
Tijdens het gesprek met Wang Keqin gaat de telefoon. Een collega-journalist wil graag advies van Wang. Zal hij met een bepaalde gevoelige zaak in de publiciteit treden? ‘Niet op dit moment’, zegt Wang. ‘Ik raad je aan om voorlopig eerst te zorgen dat je je eigen leventje ongehinderd kunt voortzetten. Ga nu de held maar niet uithangen.’ Wang zit achter een klein bureautje dat hij heeft neergezet in de huiskamer van een appartement. Het is zijn nieuwe kantoor.
Juist uit de mond van Wang klinken die voorzichtige woorden onverwacht. Wang is de vader van de onderzoeksjournalistiek in China en hij heeft al vaak genoeg bewezen dat hij voor de duvel niet bang is. Hij kreeg nationale bekendheid met een verhaal over hoe taxibedrijven in Beijing hun chauffeurs systematisch uitbuitten en schreef later over de verspreiding van het hiv-virus door onveilige bloedtransfusies. In februari van dit jaar vertrok hij bij de Economic Observer, een relatief liberaal weekblad waar hij de afdeling onderzoeksjournalistiek leidde. Daar berichtte hij over de ruim zeventig doden die vielen bij overstromingen in Beijing. Aanvankelijk kwamen de autoriteiten met een veel lager dodenaantal, maar Wang ging op bezoek bij de familie van slachtoffers en schreef over de moeilijkheden die de families van de niet officieel erkende slachtoffers ondervonden toen ze de lichamen van hun geliefden wilden claimen. Wangs onderzoeksteam werd daarna ontmanteld.
Het was niet de eerste keer dat Wang zonder werk kwam te zitten. In 2010 kwam hij na zes maanden onderzoek met een verhaal over het gebruik van onveilige vaccins, waardoor vier kinderen de dood vonden en 74 andere kinderen ziek werden. De vaccins waren bewust buiten de koeling gehouden en daardoor bedorven. Na dat verhaal moest hij vertrekken bij de China Economic Times.
‘Ik zou heel graag nog als journalist willen werken, maar hoe moet dat zonder onderzoeksteam?’ zo verklaart Wang zijn recente vertrek bij de Economic Observer tegen mij. Vermoedelijk stapte hij op onder zware druk van de autoriteiten, die volgens sommige berichten al pogingen hadden ondernomen om het blad in zijn geheel te sluiten. Zijn vertrek kwam bovendien kort nadat hij een petitie had ondertekend waarin China werd gevraagd om een internationaal mensenrechtenverdrag te ratificeren, een verdrag waarin onder meer de vrijheid van meningsuiting wordt beschermd.
‘Zo interessant als het op dit moment voor journalisten in China is, is het nergens anders ter wereld’, zegt Wang, die zich momenteel bezighoudt met de behartiging van de belangen van mensen met stoflongen. Ngo’s brengen in China net als onderzoeksjournalisten duistere zaken aan het licht, en daarvan zijn er in China genoeg. ‘China is een zeer onharmonieus land. Wat mensen denken komt vrijwel nooit overeen met wat ze zeggen en doen. China is gespleten, zowel de maatschappij als de individuen die in die maatschappij leven zijn gewoon schizofreen.’ Wang geeft een reeks voorbeelden. ‘We leven zogenaamd in een socia-listische markteconomie, maar in feite is het een kapitalistische staatseconomie. Precies het omgekeerde dus. Ambtenaren moeten het volk dienen, maar in feite dienen ze hun eigen portemonnee. Hoe we de dingen hier in China noemen is vrijwel steeds compleet anders dan hoe de dingen echt zijn. Dat is toch ziek?’
Juist de spanning tussen wat er zich werkelijk in het verborgene afspeelt en wat er officieel over wordt beweerd, maakt China volgens Wang tot een bijzonder interessant land voor journalisten. ‘Echt, China is de hemel op aarde voor onderzoeksjournalisten.’
