Kronstadt — Aan de Neva steekt de Meteor van wal. Met hoge snelheid koerst de roestige draagvleugelboot over het water van de Finse Golf richting het eiland Kotlin, richting de vesting Kronstadt. Een handvol zakenmensen, wat Russische toeristen en Petersburgse forensen hebben vijftien roebel betaald om in een half uur het vestingstadje te bereiken dat in 1704 door Peter de Grote ter verdediging van Sint-Petersburg werd gesticht. De Baltische vloot heeft er nog altijd haar thuishaven. Maar wat eens de sovjettrots was, is nu niet meer dan een ongemeen omvangrijke oud-ijzerhandel.

De aanlegsteiger van de Meteor ligt midden tussen die indrukwekkende, verwaarloosde marineschepen. Toch is dit de «goede kant» van Kronstadt: er zijn parken, monumenten, de prachtige Zeekathedraal aan het Anker plein, musea en het gemeentelijk kantoor. De andere zijde van het eiland wordt gedomineerd door vervallen woonblokken en kleine industrieën. Groepjes kaalgeschoren matrozen wandelen af en aan. Met de roestige vloot op de achtergrond geeft het de argeloze buitenlandse bezoeker de indruk dat hij hier met een openluchtmuseum van doen heeft. Toch is de basis nog altijd in gebruik. Maar het mysterieuze is verdwenen sinds het eiland in 1994 ook voor niet-bewoners werd opengesteld.

Het is een zonnige dag. In een klein parkje bij het ruim voor de ramp met de Koersk opgerichte monument voor onderzeeër bemanningen zit een oude vrouw die al haar leven lang in Kronstadt woont. Het is de laatste tijd nogal veranderd, zegt ze. «Sinds het eiland toegankelijk is voor iedereen gaat het zienderogen achteruit. We waren één grote familie. Nu heb je van die Kaukasiërs op de markt… Vroeger was het schoon. Het is natuurlijk gemakkelijker dat je nu gewoon mensen uit Sint-Petersburg kunt ontvangen en zelf boodschappen in de stad kunt doen, maar ik vond het wel zo prettig om hier onder onze eigen mensen te zijn», zegt ze. Dan, cryptisch: «Wij kenden Kronstadt, wij wisten wat ons lot was.»

Kronstadt is trots op zijn nakomelingen. Grote wetenschappelijke ontdekkingen zijn hier gedaan, meldt de folder waarmee het gemeentebestuur investeerders wil trekken. De torpedo zou hier zijn uitgevonden, de zeemijn, de telegraaf, een vaccin tegen de pest. Standbeelden en herinneringsplakkaten memoreren de helden van Kronstadt: uitvinders als A. Popov, volgens de Russen in 1895 de uitvinder van de radio, beroemde zeevaarders uit vorige eeuwen en manhaftige onderzeeërbemanningen die Kronstadt in de sovjetjaren en zelfs eerder heeft voortgebracht.

Naast de Matrozenclub, een door de hogere rangen aangeboden kroeg voor het laagste zeevarende personeel, is in een klein zaaltje het plaatselijke historisch museum ondergebracht. De jonge vrouw die bezoekers rondleidt, kan maar moeilijk haar Kronstadt-promotieriedel bij de museumstukken doorbreken. Ze ratelt aan een stuk door over de grootse geschiedenis van haar voorvaderen. Vóór de revolutie in 1917 waren er maar liefst 49 verschillende kerken en negen begraafplaatsen die de diverse volkeren op het eiland moesten bedienen, zegt ze, nu is er nog maar één serieuze kerk — de Zeekathedraal. Van binnen is dit bouwwerk danig «aangepast». Op de mozaïekvloer is een houten constructie getimmerd en het heilige altaar is omgevormd tot podium van het nieuwe Maxim Gorki-theater, waar het volk van Kronstadt met film en toneel werd vermaakt

