Het is vrijdagavond, bijna zes uur, maar advocaat Sandra van Veldhoven praat gedreven, alsof het niet het einde, maar het begin van de week is. Op tafel in haar kantoor in Den Haag liggen drie vuistdikke mappen. Stickers en post-its steken eruit, belangrijke passages heeft ze alvast gearceerd. Het is het dossier van John Nanhay-Khan, die ze jarenlang bijstond in zijn strijd tegen het uwv. Zijn zaak was sterk, hun argumentatie zat goed in elkaar. Van Veldhoven stopte 144 uur in de zaak, waarvan een groot deel onbetaald. ‘Ik had alles uit de kast getrokken, ik wilde hem zo graag helpen. En ik dacht echt dat het zou gaan lukken, anders was ik er niet aan begonnen.’

Het bleek niet te gaan lukken. De Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter die over sociale zekerheid gaat, volgde het oordeel van het uwv. Nanhay-Khan en Van Veldhoven verloren de zaak. ‘En daarmee is de kous dan af’, zegt Van Veldhoven. Sinds ze in 2009 begon als advocaat deed ze menige arbeidsongeschiktheidszaak, maar na deze zaak, een half jaar geleden, begint ze er niet meer aan. ‘Je schept wel verwachtingen. Moet je mensen wel zo’n jarenlang traject aandoen als het uwv toch bijna altijd gelijk krijgt?’

Het uwv bepaalt wie recht heeft op steun vanuit de overheid, en doet dat met een steeds strengere bril. Precies zoals kabinet na kabinet het de afgelopen twintig jaar voor ogen had: het hoge aantal arbeidsongeschikten moest omlaag. De wao maakte in 2006 plaats voor de wia en onder het motto ‘kijken wat iemand nog wél kan’ werden honderdduizenden arbeidsongeschikten opnieuw gekeurd. Een van de ingrijpendste wijzigingen was het aanscherpen van de toegangseis: waar eerder een arbeidsongeschiktheid van vijftien procent recht gaf op ondersteuning is dat nu pas zo bij 35 procent. Het aantal arbeidsongeschikten nam sinds 2003 af met bijna twintig procent.

Maar waar kunnen mensen naartoe die menen dat het uwv ten onrechte zo streng is geweest? Vrijwel nergens, zo blijkt uit onderzoek van platform Investico. Burgers die het niet eens zijn met een beslissing van het uwv kunnen naar de rechter om daar hun gelijk te halen, maar in de praktijk blijken ze in de rechtszaal alsnog vrijwel kansloos. In arbeidsongeschiktheidszaken toetsen rechters voornamelijk procedureel: is het dossier van het uwv op orde? Zijn er aanwijzingen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest? Is het besluit van het uwv voldoende gemotiveerd? Maar aan waarheidsvinding doet de bestuursrechter niet. Het is aan de burger om aannemelijk te maken dat het besluit van het uwv niet klopt. In deze rechtszaal is de bewijslast dus omgedraaid.

Maar burgers hebben daar nauwelijks middelen voor. Brieven van huisartsen, psychologen of behandelend artsen schuift de rechter vaak terzijde omdat zij een te nauwe band zouden hebben met hun cliënten. Het enige dat echt telt, is zogeheten ‘contra-expertise’: een extra medisch onderzoek van een onafhankelijk arts of een expert dat duizenden euro’s kost. Juist dat geld hebben de meeste mensen die om steun vragen niet.

Het uwv heeft de middelen uiteraard wél. De organisatie kan bij ingewikkelde gevallen gebruik maken van een extern expertisebureau, maar dat blijkt niet zorgvuldig te werk te gaan, ontdekten wij in ons onderzoek. Keuringsbureau Psyon knipt en plakt standaardteksten in zijn medische dossiers, stelt opvallend vaak dezelfde ‘onschuldige’ diagnose en maakt op een oneigenlijke manier gebruik van een leugentest. Het uwv levert de dossiers aan en de rechter neemt ze voor waar aan. Het uwv wint in meer dan negentig procent van de hoger-beroepszaken, blijkt uit onze berekening. Kwetsbare burgers blijven verstoken van de steun die ze verdienen.

