In Shanghai zijn straten, muren, ramen, kozijnen, de hekjes langs de weg en zelfs de bladeren van de bomen bedekt met een grijs stoflaagje. Een flinke regenbui helpt nauwelijks en schrobben, echt schoonmaken, daar waagt geen Chinees zich aan.

China is een van de meest vervuilende landen ter wereld. De schoorstenen van de elektriciteitscentrales en fabrieken in Shandong, Hebei en Guangdong braken de smerigste gassen uit. China maakt de eigen burgers ziek met dikke smog en vergiftigt grote delen van de grond en het grondwater. Twee jaar geleden bleek bijna de helft van de rijst in Guangzhou vergiftigd, vlaktes van Binnen-Mongolië worden gebruikt als dumpplek voor giftige afvalstoffen en de Qiantang-rivier kleurt zwart van het afval uit de nabijgelegen verfindustrie. Voor de bloeiende economie wordt een hoge prijs betaald.

De wereld wijst graag met een beschuldigende vinger naar China. Op klimaatconferenties is het land consequent spelbreker, de laatste keer tijdens de klimaattop in Lima, waar China het akkoord blokkeerde. De Chinese regering ergerde zich aan de dubbele standaard: geïndustrialiseerde landen bouwden decennialang gemoedereerd aan hun welvaart voor ze aan een grote schoonmaak moesten beginnen, terwijl de groeiambitie van ontwikkelingslanden door milieueisen wordt ingeperkt. De verrassing was dan ook groot toen in november 2014 de presidenten Xi Jinping en Barack Obama het bilateraal wel eens werden over strengere milieueisen. Zo beloofde Xi een nationaal handelssysteem in uitstootrechten om de productie van groene energie verder te stimuleren. Een systeem dat op zeven plekken in China al wordt uitgeprobeerd. Afgelopen september hebben de twee presidenten de afspraken nog een keer herbevestigd.

In de aanloop van de klimaatconferentie in Parijs, aanstaande december, groeit de hoop. Is de milieuhouding van China daadwerkelijk veranderd? De binnenlandse plannen die premier Li Keqiang op 30 juni presenteerde, klinken in ieder geval ambitieus. Vanaf 2030 gaat de CO2-uitstoot omlaag. Dat jaar zal het aandeel duurzame energiebronnen in de energiemix zijn gestegen tot twintig procent.

Het gist en borrelt in China. Vóór de film gecensureerd werd, deelde Chen Jining, de nieuwe minister van Milieu, een compliment uit aan de maker van Under the Dome, een documentaire waarin journalist Chai Jing de oorzaken én de gevolgen van de vervuiling in China belicht. Een paar weken later riep de regering boeren op om minder bestrijdingsmiddelen en mest te gebruiken. Een cementfabriek in Baoshan, een gebied in het noorden van Shanghai, moest sluiten nadat omwonenden hadden geklaagd over al het stof in de lucht.

Het is even wennen voor het Chinese bedrijfsleven. Rond Shanghai protesteerden ondernemers toen ze hoorden dat ze nota bene moeten betalen voor de verwerking van hun afval. Natuurlijk, tot voor kort gaven ondernemers de lokale bestuurder een hongbao, een rode envelop, of beloofden ze zijn zoon een directiebaantje als hij even de andere kant op keek. Maar sinds premier Li Keqiang de oorlog verklaarde aan de vervuiling worden boetes hoger en het toezicht strikter. Volgens de nieuwe milieuwet mogen niet-gouvernementele organisaties de lokale overheid aanklagen als die de wet overtreedt. Philip Snel, een advocaat die sinds tien jaar in Shanghai werkt, kreeg ermee te maken toen hij een bedrijf vertegenwoordigde dat rondom het Tai Hu-meer een fabriek wilde bouwen. ‘Natuurlijk wilde de lokale overheid de investering graag binnenhalen. Maar het bestuur mocht de licentie uiteindelijk niet geven.’

Under the Dome appelleert aan het ongemak van de gemiddelde Chinees, die het niet meer pikt dat grote bedrijven het land vergiftigen. Volgens Snel is de documentaire gemaakt met geld van de regering. ‘Het is een waarschuwing aan het adres van de lokale overheden.’

