Oreja beschouwde het Eta-bestand duidelijk als een valstrik van de terreurorganisatie. Een adempauze om op kracht te komen, ingegeven door het succesvolle politieoptreden tegen de Eta. Een verkiezingsstunt, met de provinciale verkiezingen voor de deur in Baskenland, en sombere opiniepeilingen aangaande de steun voor de politieke arm van de Eta. Een verandering van strategie, afgedwongen door het toenemende sociale ongenoegen over de gewapende strijd van de Eta. Een tactische zet om de rijen weer te sluiten, nu het Baskische radicaal-nationalistische front steeds meer scheuren begint te vertonen. Het zal allemaal ongetwijfeld waar zijn, maar op dit soort verklaringen zaten de aan hun tv gekluisterde Spanjaarden niet te wachten. Ze wilden gewoon een antwoord op de vraag: wat gaat de Spaanse regering nu doen?
Dat antwoord kwam van de Spaanse president Jose Maria Aznar. Zijn toespraak, daags na die van Oreja, getuigde van meer politiek inzicht en intelligentie dan die van zijn minister van Binnenlandse Zaken (die ondertussen door de hele Spaanse pers, van links tot rechts, was afgebrand wegens het ontbreken van enig enthousiasme over het bestand). Aznar zette subtiel zijn minister op zijn plaats door eerst te benadrukken dat wij ‘getuige zijn van een historisch moment’, ‘een unieke kans’ en een ‘enorme uitdaging om ervoor te zorgen dat het bestand het begin is van een duurzame vrede in Spanje’. Ook hij had uiteraard zijn twijfels over de motieven van Eta. Maar: ‘een trein als deze komt niet elke dag langs, en we zullen wel gek zijn om er niet op te springen’. Uit zijn mond kwam dan ook het verlossende woord: de regering gaat gesprekken voeren met alle democratische politieke partijen (alle partijen dus, behalve de politieke arm van de Eta, Herri Batasuna) om gezamenlijk te komen tot concrete stappen. Ook beloofde hij dat de regering zich ‘flexibel zal opstellen, mocht het bestand inderdaad stand houden’. Op zich is het niet veel, maar een en ander wekt in elk geval de verwachting dat er op termijn wordt begonnen met het op de rails zetten van een vredesproces.
DAT DE SPAANSE regering zich heeft laten verrassen door het Eta-bestand is merkwaardig. Na de zogeheten Declaratie van Estella, drie dagen eerder, was zo'n stap immers te verwachten. In deze declaratie verklaren de politieke arm van de Eta, Herri Batasuna (HB), de linkse partij Izquirda Unida (IU) en de gematigde Baskisch-nationalistische partijen Partido National Vasco (PNV) en Eusko Alkartasuna (EA) - die met elkaar een meerderheid van de Baskische bevolking vertegenwoordigen - gezamenlijk dat het conflict in Baskenland een politiek conflict is, en met politieke middelen dient te worden opgelost. Daartoe stellen zij voor om, analoog aan het vredesproces in Ierland, te komen tot een dialoog tussen alle betrokken partijen zonder condities vooraf, en zonder elke vorm van geweld.
De moeilijkheid ligt in de laatste alinea van de verklaring, waarin de sleutel tot de oplossing van het conflict wordt aangedragen: ‘De Baskische bevolking heeft het recht om over haar eigen toekomst te beslissen, en de betrokken natiestaten (Frankrijk en Spanje) zullen deze beslissing moeten respecteren.’
Zo'n gezamenlijke verklaring van de IU en alle Baskisch nationalistische partijen mag gerust een klein wonder heten. De gematigde nationalistische PNV is de afgelopen jaren veelvuldig het slachtoffer geweest van aanslagen van Eta-leden op haar partijbureaus en het is nog maar een jaar geleden dat haar electoraat massaal de straat op ging om te protesteren tegen de ontvoering en liquidatie van het gemeenteraadslid Miquel Angel Blanco. Het is dus op z'n minst opmerkelijk dat de PNV, de grootste politieke partij van Baskenland, nu haar krachten bundelt met de politieke arm van de Eta. Maar kennelijk vond zij dit een acceptabel middel om de vrede te bereiken, aangezien in ruil daarvoor de Eta haar wapens tot zwijgen zou brengen. Zo kan de PNV zich opwerpen als de partij die de weg naar de vrede heeft geopend, en dat maakt voor haar electoraat - ziek en misselijk van het Eta-geweld - veel goed.