Vanuit het raam zag zijn vriendin hem beneden zitten, eerst gehurkt op de grond achter zijn auto, toen steunend op de kofferbak. John Nanhay-Khan had die dag als elektricien voor het bedrijf van zijn broer gewerkt. De klus was op de derde etage, dus het was zwaar geweest, steeds drie trappen op en af. Toen hij ’s avonds zijn auto voor de deur parkeerde, kon hij nauwelijks uitstappen. Kramp in zijn benen, van boven tot onder. ‘Ik kon wel janken van de pijn. En ik ben echt geen aansteller.’ Hurken, hangen, steunen: niets hielp. ‘En ik zag hem daar zitten’, vertelt zijn vriendin, ‘maar ik kon hem ook niet naar tweehoog slepen.’ Uiteindelijk trok de kramp weg en lukte het hem om thuis te komen. Maar een paar weken later ging het opnieuw mis. ‘Ik had een knipschaar vast. Hij was net nieuw, dus nog goed scherp.’ Nanhay-Khan vertelt hoe hij door kramp in zijn vingers uitschoot en met de knipschaar in zijn andere hand stak. Met zijn T-shirt om zijn hand gewikkeld ging hij naar het ziekenhuis om zich te laten hechten. Hij laat een foto zien van een bebloede hand. ‘Echt, ik overdrijf niet. Kijk maar.’

Zes jaar eerder leek er nog geen vuiltje aan de lucht. Als vertegenwoordiger reed hij het hele land door om test- en meetapparatuur te verkopen aan ziekenhuizen en grote bedrijven. Ook financieel ging het goed. Hij kocht een eerste huis en daarna een tweede, bedoeld als investering voor zijn oude dag. Maar nadat er in 2015 iemand achter op zijn auto was gereden, kreeg hij allerlei klachten. Hij had last van pijn aan zijn rug en nek, maar ook aan zijn vingers, polsen en ellebogen. Hij was snel uitgeput, alles leek opeens te veel. De jaren die volgden stonden in het teken van onderzoeken, testen en keuringen. ‘Eerst kwam ik nooit bij de huisarts, en plotseling zat ik er iedere week.’ Artsen diagnosticeerden fibromyalgie, een aan reuma gerelateerde ziekte die waarschijnlijk losstaat van het ongeluk.

Maar niemand weet precies wat er met hem aan de hand is, waarom hij zo’n pijn houdt. Na twee jaar ziekte komt hij bij het uwv terecht, dat bepaalt of iemand een uitkering krijgt. Na een fysieke keuring vult de uwv-medewerker een vragenlijst in over wat iemand nog kan: ‘kan zich tenminste een half uur concentreren op één informatiebron’ of ‘kan de pengreep niet of nauwelijks uitvoeren’. Vervolgens selecteert een computersysteem uit een lijst van duizenden functies die in Nederland zouden voorkomen – zoals ‘koekjesinpakker’, ‘samensteller kunststof- en rubberproducten’, ‘snackbereider’, ‘schoonplukker’ – welke baan iemand nog zou kunnen uitvoeren.

Bij deze functies horen theoretische salarissen. Het procentuele verschil in inkomen tussen deze theoretische salarissen en het laatstverdiende inkomen bepaalt iemands ‘arbeidsongeschiktheidspercentage’. Dat percentage zegt dus niets over wat iemand heeft of hoe ziek iemand is, maar alleen over het verlies van inkomen.

Deze methode brengt met zich mee dat mensen met hogere inkomens meer kans hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, omdat voor hen de inkomensval groter is. Zo krijgt een notaris die door een hernia nog een beperkt aantal functies kan uitvoeren wél een arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar een callcentermedewerker met dezelfde klachten en beperkingen niet. Of, een actueler voorbeeld: wanneer een specialist en een verpleegkundige in het ziekenhuis allebei long covid oplopen, dezelfde beperkingen ervaren, en nog dezelfde theoretische functies kunnen vervullen, dan kan het gebeuren dat de arts een uitkering krijgt, maar de verpleegkundige niet.

Ook voor John Nanhay-Khan pakt het slecht uit. Zijn oude loon wijkt namelijk nauwelijks af van het salaris dat hij volgens het uwv theoretisch nog zou kunnen verdienen als hij ‘machinebediende kunststofverwerkende industrie’ zou worden. Het gevolg: hij wordt nul procent arbeidsongeschikt verklaard.

Nanhay-Khan stapt naar de rechter, waar hij aannemelijk moet maken dat het uwv fout zit. Brieven van zijn huisarts en reumatoloog bevestigen dat hij ziek is. Maar die informatie was al meegenomen door de uwv-arts en daarom ziet de rechter geen aanleiding het uwv op te dragen het dossier opnieuw te openen. Zijn enige kans is het inbrengen van nieuwe medische informatie. Voor deze contra-expertise moet hij een onafhankelijke arts inhuren die hem nogmaals onderzoekt. De kosten daarvoor lopen uiteen tussen de drie- en vijfduizend euro. ‘Dat vond ik te duur’, zegt hij.

