Toen regisseur Ivo van Hove voor het eerst zijn voornemen kenbaar maakte om de roman The Fountainhead van Ayn Rand met Toneelgroep Amsterdam in scène te brengen, werden zijn plannen met de nodige scepsis onthaald. Zowel binnen het gezelschap als bij trouwe co-producenten gingen er kritische stemmen op. Er werden talloze redenen aangevoerd waarom Rands ideeën maar beter in haar boek begraven konden blijven: te ongenuanceerd, te Amerikaans, te hoog soapgehalte en vooral niet passend bij de progressieve uitstraling van ’s lands eerste toneelgezelschap. Waarom moest Toneelgroep Amsterdam zo nodig een platform bieden aan de hogepriesteres van de Tea Party en in deze grimmige tijden aandacht schenken aan haar radicaal individualistische ideeën en haar pleidooi voor een laissez faire-kapitalisme?

Als dramaturg van Toneelgroep Amsterdam werd mij bij een eerste lezing al snel duidelijk wat Van Hove in The Fountainhead zo aansprak: het verhaal van een scheppende kunstenaar, de architect Howard Roark, die gedreven en integer zijn dromen realiseert. Het beeld van een man die, zoals hij het zelf verwoordt, uitsluitend aandacht heeft voor ‘het gebouw en niet voor de bewoners’, een architect die nog eerder een project zou vernietigen dan het te laten verrijzen in gecompromitteerde vorm. Een ode aan creativiteit en verbeelding gekoppeld aan een dwarse romance tussen twee geliefden die samen de wereld herscheppen. The Fountainhead kortom als een weinig verholen zelfportret van de kunstenaar-regisseur op rijpere leeftijd.

Maar er was meer. Voor Van Hove was het boek ook en vooral een ideeëndrama waarin op meeslepende wijze een strijd wordt gevoerd om idealen die in onze maatschappij opnieuw op de agenda staan: egoïsme, integriteit, autonomie, zelfredzaamheid. Waar ik me als dramaturg nog wel eens kon ergeren aan de ongenuanceerde en meedogenloze blik van Ayn Rand op al die personages die niet haar objectivistische idealen belichamen, zag Van Hove er vooral een kans in om het verhaal weg te voeren van elke vorm van psychologisch realisme in de richting van een wagneriaanse clash of ideas. Voor hem sloot de voorstelling naadloos aan bij zijn Der Ring des Nibelungen bij de Vlaamse Opera in het begin van het millennium.

De toneeladaptatie moest een geleidelijke overgang bewerkstelligen van Hollywood-drama naar opera, van invoelbare strijd tussen twee jonge architecten in het New York van het modernisme naar een larger than life-universum, een walhalla waarin psychologische grijstinten worden geofferd aan het grote gebaar. Alsof in de bewerking de belichaamde ideeën van Rand van hun omhulsel moesten worden gestript, de personages van hun vertrouwdheid beroofd, zodat de retoriek in het volle licht zou treden.

Het werk aan The Fountainhead was een voortdurend balanceren tussen het verlangen te willen nuanceren en de noodzaak Ayn Rand over de grenzen van haar eigen Hollywood-drama te duwen. Die evenwichtsoefening voltrok zich tijdens de maandenlange voorbereidingen en repetities. Zoals steeds verzamelde Van Hove een team eigenzinnige medewerkers rond zich die het als zijn taak zag om de wereld van Rand van binnenuit te dynamiteren. Bewerker Koen Tachelet ontdeed de roman van nevenintriges en hield er de essentie van over: de strijd tussen de krachten van het individualisme en het collectivisme, ‘not in politics, but within a man’s soul’. Zijn bewerking werd tijdens de repetities in nauwe samenwerking met de acteurs bijgesteld, precies om de balans tussen invoelbare emoties en ideologische stellingnames in stand te houden.

Vormgever Jan Versweyveld ontwierp een industriële ideeënruimte waarin spelers, muzikanten en technici voortdurend bezig zijn met het creëren van tekst, beeld en muziek. Een bijenkorf vol gonzende kunstenaars die de wereld transformeren terwijl je ernaar kijkt. Het New York van Rand waarin de iconische wolkenkrabbers de skyline van Manhattan vormden, bleef nog slechts aanwezig in de achtergrond als metersbrede videoprojectie. Componist Eric Sleichim maakte een soundtrack die dwars door de twintigste eeuw sneed en naarmate de repetities vorderden steeds eclectischer werd: Gershwin, filmmuziek uit Citizen Kane, operafragmenten en eigen composities voor vibrafoon, basmarimba en theremin. Van Hove en ik kwamen er al snel achter dat de sleutel tot de voorstelling bij een doorgedreven vorm van meerstemmigheid lag. Polyfonie tussen de gebruikte disciplines maar ook tussen de personages en de ideeën waaraan ze hun stem verlenen.

Ayn Rand heeft haar roman opgebouwd uit vier hoofdstukken die telkens de naam dragen van een van de vier mannelijke hoofdpersonages, waardoor het in eerste instantie lijkt alsof ze de gebeurtenissen vanuit verschillende gelijkwaardige perspectieven vertelt. Haar hele dramaturgie is er echter op gericht om de lezer te winnen voor de idealen van zelfzuchtigheid, integriteit en autonomie zoals ze worden belichaamd in architect Howard Roark en om deze ongeschonden voor het voetlicht te brengen. Haar overige personages bewijzen stuk voor stuk een voor haar onhoudbare stelling: architect Peter Keating toont het failliet van de conformistische, op anderen aangewezen tweedehands mens, krantenmagnaat Gail Wynand het zelfdestructieve van een door macht gedreven streber, journalist Ellsworth Toohey het failliet van het socialistische ideaal.