Bijna zonder adem te halen holt de vrouw de geschiedenis door. Ze vertelt over de revolutie in 1917, over 1918 en over futiliteiten in 1919 en 1920. Dan ineens maakt ze een enorme sprong in de tijd en gaat verder met de heldendaden van het Rode Leger tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Weet ze dan niets over 1921, over de opstand van Kronstedelijke arbeiders en matrozen tegen de bolsjewieken? Ze weet het, geeft een afgemeten antwoord. Over maart 1921 wordt nog altijd niet graag gesproken. Het waren «antisovjetkrachten» die het eiland overheersten, zegt ze. «Lenin heeft toen per decreet afgekondigd dat de muiters geëlimineerd moesten worden.» De vrouw neemt eindelijk een adempauze, ze is even stil. Dan: «Ik heb me laten vertellen dat er mensen zijn die nu een monument voor die tijd willen oprichten.»

«Kronstadt werkt liever aan de toekomst», zegt burgemeester Viktor Soerikov. In een imposant kantoor legt de vriendelijke oud-KGB'er uit hoe hij zijn stadje een belangrijke plaats op de wereldkaart wil geven. Hij werft investeerders, vertelt hij, bedrijven die zich — nu de vloot met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie voor Kronstadt wat minder belangrijk is geworden — in zijn «vrije economische zone» willen vestigen. «Maar ik begrijp dat we het verleden hier niet mogen vergeten», zegt hij met een grijns van oor tot oor. «Er wordt gewerkt aan een boek en een monument ter herinnering aan de opstand van 1921.»

Niet zo lang geleden werd Kronstadt nog bezocht door de Nederlandse kroonprins Willem-Alexander. Zijn portret en een foto van het bezoek staan prominent op een kastje waar de burgemeester juist een dik pak papier uit trekt. Het zijn de drukproeven van een boek dat een lokale historicus alvast voor de festiviteiten van driehonderd jaar Kronstadt (in 2004) heeft gemaakt. Een uitgever is er nog niet, maar de waarheid over 1921 moet nu snel op tafel komen, zegt Soerikov. Hij blaast het stof van de titelpagina.

«Over een jaar is het monument klaar», zegt de burgemeester stellig. Vervolgens gaat hij door met het bij alle Kronstedelingen bekende verhaal over de uitvinders, de schier eindeloze hoeveelheid gesloopte kerkgebouwen en het o zo tolerante klimaat dat zeelieden uit al die verschillende landen door de jaren heen in het stadje hebben gebracht. Wat al die beroemde Kronstedelijke wetenschappers ook in elkaar geknutseld mogen hebben, de gebeurtenissen van maart 1921 spreken vooral bij mensen buiten Rusland tot de verbeelding, zo lijkt het.

Bij de Oktoberrevolutie vervulden de bemanningen van de oorlogsbodems Petropavlovsk en Sevastopol in Kronstadt nog een voortrekkersrol bij de machtsovername van de bolsjewieken. In 1921 waren ze de eersten die zich openlijk en massaal achter de stakende arbeiders van het toenmalige Petrograd schaarden. Daarmee keerden zij zich tegen het communisme van na de burgeroorlog. De protesten werden op 1 maart 1921 in Kronstadt beantwoord met het aannemen van een resolutie waarin onder meer vrije herverkiezingen voor de plaatselijke sovjet werden geëist. Op het Ankerplein, bij de Zeekathedraal, werden de vijftien stellingen voor een menigte van zestienduizend matrozen, arbeiders en in Kronstadt gelegerde soldaten door de notulist Petritsjenko van de Petropavlovsk voorgelezen en vrijwel unaniem aangenomen. De resolutie veroordeelde het onderdrukken van de stakingsacties in Petrograd en herhaalde het credo van 1917: «Alle macht aan de sovjets», waarmee het machtsmisbruik van de communistische partij in het als tijdelijk bedoelde «oorlogscommunisme» werd veroordeeld. De uitgangspunten van 1917 moesten in ere worden hersteld.