Toch is het klimaat voor kritische journalisten in China juist de laatste maanden bijzonder kil. Dat heeft waarschijnlijk veel te maken met een belangrijke bijeenkomst die voor november gepland staat. Tijdens die bijeenkomst, het Derde Plenum van het Centraal Comité van de Communistische Partij (ccp), wordt waarschijnlijk duidelijk welke koers de nieuwe Chinese president Xi Jinping de komende tien jaar wil gaan varen. Die koers kan radicaal anders zijn dan de koers van zijn voorgangers. Er staat mogelijk een zeer ingrijpende liberalisering van de economie voor de deur, een liberalisering die net zo ingrijpend zou kunnen zijn als de hervormingen die voormalig president Deng Xiaoping na de dood van Mao doorvoerde. Toch lijkt Xi op politiek vlak juist een verre van liberale koers te willen varen. De kans is dan ook groot dat de politieke vrijheid verder afneemt. Dat merken Chinese journalisten nu al.
The New York Times wist de hand te leggen op een zeer waarschijnlijk origineel, geheim intern partijdocument dat in april van dit jaar werd gedistribueerd binnen hogere geledingen van de Partij. Het is niet de bedoeling dat de bevolking dergelijke documenten onder ogen krijgt, maar de volledige tekst verscheen wel in het Hongkongse blad The Mirror, dat wel vaker geheime documenten te pakken weet te krijgen.
Het document draagt volgens kenners het ideologische stempel van Xi Jinping en zou een van de langzamerhand steeds talrijker aanwijzingen zijn dat de president zeker geen politieke hervormer is, maar juist teruggrijpt op traditionele leninistische waarden. In het document wijst de partijleiding zeven gevaren aan die China ideologisch bedreigen. Het propageren van westerse opvattingen over media is er daar één van. In het document staat het zo: ‘Er zijn mensen die onder het mom van de “persvrijheid” westerse opvattingen over de pers propageren, en zo het principe ontkennen dat de media in ons land onder de Partij vallen’, zo meldt het document. Dat kan en moet niet getolereerd worden.
Dat is duidelijke taal die ook goed wordt verstaan door kritische journalisten. Zij weten net als de Partij heel goed waarom het gevecht uiteindelijk draait. Dat gaat erover wie de baas moeten zijn over de media. Zijn dat de mediaorganisaties en de journalisten zelf, die daartoe een zo ruim mogelijke autonomie moeten krijgen? Of is het de Partij en moeten de media zich als het erop aankomt gewoon blijven schikken naar de wil van de Partij?
De partijen staan veel helderder tegenover elkaar dan eerder in China het geval was. Vroeger zeiden veel kritische groepen, zoals advocaten en journalisten, dat ze het zeker niet gemunt hadden op de val van de Partij, maar dat ze hoopten dat respect voor de wet en bescherming van de persvrijheid en de burgerrechten geleidelijk aan via een evolutionair proces min of meer ‘vanzelf’ steeds meer ingang in China zouden vinden. Nu worden er aan beide kanten duidelijker standpunten ingenomen. Meer kritische intellectuelen zeggen dat onder de ccp de persvrijheid en de burgerrechten nooit beschermd zullen kunnen worden, omdat de ccp niet toestaat dat er rechten bestaan die niet door de ccp toegewezen en gecontroleerd worden. De ccp stelt onder Xi Jinping ook steeds helderder dat de Partij helemaal niets ziet in een dergelijke evolutie, maar dat het zo’n evolutie juist wil tegengaan. In het eerder genoemde partijdocument wordt bijvoorbeeld het propageren van burgerrechten omschreven als een politiek wapen in handen van anti-Chinese krachten uit het Westen en van sommige Chinezen die erop uit zijn om het leiderschap van de ccp te ondergraven.
Interessant is dat deze onderliggende strijd niet op deze manier aan het brede Chinese publiek wordt gepresenteerd. ‘Gewone Chinezen’ worden eerder op heel andere, steeds geraffineerder manieren verleid om het gezag van de Partij over de maatschappij en de pers te blijven accepteren. De Partij geeft hun het idee dat hun stem steeds meer wordt gehoord en dat er juist steeds meer transparantie komt. De bevolking krijgt te horen dat de Partij er alles aan doet om de persvrijheid te verdedigen, maar dat je dat nu eenmaal alleen maar goed kunt doen als je tegelijkertijd uitwassen in de pers en op internet stevig aanpakt.
