Hoe definieer je de erotiek van de man als hij het middelpunt van de vrouwelijke verleiding in de navel ziet Het is een kwestie die Alain al een tijd fascineert. Hij loopt op een mooie junidag door Parijs en ziet overal meisjes die tussen hun heupbroek en korte shirtje hun ontblote navel tentoonspreiden. Wat zegt het dat niet de benen, de billen of de borsten de vrouwelijke verleidingskracht uitmaken, maar dat ronde gaatje midden op het lichaam? De lengte van de benen staat voor de lange weg naar erotische vervulling, de billen belichamen de kortste weg, en de borsten verwijzen natuurlijk naar de maagd Maria die Jezus zoogt, naar de heiligheid van de vrouw.

Het is een typisch kunderiaanse overpeinzing, helemaal aan het begin van Milan Kundera’s nieuwe roman Het feest der onbeduidendheid. In eerdere boeken als Lachwekkende liefdes, Het boek van de lach en de vergetelheid en zijn meesterwerk De ondraaglijke lichtheid van het bestaan toonde hij aan dat hij als geen ander lichtvoetig kan filosoferen over liefde en seks, daarbij erotiek losjes verbindend met grotere thema’s als politiek en geschiedenis, ja zelfs met metafysica. Verrek, denk je bij die bespiegeling over de navel, dat is scherp bedacht. Zeker als daar aan het eind van de roman op wordt teruggegrepen en de navelmode als symbool van het nieuwe millennium wordt bestempeld: billen en borsten zijn uniek, alle navels lijken op elkaar, in de nieuwe tijd is individualiteit een illusie. Inderdaad, al tien jaar lopen de meisjes met naveltruitjes door de stad, waarom is daar zo weinig betekenis aan gegeven, los van al het gesomber over de seksualisering van de samenleving?

De lichtvoetigheid en de grote greep, ze zijn ook te vinden in Kundera’s nieuwste boek, dat maar liefst veertien jaar na zijn vorige roman verschijnt. Maar toch overheerst bij mij de teleurstelling. Het feest der onbeduidendheid is eerder marionettentheater dan een roman. Er zijn personages – Alain met zijn obsessie voor de navel, de toneelschrijver Charles die aan de kost komt door het organiseren van cocktailparty’s, de gesjeesde acteur Caliban en Ramon, die tot het ‘funeste leger der gepensioneerden’ behoort – maar ze zijn vooral schetsmatige dragers van ideeën en geen mensen van vlees en bloed. Ze krijgen geen geschiedenis, geen uiterlijk en nauwelijks een karakter. Er is sprake van een ‘ik’, die aangeeft van de vier vrienden te houden en elders de ‘meester’ wordt genoemd. Hij trekt duidelijk aan de touwtjes.

Een plot heeft het boek niet, er zijn scènes – wandelingen door Jardin du Luxembourg, een cocktailparty, een nachtelijk samenkomen van de vrienden – en vooral veel min of meer filosofische gesprekken. En er zijn twee historische anekdotes over Stalin – een waarin hij opschept over hoe hij 24 patrijzen schiet en een andere over Kalinin, een ‘arme, onschuldige ledenpop’ die vanwege zijn vergrote prostaat zijn plas niet kan bedwingen en daarom zo veel vertedering bij de sovjetdictator oproept dat hij Königsberg – u weet wel, de stad van Immanuel Kant – naar hem vernoemt als Kaliningrad. De anekdotes lopen over in een kolderiek marionettenstuk dat Charles aan het schrijven is, waarin Stalin in jagerskostuum en piskous Kalinin door Jardin du Luxembourg rennen. Natuurlijk passeert Kant, net als Hegel en Schopenhauer, ook nog de revue.

De personages in deze roman zijn niet meer dan schaakstukken in ideeën die Kundera wil overbrengen

De thematiek uit Kundera’s eerdere werk vind je ook in Het feest der onbeduidendheid: de ironie van de geschiedenis, de wrange gevolgen als een grap niet als grap wordt herkend en de droom van het andere leven dat ook geleid had kunnen worden. Bovenal bevat de roman een lofrede op de onbeduidendheid. De verleiders die willen schitteren, het zijn sukkels die het verliezen van de onbeduidenden, die er niet voor terugschrikken banaal, oninteressant en nietszeggend te zijn. ‘Onbeduidendheid’, zo heet het aan het eind van de roman, ‘is de essentie van het bestaan. Ze is overal en altijd bij ons. Ze is zelfs daar waar niemand haar kan zien: in gruwelen, in bloedige gevechten, in de vreselijkste rampen. Het vereist vaak moed om haar in zulke dramatische omstandigheden te herkennen en bij haar naam te noemen. Maar we moeten onbeduidendheid niet alleen herkennen, we moeten van haar houden, van haar leren houden.’

Is het opzet dat Kundera een onbeduidende roman over de onbeduidendheid heeft geschreven? In feite presenteert hij de lezer met Het feest der onbeduidendheid het skelet van een roman: niet alleen de personages zijn niet meer dan schaakstukken in ideeën die hij wil overbrengen, ook thematiek en psychologie zijn alleen schetsmatig aangezet. De navelobsessie van Alain krijgt bijvoorbeeld meer diepte als je leest over de enige herinnering aan zijn moeder, die hem na zijn geboorte in de steek liet en hem bezocht toen hij een jongen van tien was. Hij was in zwembroek en voelt nog steeds haar blik op zijn buik en navel. Maar meer dan aanstippen doet Kundera niet, het drama is vervat in een paar uit de losse pols getrokken lijntjes.

En de ideeën zijn eigenlijk niet meer dan ideetjes, soms chic opgehangen aan grote denkers, maar ze zijn niet dwingend verbonden met de personages en het verhaal. Of het moet zijn dat de vier vrienden, van wie de verteller zo veel zegt te houden, onbeduidend zijn gehouden om ze drager van de onbeduidendheid te laten zijn.


Milan Kundera: Het feest der onbeduidendheid. Vertaald uit het Frans door Martin de Haan. Ambo Anthos, 107 blz., € 14,99


Beeld: Verrek, denk je bij de bespiegeling over de navel, dat is scherp bedacht (Jason Anfinson / Flickr).