Want behalve het persoonlijke, tragische levensverhaal van Ted Hughes en Sylvia Plath valt er in deze gedichten zoveel te lezen dat de bundel - zoals elk goed boek - niet begint en ophoudt bij de eerste en laatste bladzijde. Wie het werk van Plath, haar Letters Home of een van haar biogafieën kent, zullen het meest aan de gedichten hebben. Voor wie dit een kennismaking is met het beroemde dichterspaar, zal het boek zo nieuwsgierig maken dat op z'n minst Plaths laatste bundel Ariel, of de Letters Home zullen worden aangeschaft. Want de Hughes die in de Verjaardagsbrieven na vijfendertig jaar zwijgen spreekt, is zowel in het ene als het andere boek van Plath te vinden.
DE OMSTREDEN biografie Bitter Fame (1989) van Anne Stevenson is dit najaar ook weer in herdruk verschenen. Het is de enige levensbeschrijving waaraan de Plath Estate - Ted Hughes en zijn zuster Olwyn (Sylvia Plath pleegde in 1963 zelfmoord toen zij gescheiden van Hughes leefde maar nog wel getrouwd was) - medewerking verleenden. Daarmee is het niet zonder meer de beste biografie. Sylvia Plath komt er in veel opzichten slecht af, Ted Hughes des te beter. Daar heeft Olwyn Hughes voor gezorgd, want zij bemoeide zich er voornamelijk mee. Zij wordt in een ‘Author’s Note’ zelfs een ‘bijna’ mede-auteur genoemd.
Het is in het licht van de Verjaardagsbrieven zelfs onbegrijpelijk dat Hughes aan Bitter Fame ooit zijn goedkeuring heeft gegeven. De bundel waarmee hij nu zijn leven afsluit, leest ook als een correctie op die alom verguisde biografie en daarmee op de bemoeienissen van zijn zuster. Sylvia Plath stijgt in Hughes’ gedichten als een ware ‘Goddess of Complete Being’ boven zichzelf en het beeld dat in Bitter Fame van haar geschapen werd uit.
In The Silent Woman (1996) nam Janet Malcolm het als een van de weinigen voor zowel Anne Stevenson als Ted Hughes op. Want na Plaths zelfmoord werd hij in feministische kringen bijna unaniem als haar moordenaar gebrandmerkt. Hij werd, in zijn eigen beeldspraak, als een hindoestaanse weduwe met het lijk van de overleden wederhelft verbrand. In Birthday Letters (de Nederlandse vertaling van de titel is in dat opzicht ontoereikend, hoewel je verder vergeet dat je een vertaling leest) verrijst Hughes als een fenix uit de as.
Een liefde die zo heftig is dat de dood van de een de ander meesleurt, is van onaardse proporties. Maar zoals dat met mythische geliefden gaat, stonden beiden op uit hun graf. In ‘Lady Lazarus’, een van de beroemdste gedichten van Plath, neemt ze niet alleen een voorschot op haar eigen postume roem maar bezingt ze ook haar triomfantelijke herrijzenis uit een zelfmoordpoging op haar twintigste, enkele jaren voor ze als Amerikaanse Fulbright-beursstudent naar Engeland ging.
‘Fulbright’ is het eerste woord in de Verjaardagsbrieven. En dat zijn ze, brieven vol schittering. Ook al wordt er een klassieke tragedie van onontkoombare liefde beschreven, van de werking van het Noodlot met een enorme hoofdletter. Het liefdespaar is van alle tijden, al heetten ze in deze eeuw toevallig Sylvia Plath en Ted Hughes. Bij Shakespeare, die hun verhaal weer van Ovidius had, heetten ze aanvankelijk Venus en Adonis; om vervolgens tot en met The Tempest in steeds andere gedaanten op het toneel te verschijnen. Grote namen en grote verhalen schieten spontaan te hulp om deze eigentijdse Tragedy of Divine Love onder woorden te brengen.
Hughes en Plath waren fanatieke mythomanen die elkaar in hun gedichten vonden, nadat ze elkaar als het ware al in de wereldliteratuur hadden ontmoet. ‘I met the stongest man in the world, ex-Cambridge, brilliant poet whose work I loved before I met him, a large, hulking, healthy Adam’, schreef Plath extatisch aan haar moeder in Amerika toen ze in 1956 zelf in Cambridge studeerde. Hij had een stem ‘like the thunder of God’, hij was ‘a singer, story-teller’, zijn zakken puilden altijd uit van gedichten. Hij vertelde haar zijn dromen, ‘marvelous, coloured dreams’; hij leerde haar naar de natuur kijken en horoscopen trekken; hij schreef gedichten van een ‘banging virility’; hij hield van koken en eten; zijn eetlust was ‘huge’. Hij was in alle opzichten ‘huge’.
