© Richard Juilliart / AFP / ANP

Psychologen voorspelden aan het eind van de zomer dat een tweede besmettingspiek zou leiden tot een depressie-epidemie. Zo’n vier miljoen mensen staan op omvallen, berekende neuropsycholoog Erik Matser. Zij vergelijken de coronacrisis met een oorlogssituatie: onze vrijheid wordt beperkt, sociale structuren zijn weggevallen, we lijden langdurig aan stress en woelen ’s nachts met negatieve gedachten. Met dit vooruitzicht zette de ggz zich al weer schrap, de werkdruk is al zo hoog. ‘De stormvlag’ werd gehesen. Maar zijn de voorspellingen wel reëel?

Toen in maart een zelfde schrikbeeld opdoemde was daarvan in cijfers van de ggz niets terug te zien; de afgelopen maanden raakten niet meer mensen depressief, er was geen toename van burn-outs, het aantal suïcides nam zelfs iets af vergeleken met het jaar daarvoor. Volgens psychiaters is er een groep patiënten die zich in deze periode van stilstand zelfs beter voelt. ‘Corona is een maatschappelijke crisis waar iedereen mee te maken heeft’, zei ggz-onderzoeker Bauke Koekkoek onlangs in een interview met de NRC, ‘maar dat betekent niet dat we nu allemaal psychische stoornissen krijgen.’ Hij inventariseert sinds de eerste besmettingsgolf voor het Landelijk Operationeel Team Corona meldingen van mensen die in psychische nood verkeren.

Waarschijnlijk is het nog te vroeg om te becijferen hoeveel Nederlanders emotioneel vastlopen of aankloppen bij de ggz. Uit talrijke wetenschappelijke studies naar mensen met een crisis- of oorlogservaring blijkt dat trauma’s zich vaak jaren later manifesteren. In bedreigende omstandigheden gaat de overlevingsstand aan, de opgebouwde stress komt er pas in een rustig vaarwater uit via klachten als slapeloosheid, angstaanvallen of aanhoudende somberheid.

Het is dan ook niet moeilijk te bedenken dat de coronacrisis op den duur een wissel trekt op het geestelijk welzijn. Alleen al op de site van het Nederlands Jeugdinstituut staan tientallen onderzoeksrapporten over de gevolgen van de coronatijd voor kinderen, jongeren en gezinnen. Alle onderzoekers hebben grote zorgen over de impact van de sociale en economische stilstand. De kindertelefoon staat al maanden roodgloeiend, jongeren en studenten kampen met stress en ‘gevoelens van somberheid’. Er is nauwelijks zicht op wat er tijdens de lockdown achter de voordeur is gebeurd met kinderen in achterstandswijken of multi-probleemgezinnen.

Er is eenzaamheid, angst om besmet te raken. Mensen hebben dierbaren verloren en van hen soms geen afscheid kunnen nemen. Velen zagen hun toekomstperspectief krimpen met het verlies van hun baan, volgens het uwv zijn dat er dit jaar 125.000, een getal dat in werkelijkheid vele malen groter zou zijn als er geen Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (now) zou zijn. De toeristenbranche en de cultuursector – het zijn sectoren die volledig op z’n gat liggen en die ook volgend jaar niet zullen opbloeien. Daar gaan zonder twijfel persoonlijke drama’s achter schuil.

Over hoe we moeten omgaan met al die onzekerheid en angst is dit jaar veel geschreven. Uiteraard een overkill aan zelfhulpboeken, zoals De kracht van breien: Hoe een oeroud ambacht onze levens verbindt van de Italiaanse journalist/terreurdeskundige Loretta Napoleon. Een boek waarvan je denkt: hoe kom je erop om dáár over te gaan schrijven. Na de nodige persoonlijke tegenslag ontdekt ze de helende werking van een bol wol en pennen waarmee ze letterlijk de draad weer oppakt. Het is langzame, rustgevende arbeid met een mooi resultaat, althans volgens haar. Ze vertelt in interviews dat in de langdurige lockdown in Italië de balen wol niet aan te slepen waren. De ene steek die in de andere grijpt ziet ze als een metafoor voor het leven, als een interactie tussen mensen die samen een weefsel vormen.

