod meer accepteren, aan de andere kant de hangjongeren uit de ‘krachtwijken’ met ouders die de benodigde basisvaardigheden voor een goede opvoeding vrijwel ontberen. Maar ook dit zijn maar relatief kleine groepen.

Het waren echter juist de betrokken, hard hun best doende ouders die als een wesp gestoken op de opmerkingen van Plasterk reageerden. Want uit de macro-cijfers mag dan wel naar voren komen dat de Nederlandse ouders het geweldig doen, individueel heerst er grote twijfel. En juist dan zit je er niet op te wachten dat een onbetrouwbare overheid – die door bezuinigingen nauwelijks nog enige steun biedt – je ook nog eens terechtwijst.

De huidige chaotische maatschappij zorgt voor grote onzekerheid. Wanneer moet je streng zijn, wanneer moet je juist loslaten? Ouders worstelen met het stellen van grenzen. Niet vanwege een grenzeloos anti-autoritair opvoedideaal dat, mocht het ooit bestaan hebben, al lang passé is. Kinderen hebben liefde, aandacht én grenzen nodig, daarover heerst consensus. Want grenzen bieden ook de noodzakelijke veiligheid. Maar waar leg je de grens in de praktijk van alledag?

Ontwikkelingspsycholoog en systeem­therapeut Steven Pont, auteur van het onlangs verschenen Sociaal? Vaardig ziet dat geworstel met die grenzen als een onvermijdbare ­consequentie van juist het betrokken ouderschap. We trekken zoveel met onze kinderen op dat we zeker op latere leeftijd maatjes en vrienden van ze worden. Vanuit die positie is het lastig om opeens afstand te nemen en de rol van ­autoriteit op je nemen. Lastig, maar niet onmogelijk.

Opvoeden is net als leren lopen: het gaat met vallen en opstaan.

Evert de Vos is vader van twee kinderen (17 en 14 jaar), journalist en hoofdredacteur van J/M voor ouders