Hughes’ vocabulaire nam al snel bezit van haar gedichten. Zijn bossen, velden, dierenwereld en aardsheid vormden de vruchtbare bodem voor haar nieuwe ziel, die samen met hem gesmeed werd. Hij werd de vroedvrouw van haar werk, hij vulde de droeve leegte die de dood van haar vader had nagelaten. Hij hypnotiseerde haar als ze angstig was, hij werd haar beschermer, haar verzorger, haar nieuwe god.
Haar moeder werd in brieven naar huis uitvoerig op de hoogte gehouden van de metamorfose die ze onderging: ‘I have become a woman to make you proud.’ En gerustgesteld. Want natuurlijk maakt een moeder van een suïcidaal kind dat een half jaar opgenomen is geweest en elektroshocks heeft ondergaan, zich zorgen als zij in het buitenland studeert. Maar nu zij Ted had, liet Sylvia haar moeder weten, hoefde ze zich nergens meer ongerust over te maken. De ‘triumph of life over death’ was voltooid. Nu kon haar niets meer gebeuren. ‘I know this with a sure strong knowing to the tips of my toes, and having been on the other side of life like Lazarus, I know that my whole being shall be one song of affirmation and love all my life long.’
Dat lied van ‘affirmation and love’ werd uiteindelijk niet door haar gezongen maar door hem. Hughes deed er vijfentwintig jaar over. Hij begon er tien jaar na haar dood aan. Die eerste tien jaar waren, zo schrijft hij in de Verjaardagsbrieven, ‘verduisterde jaren’ waarvan hij de eerste drie in haar graf doorbracht. Daarna was hij begonnen haar in gedichten te zoeken.
ZIJN DOOD vervolmaakt hun literaire verbintenis. De cirkel is rond, de spiegeling compleet. Niet alleen zij, maar ook hij schreef de gedichten die hem onsterfelijk zullen maken met de dood voor ogen. Hughes wist al anderhalf jaar dat hij terminaal ziek was.
Zij schreef in die laatste creatieve uitbarsting aan hem, hij aan haar. Voor een goed begrip moeten twee kanten van de correspondentie gelezen worden. Waar te beginnen? Bij het gedicht ‘Verjaardaggeschenk’ in de bundel Ariel? Daarin wordt door Plath behoedzaam om een heel bijzonder verjaardagscadeau gevraagd. Het gedicht werd in oktober 1962, rond haar dertigste verjaardag geschreven. Ted Hughes had haar en hun twee kinderen net verlaten voor een ander. Toch wil ze iets hebben dat alleen hij haar kan geven. Onthul je, smeekt ze hem, laat zien wat er van onze liefde over is. Alles is goed, ‘zoveel geef ik dit jaar toch niet om geschenken,/ Tenslotte besta ik nog maar bij ongeluk.’ Gaandeweg wordt haar verzoek dringender, vrijmoediger, alsof ze voelt dat het cadeau ook haar zoekt. ‘Wees niet gierig, het allergrootste kan ik aan./ Laat ons erbij gaan zitten, ieder aan een kant, vol eerbied voor de glans.’ Het, wat het ook is, mag niet per post komen, beetje bij beetje. Ze wil alles in één keer horen. ‘Maar laat hem neer, de sluier, laat hem neer./ Als het de dood was/ Zou ik zijn loden ernst vereren, zijn tijdloze blik./ Zou ik weten dat je het meende./ Een dag van adel zou het zijn, een geboortefeest.’
Het geschenk kwam na vijfendertig jaar ter wereld en glanst en fonkelt van de juwelen die er in opgeborgen liggen. Elke regel in de Verjaardagsbrieven maakt duidelijk hoezeer het menens was bij Hughes, hoe nobel zijn liefde was, dwars door zijn ontrouw heen. Door dit wonderbaarlijke boek zal hij Ariel overvleugelen, maar hij neemt haar mee op zijn vlucht: eindelijk veilig, het gekrakeel rond hun leven en dood overstijgend.
Dichters & Denkers
Het testament van ted hughes
KAN DE DOOD van de dichter weggehouden worden van zijn gedichten? Volgens W.H. Auden gebeurt dat vanzelf, bij het werk van de werkelijk groten. Mij lukte het niet toen ik vorige week donderdag hoorde dat Ted Hughes de avond ervoor was overleden terwijl ik zijn bundel Birthday Letters in de vertaling van Peter Nijmeijer las. Het waren niet meer dezelfde gedichten; de Verjaardagsbrieven veranderden ogenblikkelijk van een verlaat geschenk aan een dode geliefde in een openbaar testament. De nalatenschap bestaat uit achtennegentig autobiografische, verhalende gedichten waarin een verzengende liefde tussen twee mensen wordt bezegeld en toevertrouwd aan de eeuwigheid. Althans, zolang er mensen zijn die kunnen en willen lezen.
www.groene.nl/1998/45