De regering voelt zich in het nieuwe milieubeleid gesteund door het Chinese volk. Uit recent opinieonderzoek komt naar voren dat 96 procent van de Chinezen klimaatverandering een serieus probleem vindt, tegenover 65 procent van de Amerikanen en 84 procent van de Duitsers. In heel Azië wordt de milieuproblematiek trouwens een stuk serieuzer genomen. Van de ondervraagde Chinezen vindt 86 procent dat hun overheid meer mag doen tegen klimaatvervuiling. Daarmee voeren ze de lijst aan. In het duurzame Denemarken vindt slechts 37 procent dat de overheid nóg meer kan doen.

Beijing lijkt op de goede weg, want hét nieuws onder milieuorganisaties is dat China steeds minder steenkool verstookt. ‘Vier, vijf jaar geleden steeg het gebruik van steenkool nog met twee tot drie procent per jaar. Nu dáált het gebruik van kool, voor de eerste keer in de 21ste eeuw.’ Yan Li, hoofd van de klimaat- en energiecampagne van Greenpeace, juicht bijna aan de telefoon. In de eerste maanden van dit jaar daalde de consumptie van steenkool met meer dan zeven procent. Greenpeace schat dat zo’n 36 procent van die daling komt door de vertraging van de economische groei. ‘Maar we proberen naar het hele plaatje te kijken, want die daling komt óók door economische herstructurering. Dat is een positief teken.’

China wil minder afhankelijk zijn van de zware economie en zet in op lichtere, minder energieslurpende sectoren met een hoge economische waarde, zoals technologie, elektronica en onderzoek. ‘Een begin is gemaakt’, zegt Yan Li. ‘Er zit voor China niets anders op dan duurzamer te worden. De vraag is hoe en hoe snel het gebeurt.’ Volgens Peggy Liu gaan de ontwikkelingen sneller dan iedereen denkt. Met haar adviesbureau juccce wil ze het Chinese bewustzijn op het gebied van duurzaamheid vergroten. Nu werkt ze met een batterij stagiairs aan een project om kinderen gezonder te laten eten. Aan de muur hangen voorbeelden, foto’s en diagrammen ter inspiratie.

Ze wijst erop dat innovaties en beleidswijzigingen in de hele maatschappij worden ingevoerd. Van duurzame energievormen en schonere afvalstromen tot het schoonmaken van meren en rivieren, het aanplanten van bossen en zelfs het rookverbod in Beijing. ‘Over de hele linie werkt China aan verduurzaming.’

De Amerikaans-Chinese Liu adviseert de regering op het gebied van duurzaamheid, haalt best practices naar China en vertelt in het buitenland over de vorderingen van het Chinese beleid. De beleidsmakers in Beijing laten zich niet leiden door internationale afspraken, zegt ze. ‘De druk komt vooral van de eigen bevolking. Bovendien hoeft de regering er echt niet van overtuigd te worden dat klimaatverandering door mensen wordt veroorzaakt en dat het een groot probleem is.’

Tot voor kort gaven ondernemers de lokale bestuurder een hongbao, een rode envelop, als hij even de andere kant op keek

Liu staat bekend als een optimist, maar ze heeft een overtuigend betoog. Volgens haar had China eerder dan de rest van de wereld het energieprobleem in de smiezen. ‘China heeft zelf geen olie of gas en is niet bereid om daar oorlog om te voeren.’ Wat olie is voor Europa, is steenkool voor China: de meest gangbare en meest vervuilende energiebron. Als er minder steenkool mag worden gebruikt om het klimaat en de leefomgeving te verbeteren, moet het land op zoek naar alternatieven. Waarom lag China dan toch dwars in Kopenhagen en later in Lima? Simpel, zegt Liu: ‘China heeft te weinig te zeggen over de organisatie van zo’n conferentie. Die is te veel op westerse leest geschoeid.’