Tijdens de vergadering op het Ankerplein ging naar verluidt al spoedig het gerucht dat de bolsjewieken vanuit Petrograd de vergadering wilden neerslaan. Zo'n vaart liep dat niet, maar Lenin en Trotski hadden wel degelijk meteen na het bekend worden van de tamelijk gematigde (en geweldloze) opstand in Kronstadt een bevel ondertekend waarin de beweging dreigend een «muiterij tegen de communistische autoriteiten» werd genoemd. Onder aanvoering van Petritsjenko riep het inmiddels opgerichte «voorlopig revolutionair comité» op tot het instellen van een verdediging tegen een eventuele bolsjewistische aanval. Op 7 maart vuurden soldaten van Trotski de eerste schoten af. Pas op 17 maart, na tien dagen bloedvergieten, viel de stad.

Naar schatting tienduizend soldaten uit Petrograd sneuvelden. Onder de Kron stedelijke opstandelingen vielen zeshonderd doden en duizend gewonden. Zo'n 25.000 mensen die werden gevangengenomen, stierven later een langzame dood in de sovjet kampen. De «Derde Russische Revolutie» was faliekant mislukt en de matrozen uit Kronstadt die door Trotski eens bestempeld waren als de «trots en glorie van de revolutie» waren van de ene op de andere dag de paria’s van de natie.

De historicus over wie burgemeester Soerikov in zijn kantoor sprak, is meneer Koeznetsov. Sinds de jaren zestig probeert hij op alle mogelijke manieren de waarheid over het verzet van 1921 boven water te krijgen. Via zijn baan als vlootjournalist hoopte hij gemakkelijk toegang te kunnen krijgen tot de documenten uit 1921. Toch lukte het hem pas in 1990 de complete resolutie van Petritsjenko in te zien. Inmiddels is zijn boek af, maar een uitgever is nog niet gevonden. Via artikelen in de plaatselijke krant probeert hij nu de inwoners van Kronstadt ervan te overtuigen dat wat ze over 1921 op school geleerd hebben, sovjetpropaganda is. Daar is veel overtuigingskracht voor nodig, zegt hij. Regelmatig krijgt hij de wind van voren — zijn vijanden zitten overal.

Koeznetsov: «In dit stadje wonen nog veel mensen van de oude stempel. Mensen die zijn opgegroeid in de sovjettijd en ook nu nog jaarlijks de Lenin-feestdagen vieren. Ze kunnen maar moeilijk hun standpunten herzien. Ik kom geregeld een van de belangrijkste bazen van de vloot tegen. Telkens als hij mij ziet, zegt hij op zoek te zijn naar een grote ijzeren haak. ‹Waarom?› vraag ik hem dan. ‹Om jou aan op te hangen›, is zijn antwoord. De Kronstedelingen zijn gehersenspoeld. Jarenlang hebben ze geleerd dat wat in 1921 gebeurde een misdaad was. Het was geen heroïsche verzetsdaad, leerde men, het was muiterij. Veel van die mensen knarsen nu met hun tanden als ze mijn verhaal horen. Ik ben een verrader, zeggen ze.»

We zitten buiten, aan de voet van het Peter de Grote-beeld, op een bankje in een park bij de marinehaven. Even verderop is het historisch museum. «Het bestuur daar wil niets van de waarheid over 1921 weten», weet ook Koeznetsov. «Meteen in 1991 hadden die typen vervangen moeten worden. Dan leert de jeugd van Kronstadt hoe de vork werkelijk in de steel zit.»

Koeznetsov heeft mythen doorgeprikt, toch zijn er maar weinig mensen die zijn verhaal willen horen. «Lenin en Trotski beweerden altijd dat de matrozen die in 1921 van zich lieten horen, andere matrozen waren dan de mensen die in 1917 zo'n belangrijk aandeel hadden in de revolutie. Trotski beweerde dat die mensen op oorlogsbodems naar verre wateren waren gestuurd en dat in Kronstadt het tuig was achtergebleven. Onzin, je stuurt natuurlijk nooit je allerbeste mensen op oorlogspad. Daar stuur je juist het uitschot heen, de mensen die je liever niet op de basis hebt, de mensen die je liever een tijdje kwijt wilt. De matrozen die in maart 1921 in actie kwamen, waren heus dezelfde zuivere socialisten als in 1917. En eigenlijk streden ze ook voor hetzelfde ideaal: ze wilden slechts het nogal structureel geworden oorlogscommunisme weer ombuigen in macht aan het volk.»