Neem bijvoorbeeld de campagne tegen het verspreiden van valse geruchten. In augustus was daar vrijwel elke avond een onderwerp over te zien in het Chinese avondjournaal. Daarbij ging het steeds om mensen die er spijt van hadden dat ze voor eigen gewin nieuwtjes op internet hadden gezet waarvan ze wisten dat die niet waar waren. Zo was er het gerucht dat de familie van een Italiaanse passagier die was omgekomen tijdens een treinongeluk in Oost-China daarvoor een compensatie van dertig miljoen euro ontvangen zou hebben. En dat terwijl Chinese slachtoffers het met een fractie van dat bedrag moesten doen. Het bericht leidde tot veel verontwaardiging op internet, maar het was dus niet waar. Het was alleen maar op internet gezet om meer traffic naar een bepaalde site te genereren, bekende de man die het gerucht had gepubliceerd. Dit soort gevallen krijgt de kijker voorgeschoteld om te kunnen begrijpen waarom de overheid een nieuwe regel heeft ingevoerd. Volgens die regel kun je nu drie jaar cel krijgen als je een ‘vals gerucht’ verspreidt dat meer dan vijfduizend keer wordt gelezen of meer dan vijfhonderd keer wordt geretweet.
De Chinese krant de Global Times citeert een hoge Chinese bestuurder die stelt: ‘Het optreden tegen valse geruchten draagt bij aan de bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Valse geruchten vernietigen onze cyberspace. Geen land ter wereld zou zoiets tolereren.’ Het gaat volgens die redenering dus niet om een maatregel die de meningsvrijheid aantast, maar om een maatregel die juist de meningsvrijheid beschermt.
Het is een argument dat veel Chinezen zal overtuigen en dat soms ook als redelijk en begrijpelijk wordt gezien door China-specialisten in het Westen. Terwijl de regel zeer waarschijnlijk juist specifiek in het leven is geroepen om mensen bang te maken om zich op internet te uiten over controversiële zaken en om dissidente geluiden op internet de kop in te drukken. En dat werkt: uit recente Chinese cijfers blijkt dat er bijvoorbeeld over een overstroming bij Yuyao in de Oost-Chinese provincie Zhejiang veel minder werd getwitterd dan gebruikelijk is bij natuurrampen. Twitteraars willen kennelijk niet beschuldigd worden van het verspreiden van valse geruchten.
De motivatie van de maatregel valt binnen een trend waarin China een aantal algemeen bekende begrippen opnieuw definieert. Die nieuwe betekenis is vaak precies omgekeerd aan die van het origineel. De Partij wordt steeds strenger in de leer en treedt harder op tegen journalisten en anderen die zich kritisch uiten in de pers en op internet. Tegelijkertijd laat die strikte Partij een gezicht zien dat juist het tegendeel moet uitstralen. De pr-technieken die de Partij daarbij gebruikt, zijn veel verfijnder en effectiever dan de simpele partijpropaganda van weleer.
Zo kwam er tijdens het proces in augustus tegen de gevallen Chinese partijprominent Bo Xilai opvallend veel informatie naar buiten via tweets verstuurd door de rechtbank. Xinhua, het Chinese staatspersbureau, meldde dat deze ‘openheid en transparantie’ geprezen werden in binnen- en buitenland. Het zou bovendien ‘een historische stap vooruit’ betekenen voor de rechtsstaat in China. Dat is een gotspe. Met of zonder tweets blijft het hier in essentie gaan om een politieke zuivering, waarbij van meet af aan duidelijk was dat de Partij zou beslissen tot welke uitspraak de rechter moest komen.
Je hebt in China al ruim dertig jaar het ‘socialisme met Chinese kenmerken’ (lees: het staatskapitalisme). Er wordt inmiddels ook gesproken over een ‘socialistische rechtsstaat met Chinese kenmerken’. Dat komt er in de praktijk op neer dat de heersende politieke partij niet onder maar juist boven de wet staat. Nu lijkt er ook zoiets gedefinieerd te worden als een ‘persvrijheid met Chinese kenmerken’, waarbij de pers zich aan steeds meer beperkingen moet houden die de ccp nodig acht om juist ‘ware persvrijheid’ mogelijk te maken. Het is precies het soort van newspeak waar Wang Keqin zo allergisch voor is.