Het draait allemaal om twee kanten van dezelfde munt, meent Yan Li van Greenpeace: ‘Als je de kolenverslaving van China oplost, dan los je ook de luchtvervuiling en de impact op het klimaat op.’ Dat de maatregelen vruchten afwerpen, blijkt uit een recent onderzoek van de London School of Economics. Dat laat zien dat de uitstoot van CO2 wellicht zelfs vijf jaar eerder, in 2025, gaat dalen. Greenpeace verklaarde in een reactie dat de doelstellingen wel ambitieuzer mogen, nu het land zo goed onderweg is.

De doelen zijn duidelijk, de voorspellingen gunstig. Nu de uitwerking nog. De uitstoot en afvalstromen van de zware industrie beperken is één ding, maar wat komt ervoor in de plaats? De Chinese Raad voor Elektriciteit meldde dat de productie op basis van fossiele brandstoffen vorig jaar met 0,7 procent daalde, terwijl het gebruik van niet-fossiele brandstoffen steeg met negentien procent. Investering in duurzame energiebronnen steeg van 19,3 miljard dollar in 2008 naar 41,2 miljard dollar vorig jaar.

China is begonnen aan een energierevolutie, zeggen de grootste optimisten. ‘Het geeft meer uit aan groene energie dan welk ander land dan ook’, schrijven de Australische wetenschappers John Mathews en Hao Tan in een opinie-artikel op de website van Project Syndicate. ‘De resultaten overtreffen het doel dat China heeft gesteld in het twaalfde vijfjarenplan.’ Volgens dat plan moest de elektriciteitsvoorziening uit niet-fossiele bronnen in 2015 uit dertig procent bestaan.

Op alle vlakken bedenkt China manieren om in zijn onstuitbare energiebehoefte te voorzien, maar van zonne-energie wordt het meest verwacht. Dit jaar moet de capaciteit aan installaties 17,8 gigawatt zijn, 5,8 gigawatt meer dan vorig jaar. Ter vergelijking: in 2014 was de capaciteit aan zonne-energie wereldwijd 178 gigawatt.

Jonge ondernemers grijpen hun kans, zoals bijvoorbeeld Zhu Yuanhao. Bij Shanghai Electric klom hij na zijn studie binnen zes jaar op tot vice-president van de afdeling zonne-energie. Toen het staatsbedrijf die divisie afstootte, kon hij kiezen: een andere functie of zelf iets beginnen. Hij koos voor het laatste en richtte Propsolar op. Nu doet hij iets wat hij écht leuk vindt, zegt hij. Het vergaderkamertje is door een glazen wand afgescheiden van de rest van het kantoor, waar een handvol mensen aan het werk is. Aan de muur hangen donkergroene, houten lijstjes met foto’s van projecten over de hele wereld. Ook eentje in Rotterdam.

Gebruik makend van zijn netwerk en het internet verkoopt én installeert hij zonnepanelen. ‘Voorheen verkochten Chinese bedrijven alleen de goedkope panelen. Toen kwamen de anti-dumpmaatregelen van Europa en de Verenigde Staten en konden ze wel inpakken.’ Door de verhoogde Europese importheffingen duikelde de Chinese export van zonnepanelen in elkaar en viel de hele industrie voor zonne-energie om. Vlak daarna richtte Zhu Propsolar op. ‘Omdat wij van productie tot installatie alles regelen, hebben we ook klanten in andere delen van de wereld. Op die manier kunnen we concurreren met de grote bedrijven.’

Door de vergroening krabbelt de Chinese zonne-energiesector weer op. ‘We verkeren in een staat van rationeel enthousiasme’, zei Patrick Jobin, analist bij Credit Suisse, tegen persbureau Reuters. ‘De industrie is veel gezonder dan drie jaar geleden. De investeringen van weleer betalen zich nu uit. Volgens deskundigen is er een degelijk basisniveau van kennis en expertise opgebouwd.’