Edith had het stomme ‘geluk’ door kamparts Josef Mengele eruit gepikt te worden om in ruil voor een homp brood voor hem te dansen

Zelfhulpboeken zijn in feite praktische zoektochten naar zingeving. Het genre is, parallel aan de ontkerkelijking, in de afgelopen decennia uitgegroeid tot een miljoenenmarkt. In een seculiere samenleving is niet minder behoefte aan figuren die richting geven, zeker in deze tijd waarin alles op drift raakt. In Houd afstand, raak me aan stelt de Belgische psychiater Paul Verhaeghe als perspectief dat we ons door de coronacrisis allemaal moeten aanpassen aan een samenleving die we nog niet kenden. Dat zet ons aan het denken, we moeten onze verwachtingen bijstellen en andere keuzes maken. Als samenleving minder streven naar méér, want de ongebreidelde groei-economie is volgens hem niet langer verdedigbaar. Zijn betoog hoor je veel terug, ook onder economen en ‘de elite’: het roer móet om, een transitie naar een duurzame samenleving heeft meer dan ooit urgentie. Ook het leger van mental coaches roept harder dan voorheen hoe je, teruggeworpen op jezelf, een innerlijke groei kunt doormaken. Bij positief denken hoort bijvoorbeeld ook iets ‘goeds’ voor anderen doen.

In eerste instantie zag je in maart die reactie op de lockdown: boodschappen doen voor oude mensen, buurtactiviteiten organiseren, applaus en bloemen voor de helden in het ziekenhuis, het huis opruimen, onnodige dingen weggooien, wandelen. Het gevoel van saamhorigheid is bij de tweede golf zo’n beetje verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor irritatie, agressie tegen zorgpersoneel, shoppen in de binnensteden. Het geduld raakt op, de solidariteit met ‘de ander’ heeft maar beperkt vat op het verwarde ego. ‘Het breiwerk’ wordt weer uit elkaar getrokken.

Edith Eger. Ze deed voor de oorlog veel aan ballet en turnen en had aspiraties om mee te doen aan de Olympische Spelen © Courtesy Edith Eger / KRO NCRV

Misschien biedt de benaderingswijze van het stoïcisme meer soelaas. Deze filosofische stroming uit het Romeinse Rijk staat haaks op het langzamerhand sleetse maakbaarheidsideaal waarin je alles naar je hand kunt zetten als je het maar echt wil. Het stoïcisme houdt iets anders voor: je moet inzetten op de dingen waar je iets aan kunt veranderen, en dat waar je geen controle op hebt moet je negeren of van je laten afglijden. Deze houding valt te leren, het is een oefening in geduld. De Stoa-school geniet in de ict-wereld, het bedrijfsleven en de coaching-sector al langer populariteit en het is niet vreemd dat ze nu breder aanslaat. We zijn de controle kwijt, en de verlossing moet komen van een vaccin – er is licht aan het einde van de tunnel waar iedereen reikhalzend naar uitkijkt, tenminste, degenen die vertrouwen op de wetenschap. Tot dan zullen we moeten afwachten.

Binnen het groeiende aanbod van podcasts en boeken die aan deze filosofie refereren gaat Op weg naar vrijheid: Stoïcijnse teksten voor tijden van crisis (2020), onder redactie van Lammert Kamphuis, terug naar de bronteksten van het stoïcisme. Die werden zo’n tweeduizend jaar geleden opgetekend door Seneca (adviseur van keizer Nero), Epictetus (een vrijgelaten slaaf) en Marcus Aurelius (keizer). Voor hen zijn de dilemma’s niet abstract: ze putten uit eigen levenservaring en kijken praktisch tegen levensvragen aan.

In twintig hoofdstukken worden aan de hand van hun teksten allerlei kwesties aangesneden die verrassend actueel zijn. Behalve de grote thema’s van alle tijden – eenzaamheid, verlies, de dood, tegenslag – gaat het over keuzestress, uitstelgedrag of te hooggespannen verwachtingen. Het zijn voor millennials herkenbare valkuilen waar ze tobberig in vallen. Of het gaat over luxeproblemen die deze tijd zo kenmerken: frustratie als de ongebreidelde behoefte aan spullen en reizen niet bevredigd kan worden. ‘De overbodigheid van veel dingen beseffen we vaak pas als ze eenmaal ontbreken’, schrijft Seneca bijvoorbeeld. Waar het op neerkomt is het bereiken van een innerlijke onaantastbaarheid. Terugvallen op de essentie – sober leven, goed eten, bewegen en goed slapen – en daar kracht uit putten. Je moet blij zijn met wat er wél is en niet verlangen naar wat er níet is, of daar nodeloos over doorzeuren. Stoïcijns-zijn maakt vrij. Boeddhisten klinkt dit bekend in de oren.

