
Kort geleden kwam Nick Serota (nu nog in Tate) op bezoek om mijn tentoonstelling Opwinding te bekijken. Het was een weemoedige rondgang. In ons werk waren we de kunst waar we nu doorheen liepen vaker tegengekomen. Het was ook een terugzien van dingen. Dat gaat niet zonder herinneringen. We hebben het geluk gehad, zei Nick, dat we gewerkt hebben in een geweldige tijd. Natuurlijk was dat zo. Op een zomeravond in 1975 zaten wij in Oxford samen in de tuin van een restaurant aan de rivier. Hij was net de directeur geworden van het kleine museum van moderne kunst daar. Ik was inmiddels een paar maanden bezig in het Van Abbemuseum. Er waren nog niet zo veel musea voor eigentijdse kunst toen – maar die er waren, vonden elkaar op een of andere manier. Wij moesten elkaar dringend spreken. Er werd in de kunst allerlei opwindends gemaakt. Voor ons was dat vooral wat gaande was in de conceptuele kunst en in minimal art. Wij vonden dat de heldere precisie en ook de strengheid daarin het beste was wat de kunst sinds lange tijd was overkomen. Dat moest voor onze musea, nu wij daar waren, artistiek het programma worden. Die avond werd besloten dat we samen een tentoonstelling gingen maken (met catalogus) van de grijze schilderijen van Alan Charlton. Dat gebeurde begin 1976, toen Alan 28 jaar was.
En nog steeds, toen we het er laatst over hadden, is die handgemaakte kunst opwindend. Maar wat nu met die ludieke dingen van Jean Tinguely. Ze ratelen en piepen en de onderdelen draaien en zwaaien. Ze waren in 1961 in het Stedelijk te zien op de legendarische tentoonstelling Bewogen beweging. Als heel jonge student heb ik die toen gezien of meebeleefd, dat was het meer. We zagen er toen van alles omheen ook nog: pop-art natuurlijk, Zero en nouveaux realistes waarbij Tinguely betrokken was. Natuurlijk waren zijn kinetische knutselarijen, omdat ze zo frappant bewogen, van alles toen het meest spectaculair als verschijning.

De tentoonstelling van Tinguely nu in het Stedelijk bevestigt dat. Tegelijkertijd geeft die ook een ruim beeld van de tijd toen. Dat betekent dat de echte werken van Tinguely (waarvan het knarsende geluid nog hetzelfde is) worden vertoond te midden van een overdadige stroom informatief materiaal. Het spektakel van dat bewegen is natuurlijk fotografisch en filmisch vastgelegd. Dat wordt allemaal vertoond en zo uitputtend toegelicht als maar kan. De tentoonstelling is goed gemaakt, met alle moderne middelen en inzichten. Door de vloed van circumstantial evidence is echter maar met moeite nog te zien met welk ontroerend gefrutsel een bibberend ding als Gismo in elkaar is gezet en hoe krakkemikkig het werkte. Ik herinner me nog (van voor de tijd van digitale beeldschermen) dat je naar Gismo keek als naar een poppenkast waarin een sprookje te zien was. Het werk pruttelde een beetje. Je probeerde het verloop van de bewegingen te volgen. Die gingen soms synchroon en ook dwars door elkaar heen. Het ding was een mechanische constructie en wat primitief – dat was geloof ik het artistieke. Op een gegeven moment begonnen je herhalingen van beweging op te vallen. Een later werk als Char is steviger in vorm en constructie. Eigenlijk is het een echte sculptuur die dan ook zwaar en statig beweegt.
Het was een mooie ludieke tijd, geloof ik. Er was veel te zien en er werd veel losgemaakt – maar veel bleef ook in experimenten hangen. In wezen is het bewegingspatroon van Tinguely’s constructies als die van de Demoiselles d’Avignon van Picasso als die meisjes hadden gedanst. Ik zag de tentoonstelling in opbouw vorige week. Alles borrelde – maar waarom zijn we al die dingen bijna vergeten? Was het eigenlijke werk (los van het beeldtheater waarin het nu dus optreedt) dan toch niet opwindend genoeg? Korte tijd na Bewogen beweging begon het ontkiemen van minimal art en een verdere radicalisering die in het kunstmaken heel diep en onherroepelijk zou ingrijpen. Dat was onze geweldige tijd waar Serota het over had – toen we een groep schilderijen besloten te tonen die voorlopig alleen maar simpel grijs leken. Wij wisten niet wat we zagen.
Op Tinguely kom ik trouwens nog terug.
PS. De retrospectieve tentoonstelling Tinguely in het Stedelijk Museum in Amsterdam loopt heel lang, tot 5 maart volgend jaar. Zo komen wij de winter door. Er is een rijk gevulde catalogus verkrijgbaar.
Beeld: Jean Tinguely: Gismo, 1960. Oud roest, gelast, assemblage, circa 200 (h) x 560 (b) x 170 (d); (Foto Stedelijk Museum, Amsterdam)
Beeld: Char M.K., 1967. IJzer, hout, elektromotor, 120,5 x 208, 5 x 77 cm; (Peter Cox/Van Abbemuseum/Eindhoven)