De krant die er het beste in slaagt om deze persvrijheid Chinese stijl ingang te doen vinden onder het gewone volk, is de Global Times. De krant kent een Chineestalige en een Engelstalige versie, de Engelstalige versie richt zich op de beïnvloeding van buitenlanders. Per dag lezen zo’n tien miljoen mensen de krant op papier of op de website. Hoofdredacteur Hu Xijin is afkomstig van de People’s Daily, een krant die rechtstreeks onder het gezag van het Centraal Comité van de ccp staat. Die krant verliest al jaren steeds meer lezers omdat de dorre, officiële taal nog maar weinig aantrekkelijk is voor lezers die inmiddels een ruime keuze uit meer commerciële Chinese kranten hebben. Die kranten brengen veel gevarieerder nieuws op een veel aantrekkelijker manier. De Global Times richt zich veel meer dan de People’s Daily op de gewone man en zoekt nadrukkelijk aansluiting bij wat er onder brede lagen van de bevolking leeft. De krant wil de gewone man een stem geven. Dat leidt in de praktijk vaak tot een populistische, nationalistische toon in de verslaggeving. Aanvankelijk bracht de krant vooral verhalen over gewoonten en gebruiken in andere landen, maar inmiddels gaat het steeds meer over die zaken waarover wrijving heerst tussen China en het buitenland, of die in China zelf controversieel zijn. De commentaren zijn vaak veel extremer en agressiever van toon dan die in de People’s Daily, ze worden vaak als een indicatie gezien van hoe velen in China ‘echt’ zouden denken.
Hoofdredacteur Hu zetelt met zijn redacteuren in het hart van Peking, de redactieruimten liggen op het terrein van de People’s Daily. Je kunt dat terrein niet zomaar op wandelen: er staat een militair met een geweer voor de poort. Eenmaal op het terrein heerst er een onwerkelijke rust: je voelt je terug in het China van de jaren tachtig.
Hu komt even binnenlopen in de vergaderzaal waar ik andere redacteuren van zijn krant spreek. Hij vertelt hoe hij zichzelf ziet als een voorvechter voor meer persvrijheid. ‘Ik vind dat China steeds toleranter wordt. Als we vroeger kritiek hadden op een ministerie, dan accepteerden ze dat niet. Nu doen ze dat wel’, zegt Hu. ‘Je maakt steeds maar kleine stapjes vooruit, maar als je omkijkt, zie je dat je een grote afstand hebt afgelegd.’ Hu heeft op zijn manier gelijk: het is zeker zo dat de Global Times met succes zaken heeft aangesneden waarover de bevolking ontstemd is en die andere kranten laten liggen. Maar het is ook juist zijn krant die in de redactionele commentaren vaak zeer op de hand van de Partij is.
Hu spreekt zacht, maar hij is verre van bescheiden in zijn ambities voor de krant. Het gaat hem daarbij om macht en invloed, veel meer dan om zaken als misstanden aan het licht brengen of de maatschappij veranderen. Daar richten onderzoeksjournalisten in China zich juist wel vaak op. Hu wil eerder iets wat goed past in het mediabeleid van de Chinese overheid: ‘We willen een krant maken die zeer invloedrijk is in de hele wereld, want China wordt steeds invloedrijker. We willen net zo invloedrijk zijn als bijvoorbeeld The New York Times. We willen een beslissende factor zijn in China en op basis van die invloed willen we onze invloed uitbreiden over de hele wereld.’
Garrie van Pinxteren is als visiting senior research fellow verbonden aan instituut Clingendael. Ze werkt momenteel aan een proefschrift over Chinese journalisten. Tot eind 2008 woonde ze in China, waar ze onder meer correspondent was voor de NOS en voor NRC Handelsblad
Beeld: Eyevine / HH