Zijn «liefde voor de Russische vloot» heeft hem tot zijn onderzoek gebracht, zegt hij. «In bijna elk geschiedenisboek wordt naar 1921 verwezen. Maar als je alle verzonnen feiten naast elkaar zet, dan blijken er enorme lacunes in te zitten. In boekjes met titels als De muiterij van Kronstadt wordt verwezen naar de resolutie. Ze zou antivolks, antisovjet zijn. Maar de resolutie zelf was nergens in te zien! Steeds als ik er in het archief naar vroeg, werd ik met een kluitje in het riet gestuurd. Ik kreeg nutteloze stukken van de staf van de Balkan-vloot onder ogen. Het vergelijken van die documenten maakte me alleen maar meer nieuwsgierig, de verwijzingen naar 1921 waren immers talrijk.»

Begin 1994 werden mede dankzij het werk van Koeznetsov alle matrozen van 1921 door president Jeltsin gerehabiliteerd. Sindsdien wordt ook gesproken over de wijze waarop Kronstadt de gebeurtenissen kan herdenken. Een monument? Een boek? Allebei? Koeznetsov is dankzij zijn goede contacten met burgemeester Soerikov vol goede moed. In 2004, wanneer Kronstadt driehonderd jaar bestaat, is alles gereed, verwacht hij. Ondertussen heeft hij zitting genomen in een comité dat een keuze moet maken uit de verschillende ontwerpen voor een monument. «Hier in Kronstadt regelen we dat wel even. Al blijf ik geïnteresseerd in een uitgever.»

De historicus raapt zijn papieren bij elkaar, legt ze terug in zijn attachékoffertje en wandelt op zijn gemak terug naar het stadscentrum

Ondertussen zijn er nog steeds een paar dingen die burgemeester Soerikov zo graag aan zijn buitenlandse gasten zou laten zien. Altijd maar die geschiedenis — het is hem om de toekomst te doen. Wat te denken van de Zeekathedraal? Nu functioneert het prachtige bouwwerk als theater, maar «binnenkort», zegt Soerikov, wordt de boel grondig opgeknapt en kan de Russisch-orthodoxe kerk er weer onbeperkt over beschikken. Hij stelt zijn gloednieuwe donkerblauwe burgemeesters-Volvo ter beschikking voor een toeristische tour.

En inderdaad, het is een mooie kathedraal. En inderdaad, er ligt een houten vloer over het mozaïek. Op de plaats waar het altaar zou moeten zitten, is een podium gebouwd.

Maar dat zal allemaal spoedig veranderen, praat de chauffeur van de Volvo zijn baas na. Na het bliksembezoek aan de kathedraal zoeft de wagen met geblindeerd glas naar een volgend Kronstedelijk hoogtepunt: de historische allee, vorig jaar feestelijk geopend. Chique marmeren plakkaten beschrijven de geschiedenis van Kronstadt. Tientallen jaartallen staan genoteerd, iedere oprisping van de geschiedenis krijgt een vermelding. Maar ook nu weer niets over 1921, niets over de resolutie van Petritsjenko, niets over de doden.

Niets over het trauma van Kronstadt.

Bij de allee staat een oud, licht aangeschoten, dronken mannetje met een viezig colbertje te kankeren op het stadsbestuur, én op de bewoners. De grote uit steen gehouwen plattegrond van het stadje is door het constructiebedrijf per ongeluk verkeerd geplaatst. De zijde van het eiland die normaal uitziet op de vaste wal van Petersburg, is op de plattegrond aan de zijde van Finland gesitueerd.

«Zo vindt toch nooit iemand de weg?» klaagt de man. Hij vindt het typerend. «Niemand die hier iets weet over het eiland. Ook niet van de geschiedenis, nee.»

Over het monument voor 1921 heeft hij niets gehoord.

«Een monument? Een monument? In 1954, bij tweehonderdvijftig jaar Kronstadt zou er ook een feestdag komen. Ach, daar heb ik de laatste vijftig jaar niets over gehoord.»