Hoe valt kunst als uiting van een individuele visie te verenigen met maatschappelijke relevantie?

Waar mogelijk wilden wij in onze bewerking de verschillende personages ook letterlijk naast elkaar laten bestaan en de conflicterende idealen aanbieden zonder meteen een kleuring te geven of een oordeel te vellen. Het dualistische rijk van goed en kwaad dat Rand schetst, wilden wij aan de naden laten openscheuren zodat er een wereld van ambiguïteit en twijfel zichtbaar werd. De exclusieve identificatie met Howard Roark werd verlaten voor een meervoudig perspectief. De voorstelling werd door Van Hove georkestreerd als een zorgvuldig geplande dijkbreuk waarin de vierde wand langzaamaan wordt gesloopt: naarmate de voorstelling vordert, richten de acteurs zich in lange betogen rechtstreeks tot het publiek en wordt de theaterzaal een tribunaal waar gevochten wordt om de ziel van elke toeschouwer. Aan hem of haar om er iets van te vinden.

De beoogde meerstemmigheid wordt op het einde ook letterlijk doorgevoerd. Wanneer Ramsey Nasr in Roarks finale zelfverdediging een lans breekt voor de scheppende mens, staan de overige spelers op het achtertoneel te luisteren en manipuleren zij met uiterste precisie infraroodstralen die hun eigen vooraf opgenomen stemmen doen klinken. De stemmen vormen een compositie die de tekst van Roark optilt, kleurt en in zekere zin ook nuanceert. Zijn pleidooi voor egoïsme krijgt zo een onverwachte gelaagdheid. Zijn woorden enten zich op de zorgzame collectieve inspanning van een groep in stilte opererende makers die samen een vraag formuleren: ‘Ik of wij?’ Het slotakkoord uit The Unanswered Question van Charles Ives laat de voorstelling naadloos overlopen in de verhitte discussies in de foyer en de vraag naar de waarde van elk individu en zijn plaats in de gemeenschap.

De vragen die Rand oproept over de autonomie van de scheppende kunstenaar zijn voor ons, als theatermakers, elke dag aan de orde. Hoe valt kunst als uiting van een individuele visie te verenigen met maatschappelijke relevantie? Hoe afhankelijk ben je van je publiek en van de overheid? En hoe verhouden de bijdragen van alle medewerkers zich tot de eindvisie van de regisseur? The Fountainhead vormde maandenlang een toetssteen voor onze praktijk en werd het levende bewijs dat samenwerken niet noodzakelijk moet leiden tot compromissen en het opgeven van je eigen bewogenheid en visie.


The Fountainhead

De Amerikaanse schrijfster en filosofe Ayn Rand (1905-1982) publiceerde The Fountainhead in 1943. Wereldwijd werden meer dan zes miljoen exemplaren verkocht.

Hoofdpersoon Howard Roark is een radicaal modernistische architect met maar één wens: het materiaal dat de aarde hem biedt te vormen naar zijn eigen ideaal. Hij is niet bereid tot compromissen en komt al snel in botsing met een maatschappij waarin scheppingsdrang het moet afleggen tegen commercieel succes, maatschappelijke prestige en macht. Zijn collega Peter Keating speelt het spel wel mee. Hij past zijn ontwerpen zonder scrupules aan de wensen van de hoogste bieder aan. Vleierij en intriges katapulteren hem naar de top van de architectuurwereld.

In de journaliste Dominique Francon vindt Roark zijn grote liefde. Zij is een gedesillusioneerde idealiste die haar geloof in de scheppende mens is verloren. Zij probeert Roark te weerstaan omdat ze zijn nederlaag vreest. Hun romance is een voortdurende strijd om autonomie en integriteit. Uiteindelijk vinden ze elkaar in Roarks grootste uitdaging: het opblazen van Cortlandt Homes, een social housing-project voor Manhattan dat hij ontwierp. Het is trouwens opmerkelijk dat het grootste project van de individualistische architect een sociaal huisvestingsproject is, dat alleen door zijn ongeëvenaarde architectonische en constructieve vaardigheden te realiseren is. Als het toch niet volgens plan wordt uitgevoerd moet het maar worden opgeblazen. Roark wordt opgepakt en staat terecht. In een gloedvolle ode aan de egocentrische, scheppende mens bereikt hij alsnog zijn moment van glorie. Hij wordt vrijgesproken: ‘Ik ben een mens die niet leeft voor anderen.’


Peter van Kraaij is theater- en filmmaker en dramaturg bij Toneelgroep Amsterdam. Vorig jaar debuteerde hij als romanschrijver met Wat rest.

The Fountainhead van Toneelgroep Amsterdam is van 30 okt 2015 t/m 6 nov 2015 te zien in Amsterdam. Zie: tga.nl/voorstellingen/the-fountainhead


Beeld: De publieke delen van Bijlmerflat Kleiburg worden gerenoveerd en de vijfhonderd leegstaande corporatiewoningen worden als kluswoningen verkocht. De woningen kunnen zowel horizontaal als verticaal geschakeld worden. Toekomstige bewoners konden elkaar ontmoeten in tijdelijke ontwerperswoningen. Het project is een groot succes, inmiddels zijn alle woningen verkocht. Ontwerp: Bureau MEST / Carolien Ligtenberg (Judith Quax).