Er zijn mensen die zich deze levensfilosofie hebben eigen gemaakt zonder zichzelf stoïcijn, boeddhist of mindfull te noemen. Zo iemand is de Amerikaanse psychotherapeut Edith Eva Eger (1927), een uitzonderlijke vrouw met een levenskracht waar je diep van onder de indruk raakt. Haar ervaring in de meest extreme omstandigheden denkbaar heeft ze ingezet om als klinisch psycholoog zo veel mogelijk mensen in psychische nood te helpen. Ze omschrijft haar methodiek als ‘iemand bevrijden uit de gevangenis van de eigen gedachten en van destructief gedrag. Iemand laten groeien door betekenisvolle en blijvende verandering te creëren in zichzelf en in relaties.’

Haar levenservaring is een inspiratiebron, niet om te tonen dat het altijd erger kan – er bestaat volgens haar geen hiërarchie van leed, elk leed kan op een eigen wijze een kwelling zijn. Lijden bagatelliseren omdat een ander het zwaarder heeft, vindt ze onverstandig. Zij biedt vooral hoop in hóe ze haar trauma heeft overwonnen.

Edith Eva Eger is een van de weinige overlevenden van de holocaust die nog leven. Op haar zestiende werd ze met haar ouders en oudere zus Magda vanuit Hongarije gedeporteerd naar Auschwitz. Haar ouders verdwenen meteen in de gaskamers, de zusjes hielden zich samen staande. Edith had het stomme ‘geluk’ door kamparts Josef Mengele eruit gepikt te worden om in ruil voor een homp brood voor hem te dansen – hij hield zo van kunst en ballet. Het frêle meisje had voor de oorlog dagelijks vijf uur getraind in ballet en turnen, ze had aspiraties om mee te doen aan de Olympische Spelen. Tijdens het dansen in de hel leerde ze zich terugtrekken in zichzelf, een mechanisme dat ze later bij cliënten met een incestverleden herkende en waarmee ze hen kon helpen om het gevoelsleven terug te krijgen.

Beide meisjes werden bevrijd door de Amerikanen, keerden terug naar huis, broodmager en niet meer in staat om te lopen. In een Amerikaans veldhospitaal ontmoette Edith haar toekomstige man Béla Eger. Toen om hen heen opnieuw terreur uitbrak, deze keer vanuit de communistische ideologie, vluchtte het echtpaar met hun dochter in 1949 naar Amerika. Ze kregen nog twee kinderen, maar over het geluk gleed de schaduw van het verleden: ze leed aan het concentratiekampsyndroom, zat vast in haar donkere gedachten en werd getergd door survivor’s guilt. Over haar ‘geheim’ zweeg ze 25 jaar, haar herinneringen wilde ze met niemand delen. ‘Maar het probleem met het hebben van een geheim is dat het geheim jou heeft. Het wordt een gevangenis’, zei ze later tegen haar cliënten.

‘We hebben een keuze: aandacht besteden aan wat we zijn verloren, of aan wat we nog hebben’

De helpende hand kwam van de beroemde Weense neuroloog/psychiater Viktor Frankl, zelf ook overlevende van de holocaust en auteur van de klassieker De zin van het bestaan (1946). Hij zette Edith Eger aan tot het volgen van therapie. Na een studie klinische psychologie promoveerde ze in 1978, bouwde in San Diego een bloeiende praktijk op in combinatie met een aanstelling aan de Universiteit van Californië. Op haar 51ste startte haar carrière – alleen al dat gegeven is een opsteker voor jonge mensen die in de stress raken uit vrees de boot te missen.

Met haar zussen Klara (l) en Magda ® © Courtesy Edith Eger / KRO NCRV

Minstens zo bijzonder is dat ze op haar negentigste debuteert met De keuze: Leven in vrijheid waarin ze de transformaties van haar patiënten vervlecht met haar eigen oorlogsherinneringen en klinische inzichten. Ze beschrijft bijvoorbeeld hoe ze op de eerste dag in Auschwitz kaalgeschoren worden en Magda, altijd geprezen om haar schoonheid, haar vertwijfeld vraagt hoe ze eruitziet. ‘Ze vraagt me om haar te helpen, zichzelf te vinden en te zien. Dus ik vertel haar de enige waarheid. “Je ogen zijn zo mooi. Ze zijn me nooit opgevallen toen ze bedekt werden door al dat haar.” Het is de eerste keer dat ik zie dat we een keuze hebben: aandacht besteden aan wat we zijn verloren, of aandacht besteden aan wat we nog hebben.’