De stap van de Eta om haar wapens, al dan niet tijdelijk, in te ruilen voor de politieke kracht van een gezamenlijk Baskisch-nationalistisch front, is minder verwonderlijk. Het sociale draagvlak voor haar geweld brokkelt gestaag af, de strijd heeft de organisatie verzwakt, en binnen de Eta en haar aanhang zijn steeds meer kritische geluiden te horen over de keiharde lijn die de terreurorganisatie tot voor kort volgde.
IN DE DECLARATIE van Estella wordt veelvuldig de parallel getrokken met de situatie in Ierland, en een vredesproces geschetst naar Iers voorbeeld. Maar juist de verschillen tussen het conflict in Noord-Ierland en Baskenland maken het uiterst twijfelachtig dat een dergelijk proces ook in Baskenland tot een oplossing zal leiden. Anders dan Noord-Ierland geniet Baskenland al een ongekende mate van autonomie: er gaat belastinggeld naar Baskische instituten, Baskenland beslist in een eigen parlement over ‘binnenlandse’ aangelegenheden, handhaaft de orde middels een eigen politiemacht en voor een ieder is onderwijs in de Baskische taal toegankelijk - om de belangrijkste elementen van een welhaast oneindige lijst te noemen.
Deze autonomie is verankerd in de Spaanse grondwet uit 1978, en is verder vastgelegd in het ‘Statuut van Gernika’ uit 1979. De Baskische nationalisten weigeren echter de Spaanse constitutie van 1978 te erkennen als het politiek-juridische kader dat de grenzen aangeeft van het Baskische zelfbestuur. Zij wijzen daarbij onder meer op het feit dat de Basken nooit hebben ingestemd met de Spaanse grondwet van 1978: in het referendum over de Spaanse constitutie die de democratie in Spanje in ere herstelde, stemden de Basken massaal blanco. Zij waren het niet eens met de inhoud van de constitutie, maar wilden niet het democratiseringsproces na de dictatuur van Franco in gevaar brengen door ronduit tegen de constitutie te stemmen.
Xabier Arzalluz, de leider van de PNV, wond er een paar weken geleden op de ‘dag van de partij’, waar hij tachtigduizend met Baskische vlaggen zwaaiende toehoorders toesprak, geen doekjes om. ‘Deze constitutie hebben wij niet geaccepteerd, en zullen wij ook nooit accepteren. De enige constitutie die wij accepteren is een grondwet waarin wij zelf kunnen kiezen of, en zo ja, hoe wij deel willen uitmaken van de Spaanse staat.’ En: ‘Twintig jaar lang hebben wij geprobeerd middels verdragen, overleg en statuten de mogelijkheid te krijgen om zelf te bepalen hoe wij onze samenleving willen inrichten. Ons geduld is op. Het is tijd de zaken voor eens en voor altijd op te lossen, en als daarvoor de constitutie moet worden veranderd, gewijzigd of aangepast om gestalte te geven aan de wensen van de meerderheid van de Basken, dan kan de Spaanse regering niet blijven roepen dat deze heilig en onaantastbaar is.’
Het zijn woorden die zo afkomstig hadden kunnen zijn uit een van de vele Eta-communiqués. Ook daar staat het recht van de Baskische bevolking om zich uit te spreken over haar toekomst centraal, en wordt de legitimiteit van de huidige Spaanse constitutie betwist. Het verschil is evenwel dat nu niet een terroristische beweging en een handjevol sympathisanten een constitutionele hervorming en een grotere autonomie eisen maar een verzameling politieke partijen die de meerderheid van de bevolking in Baskenland vertegenwoordigden. Een eventueel referendum in Baskenland over dit thema zou, zo blijkt uit talloze opiniepeilingen, gewonnen worden door de voorstanders van vérstrekkender competenties en een grotere autonomie voor Baskenland.
