Celia Nufaar, Bart Slegers, Maria Kraakman, Aus Greidanus jr. en Hans Kesting in Ibsen Huis © Jan Versweyveld

Ik lees dat Toneelgroep Amsterdam (tga) enkele weken geleden op het Festival van Avignon succes heeft gehad met Ibsen Huis, vrij naar de Noorse schrijver, een marathon van de Zwitsers/Australische Simon Stone (tekst en regie). Ik heb die voorstelling hier nog niet besproken. De Amsterdammers hebben haar door omstandigheden ook maar één week kunnen zien. In februari 2018 mogen ze nog een week komen kijken.

Over Hans Kesting, die in Ibsen Huis een sterke pater familias met een misbruikverleden speelt, schrijft Le Monde nu dat hij een ‘shakespeareaanse dimensie geeft aan eender welk ordinair monster dat hij uitbeeldt’. Le Figaro noemt Kesting ‘een van de grootste Europese toneelspelers’. Ik ben blij voor Hans Kesting. En de kwalificatie is volkomen terecht. Erg dol ben ik ondertussen niet op dat woud van superlatieven waar tga tegenwoordig in lijkt te wonen. Maar ja, wij weten waar de grandeur van de toneelspeler Hans Kesting en de zijnen (‘cocktail inédit de puissance et sensibilité’) oorspronkelijk is gevormd. Dat hij mede een ‘product’ is van de artistieke rijkdom in het Nederlands-Vlaamse toneellandschap van de afgelopen dertig jaar, waarin een ‘nooit vertoonde manier van toneel maken’ ooit relatief vrij spel had, zodat er een ‘cocktail van kracht en sensibiliteit’ kon ontstaan. Dat toneellandschap is nu door cultuurpolitieke lilliputters opgeblazen en gaat langzaam ten onder in het bladgoud van de ‘internationalisering’ en de ‘festivallisering’.

Over Obsession (vrij naar Luchino Visconti door tga in de regie van Ivo van Hove) heb ik het hier ook nog niet gehad. Vanwege Jude Law (begrijp ik) namen anderen die taak van me over. Godlof. Ik vond het een verschrikking om volwassen toneelspelers te zien struikelen over quasi-diepzinnige, kinderachtige filmdialogen uit de jaren veertig, die op het toneel de dramatische slagkracht hadden van nul komma niks. Twijfels over de regie of de theatrale houdbaarheid van het product Obsession werden weggewimpeld. Met onder meer het ‘argument’ dat Van Hove toch maar mooi het publiek van Engeland, het ‘Mekka van Shakespeare-toneel’, op de knieën krijgt met voorstellingen als Kings of War. Pardon? Sinds wanneer is Engeland het ‘Mekka van Shakespeare-toneel’? En is het probleem niet juist dat het deels ‘modieuze’ Kings of War wat simpeltjes is toegesneden op de Anglo-Amerikaanse markt?

De boodschap is duidelijk: tijdens prijzenregens en jubelkoren is kritiek niet de bedoeling. In het voetbal, nu ook bij het EK voor vrouwen, wordt gesproken over het ‘thuisvoordeel’ van spelen voor eigen publiek. In ons toneel hebben we langzamerhand te maken met een thuisnadeel. Wij kennen de bronnen van onze rijke toneelcultuur. Wij weten dat die binnen niet al te lange tijd dreigen op te drogen. Wij zien toneelspelers van tga gretig hengelen naar een internationale sterrenstatus. Wij weten dat ze niet meer hun beste toneel spelen. Maar ja, dát krijgen wij hier niet meer uitgelegd.


Ibsen Huis is van 8 t/m 10 en van 14 t/m 17 februari 2018 te zien in de Stadsschouwburg Amsterdam. Kings of War speelt daar van 16 t/m 22 december 2017; www.tga.nl