Door de subsidies die energieproducenten krijgen op zonne-energie is de prijs vergelijkbaar met fossiele energie. Het resultaat is dat er maar liefst 175 procent méér zonne-energie wordt opgewekt ten bate van de Chinese elektriciteitsvoorziening. Dankzij deze vraag draaien bedrijven die zonnepanelen produceren op volle toeren. Dit jaar moet er 31 procent méér capaciteit (55 gw) gebouwd worden dan vorig jaar. Koen Hasaers van het kleine Belgische bedrijf NovoPolymers ziet daar het gevaar van in: ‘Bedrijven worden snel te groot. Het gaat niet op een organische manier.’ Hasaers vliegt maandelijks heen en weer tussen Brussel en Shanghai om kunstoffolie te verkopen aan producenten van zonnepanelen.

De innovatie die hij aan de Chinese energiereuzen probeert te verkopen, wordt niet altijd op waarde geschat. ‘Don’t fix something that isn’t broken. Ze hebben de mond vol van innovatie, maar veel makers van zonnepanelen houden het liever bij wat ze kennen: huis-tuin-en-keukenpanelen.’

In Jiading, een voorstad van Shanghai, springt de portier in de houding als hij de slagboom open doet. Met zijn hand aan de pet laat hij de bezoekers binnen. De bomen staan er al, een tunnel van groen leidt naar een nieuwbouwwijk met grijze villa’s van vier verdiepingen hoog. De appartementen zijn met 150 vierkante meter flink groter dan een gemiddeld huis in Shanghai. Ze zijn vaak gekocht als investering. Later komen de eigenaren er wonen en zullen ze het huis verder afmaken, zegt onze gids, een medewerker van zonnecelondernemer Zhu Yuanhao.

Langs de lichtgrijze muren sijpelt een roestbruin stroompje van een metalen kozijn. Het regent pijpestelen. Voor het huis van de overburen ligt een berg puin: weggehakt cement, een rieten stoel en schoenen. Alleen het betonnen karkas van de villa staat er. Een tijdelijke metalen trap, glibberig van de modder, wentelt omhoog waar regenwater langs de muren loopt. Op het dak drupt de regen van de zonnepanelen op het zwarte, plastic isolatiemateriaal.

‘Als er meer groene energie wordt gebruikt, zal de lucht vast en zeker weer blauw worden’

Op het dak zijn 83 zonnepanelen geïnstalleerd, vertelt de medewerker van Propsolar vanonder een paraplu. Een afdak is van glas, met de zonnecellen erop gemonteerd. In een hoek staan twee enorme haspels met koperen kabels. ‘Niets gaat verloren. De restwarmte wordt opgevangen en daar wordt water mee verhit.’ Het is een pvt-installatie: een gecombineerde installatie die niet alleen stroom opwekt, maar ook voor warm water zorgt en de vloer verwarmt.

Dit huis is van een zakenman, de voorzitter van de Shanghaise Green Architecture Association. Hij gaat er wonen met zijn gezin, maar het wordt ook een showcase voor groene architectuur. Alles bij elkaar kost de installatie zo’n vierhonderdduizend yuan (58.609 euro), maar dan hoef je er ook niets meer aan te doen. ‘Je verdient eraan’, beaamt Zhu’s assistent.

‘Wij kunnen innoveren omdat we niet door aannemers onder druk worden gezet om omzet te maken’, zegt Zhu later in zijn droge, schone kantoor. Als klein bedrijf met een bescheiden omzet kan hij wel aanspraak maken op een paar subsidiepotjes. ‘Maar de aanvraag kost meer dan het oplevert. Dat is het niet waard. De subsidie zit vooral in de prijs van de elektriciteit.’ Daar profiteert Propsolar in haar Chinese projecten weer wél van.

Het bedrijfje van Zhu is een nietige speler in het Chinese energiespel. Koen Hasaers van NovoPolymers komt sinds 2011 bij Chinese producenten. Hij zag bedrijven steeds groter worden, ‘buitenproportioneel’ noemt hij het. ‘Van de tien grote producenten wereldwijd zijn er acht Chinees en twee Amerikaans.’

De grootste Chinese speler is Hanergy, in Nederland vooral bekend door de zonnepanelen die bij Ikea verkrijgbaar zijn. Op de beurs van Hongkong steeg de koers in 2014 met maar liefst driehonderd procent, mede door beloftes van groei en innovatie.