Voor de Spaanse regering is een hervorming van de Spaanse grondwet in de richting van een meer federatief staatsmodel echter absoluut onbespreekbaar. Zoveel heeft Aznar wel duidelijk gemaakt met zijn, tot in het oneindige herhaalde, uitspraak, dat ‘de vrede binnen de grondwet moet passen’. Aznar redeneert dat een meerderheid in Baskenland nog altijd een minderheid is van de Spaanse bevolking. En voor een hervorming van de Spaanse grondwet is een meerderheid van de Spaanse bevolking nodig. Voor hem zou een hervorming van de Spaanse constitutie neerkomen op het ‘toegeven aan de chantage van Eta’.
Het scenario dat zich de komende tijd zal ontvouwen, is dan ook hoogst voorspelbaar. De Spaanse regering zal aanbieden om binnen het huidige politiek-juridische raamwerk van de grondwet een aantal competenties over te dragen, zoals bijvoorbeeld een eigen arbeidsbureau of de beschikking over de haven van Bilbao (die vanwege haar nationale belang Spaans eigendom is). Maar daarmee zullen de Baskische nationalisten, en al helemaal de Eta, nimmer genoegen nemen.
DE KANS DAT een dialoog tussen de Spaanse regering en de Eta, haar politieke arm en de Baskisch-nationalistische partijen tot een oplossing leidt, is dan ook gering. En de consequenties daarvan zijn verstrekkender dan ooit. Want anders dan bijvoorbeeld na de mislukte onderhandelingen van de socialistische regering met de Eta in 1989, zal het conflict daarna niet langer gaan tussen de Spaanse regering en de Eta, maar tussen de Spaanse regering en een democratische meerderheid in Baskenland. Daarom beschuldigt bijvoorbeeld oud-president Felipe Gonzalez de gematigde Baskisch-nationalistische partijen ervan dat zij met hun pact met de politieke arm van Eta aansturen op een ‘Joegoslavisch scenario’.
Dat is natuurlijk overdreven, maar er schuilt wel een kern van waarheid in. Spanje is opgebouwd uit verschillende regio’s en culturen, en het lijkt steeds moeilijker deze bijeen te houden binnen de huidige staatsvorm van Spanje. Want ook de Catalaanse nationalisten hebben zich in het debat gemengd. Samen met de Baskische nationalisten hebben zij een declaratie ondertekend, de Declaratie van Barcelona, waarin zij gezamenlijk aandringen op een wijziging van het Spaanse staatsmodel in de richting van een meer federatieve staatsvorm. De Catalanen hebben weliswaar geen terroristische beweging om deze eis kracht bij te zetten, maar wel een krachtig politiek wapen: de regering-Aznar is voor de meerderheid in het Spaanse parlement aangewezen op de steun van de Catalaanse nationalistische partij Unió Democrática de Catalunya (CiU). Zodoende staat in het hele debat over de Spaanse constitutie en het staatsmodel niet alleen de vrede op het spel, maar ook de politieke stabiliteit in Spanje.
Aznar wil eerst de provinciale verkiezingen in Baskenland op 25 oktober afwachten voordat hij verdere stappen onderneemt in de richting een vredesproces. ‘We zullen eerst maar eens afwachten welk gewicht een ieder heeft in een eventueel vredesproces.’ Tot die tijd lijkt het vooral zaak de hoop op een oplossing levend te houden.
Maar juist daarin blinkt de Spaanse regering niet echt uit. Zo wordt door vele politieke partijen en vredesorganisaties aangedrongen op een ‘gebaar van goede wil’ van de Spaanse regering. Bijvoorbeeld het overbrengen van de Eta-gevangenen naar Baskische gevangenissen - al sinds jaar en dag een belangrijk strijdpunt van alle Baskische nationalistische partijen, vanwege de aanhoudende reportages van onder andere Amnesty International, over martelingen in de Spaanse gevangenissen. De Spaanse regering vindt het bestand daarvoor nog te prematuur. En ook haar aankondiging dat ze haar politionele strijd tegen de Eta, ondanks het bestand, niet zal staken heeft veel kwaad bloed gezet in Baskenland.
Veel zal ook afhangen van de komende verkiezingen in Baskenland. Het is nog onduidelijk wat de electorale gevolgen zijn van het Eta-bestand voor de verschillende politieke partijen. Mochten de Baskische nationalistische partijen en Izquerda Unida er niet in slagen de meerderheid te behalen, dan verliezen ze immers hun grootste troefkaart in de komende onderhandelingen: het feit dat zij de meerderheid van de Baskische samenleving vertegenwoordigen.