Voor veel dingen die Eger constateert op basis van extreme ervaringen geldt: het is van zo’n eenvoudige logica dat je denkt, ja zo is het. Geen theoretische filosofie maar net als bij de stoïcijnen een praktische zienswijze. De weg om iets te veranderen schetst ze als complex, moeizaam, een gelaagd proces. In Het geschenk (2020), dat na het wereldwijde succes van haar eerste boek volgde, geeft ze een handleiding met opdrachten aan de lezer. ‘Het is een universele ervaring dat het leven niet blijkt te zijn wat we hadden gewild of verwacht. De meesten van ons lijden omdat we iets hebben wat we niet willen, of we willen iets wat we niet hebben’, schrijft ze over een van de lessen die ze leerde op haar zestiende.

Dat ze pas op hoge leeftijd een boek heeft geschreven is volgens haar te danken aan Philip Zimbardo, psycholoog en bedenker van het beroemde Stanford-gevangenisexperiment. Hij heeft ook het voorwoord bij De keuze geschreven. In een interview zegt ze: ‘Hij bleef me vertellen dat de overlevenden die hun verhaal hebben opgeschreven allemaal mannen zijn. Je hebt Elie Wiesel, je hebt Viktor Frankl. Hij zei: we hebben ook vrouwenstemmen nodig. Mannen willen zaken vaak begrijpen, benaderen het vanuit hun hoofd. Vrouwen willen weten hoe jij je voelt en we willen dat gevoel gezelschap houden.’

Bij lezingen wordt Eger vaak gepresenteerd als ‘de Anne Frank die niet stierf’. Ze zijn in hetzelfde jaar geboren, hebben eenzelfde soort opvoeding genoten en schreven beiden de angstaanjagende gebeurtenissen in de wereld om hen heen op in een dagboek. Ondanks de wreedheden bleven ze geloven in de goedheid van de mens. Ze waren vroegwijs en getalenteerd, vol dromen om beroemd te worden.

Misschien omarmt Nederland haar daarom wel extra. Dit jaar verschenen grote interviews met haar in de kranten en damesbladen. In oktober sprak theologe Jacobine Geelen op tv een uur met haar. Van haar levensverhaal werd vorig jaar het toneelstuk De dans ontsprongen opgevoerd met Pierre Bokma in de rol van Joseph Mengele en prima ballerina van het Nationaal Ballet Igone de Jongh als het dansende meisje. Op videobeelden van de repetities zie je Eger geconcentreerd kijken naar de verbeelding van haar levensverhaal, een pittig hoogbejaard dametje dat haar tranen niet kan inhouden en na afloop de acteurs in de armen valt.

Eger is nooit een slachtoffer geweest, dat gunt ze de daders niet. Lijden is volgens haar universeel, maar het slachtofferschap is optioneel. Ze schrijft in Dekeuze dat er een verschil is tussen ‘het slachtoffer worden van’ en ‘de slachtofferrol’; het eerste komt van buitenaf, het wordt je aangedaan door slechte omstandigheden, een pestkop in de klas, mensen of organisaties waar we geen invloed hebben. Daar tegenover staat de slachtofferrol, die van binnenuit komt: ‘We worden niet een slachtoffer door wat er met ons gebeurt, maar doordat we ervoor kiezen om vast te houden aan onze slachtofferrol. We ontwikkelen een manier van denken en zijn star, verwijtend, pessimistisch, bestraffend en zonder gezonde beperkingen of grenzen. We zitten vast in het verleden en zijn niet in staat om te vergeven.’ In de huidige samenleving waarin het slachtofferschap gedijt is dit een waardevol inzicht.

Over een klinische depressie heeft ze het natuurlijk ook veel in haar boek, vooral in de zin hoe ze die zelf heeft overwonnen en hoe ze mensen die eraan lijden behandelt. ‘Het tegenovergestelde van depressie is expressie; wat uit je lichaam komt maakt je niet ziek, het is wat binnen blijft. Oordeel dan ook niet over een gevoel, van jezelf of een ander. Een gevoel is een gevoel. Er is geen juist of verkeerd gevoel. Het is gewoon een gevoel.’

De pijn moet eruit, en dat gebeurt vaak pas na jaren van vastlopen in somberheid. Alle patiënten lijden volgens haar uiteindelijk aan hetzelfde: ‘We verlangen naar goedkeuring, aandacht en genegenheid. We verlangen naar de vrijheid om het leven te accepteren en onszelf echt te leren kennen en te zijn.’