Hanergy kocht wereldwijd negen bedrijven op die een nieuwe opwekker van zonne-energie kunnen maken: dunne-film-zonnepanelen, een buigzame, flexibelere variant van het ouderwetse zonnepaneel dat minder rendabel is én duurder. Volgens Hanergy-topman Li Hejun is de filmtechnologie de toekomst van de zonne-energie, maar kenners noemen het vooralsnog een niche-markt. Onderzoek door The Financial Times wees uit dat de veelbelovende omzet van Hanergy via interne constructies tot stand kwam. Tot zo ver Li’s geloofwaardigheid.

De volumes liegen er echter niet om. De grootste producenten willen dit jaar nog 5,6 miljard dollar investeren. Chinezen denken in volumes, nog niet in kwaliteit of innovatie. Nu het lukt om op grote schaal zonnepanelen te produceren, die voldoen aan een vraag en vanwege de subsidie qua prijs concurreren met fossiele brandstoffen, heeft innovatie geen prioriteit, signaleert Koen Hasaers. En misschien hebben ze een punt, want het laatste woord is immers aan elektrabedrijven. Die besluiten welke elektriciteit ze op het net willen hebben. Groot nadeel van zonne-energie is dat die niet kan worden opgeslagen. ‘Het succes van zonne-energie is onlosmakelijk verbonden met de mogelijkheid om die op te slaan en te distribueren’, zegt Hasaers. ‘Kolencentrales, gascentrales, ze zijn allemaal controleerbaar: je draait de kraan gewoon wat meer open. Zonne-energie is moeilijker te beheersen.’

Wie zonne-energie kan opslaan, heeft dus goud in handen. De realiteit weerhoudt Zhu Yuanhao er niet van te dromen. Waarom geen slim elektriciteitsnet? ‘Om acht uur ’s avonds is er in Shanghai een piek in het elektriciteitsgebruik, in de provincie Xinjiang is het dan nog licht. Als we het netwerk nou eens gebruiken om de elektriciteit van Kashgar naar Shanghai te krijgen? Dan hebben we ook geen vervuilende batterij nodig om die elektra op te slaan.’

China vergroent. Bijna een derde van de elektriciteit wordt opgewekt uit duurzame energiebronnen – wind, zonlicht en water. ‘Dat is niet meer een beetje leuk erbij’, zegt Yan Li van Greenpeace. ‘Het is al onderdeel van de mainstream energiemix.’

Ze maakt een belangrijke kanttekening: het doel dat Xi met Obama afsprak gaat over meer dan alleen de elektravoorziening. Ook de verwarmingscapaciteit en transportvoorzieningen moeten duurzamer. Maar ze is hoopvol. De overheidsinvesteringen in 2014 voor energie-opwekking uit waterkracht en wind waren beide hoger dan die voor energie-opwekking uit steenkool. ‘Dat is een helder signaal.’

Zhu voegt daar met een glimlach aan toe dat groene energie niet alleen de toekomst is voor de elektriciteitsvoorziening, maar ook de water- en luchtvervuiling kan oplossen. Alle soorten vervuiling hebben immers te maken met een verkeerd energiesysteem, meent hij. De oplossing ligt voor de hand: ‘Als er meer groene energie wordt gebruikt, zal de lucht vast en zeker weer blauw worden.’

China moet nu de uitdaging aan om ‘het grootste hernieuwbare energiesysteem van de wereld te bouwen’, zoals de wetenschappers Mathews en Tan stellen. ‘Die ambitie is veel groter dan alles waaraan men in het Westen denkt.’ Mathews en Tan pleiten ervoor dat de groene koers van China internationaal wordt erkend.

Volgens duurzaamheidsadviseur Peggy Liu is het geen toeval dat premier Li Keqiang zijn inzet voor de klimaattop in december uitgerekend in Parijs presenteerde. De Chinese energierevolutie moet wereldwijd bekend worden. ‘Zo worden andere landen aangespoord om ook hun eigen beleid eens te vergroenen.’


Beeld: Zonnepanelen in Xinjiang, in het noordwesten van China. Foto EyeVine / HH