Contra-expertise is de enige kans om een arbeidsongeschiktheidszaak te winnen. ‘Mijn cliënten zitten vaak fors onder modaal, die kunnen dat helemaal niet betalen’

In september 2021 komt de rechter tot een besluit: de Centrale Raad ziet ‘geen aanwijzingen dat het uwv-onderzoek onzorgvuldig is geweest’ en het uwv heeft ‘inzichtelijk en overtuigend toegelicht dat de geselecteerde voorbeeldfuncties geschikt zijn voor appellant’. John Nanhay-Khan verliest zijn zaak.

John Nanhay -Khan is niet de enige die bot vangt bij de rechter. Om een compleet beeld te krijgen van de rechtspraak over arbeidsongeschiktheid analyseerde Investico alle uitspraken tegen het uwv door de Centrale Raad van Beroep in één jaar. De Centrale Raad is het eindstation voor mensen die vechten tegen het uwv en de enige instantie die alle uitspraken publiceert. Het uwv trekt opvallend vaak aan het langste eind, zo blijkt uit onze analyse van de bijna elfhonderd uitspraken in 2021: de Centrale Raad geeft het uwv in negentig procent van de zaken gelijk.

Voormalig uwv-verzekeringsarts en jurist Jim Faas, die in 2019 promoveerde op arbeidsongeschiktheidszaken tegen het uwv, stelt dat de Centrale Raad voornamelijk procedureel toetst. ‘Rechters zijn natuurlijk geen medici. Het procedurele deel is voor hen dus het gemakkelijkst te beoordelen: zit alle medische informatie in het dossier? Is alles meegewogen? Daarmee is de kous dan vaak af.’ Tegelijkertijd, stelt hij, is de bewijslast in zulke zaken omgedraaid: ‘De burger moet zelf met iets komen.’ Dat ziet ook de Tilburgse advocaat Jean-Louis van Os. ‘Binnen het bestuursrecht gaat de rechter er op voorhand van uit dat het uwv goed onderzoek gedaan heeft. Het is dan aan de burger om te laten zien dat dat niet zo is. Maar je moet er veel gaten in schieten, wil de rechter gaan twijfelen.’

Dat is bijna niet te doen, stellen beiden. Huisartsen, medisch specialisten, psychologen en fysiotherapeuten kunnen informatie inbrengen, maar die hebben een ‘behandelbelang’ en worden niet als objectief genoeg gezien. Bovendien mogen zij niets zeggen over of iemand nog kan werken, legt Faas uit. Vaak hebben mensen zo’n brief van de behandelaar ook al in het begin van het proces ingebracht, nog bij het uwv, voordat de zaak bij de rechter kwam. ‘Dan zegt de rechter: deze informatie is al meegewogen, je moet met iets nieuws komen.’ Het heeft iets pervers, zegt Faas: ‘Als uwv-arts vroeg ik ook altijd zo veel mogelijk informatie op bij de behandelaren. Maar een bijeffect daarvan is dat die informatie daarmee is afgedekt, dat die later in de rechtszaal geen impact meer heeft.’

Het enige wat overblijft is het inhuren van een nieuwe arts voor een nieuw rapport. ‘Mijn cliënten zitten vaak fors onder modaal, die kunnen dat helemaal niet betalen’, zegt Van Os. Ook de bijzondere rechtsbijstand, bedoeld om speciale juridische kosten te dekken, vergoedt ‘contra-expertise’ niet. En dat is pijnlijk, want zulke contra-expertise is de enige kans die je hebt om een arbeidsongeschiktheidszaak te winnen, zeggen vrijwel alle advocaten die we spreken.

Het bestuursrecht is partijdig, zegt Van Os. ‘Het uwv keurt zijn eigen vlees, en de Centrale Raad legitimeert dat vervolgens. De Centrale Raad zou zelf onafhankelijke deskundigen moeten inschakelen.’ Dat gebeurt echter te weinig, ziet Jim Faas, die er voor zijn proefschrift onderzoek naar deed.

‘Het was een pijnlijk geval’, vertelt advocaat Jori Verstraten uit Venlo. Haar cliënt, een voormalig supermarktmedewerker, is in 2014 thuis komen te zitten met psychische klachten. Zijn huisarts gaat uit van alzheimer, de geriater denkt aan ptss. Het uwv geeft hem een voorschot op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar beslist na onderzoek dat hij daar toch geen recht op heeft. Nieuwe onderzoeken volgen, maar uiteindelijk blijft het uwv bij zijn standpunt.

Uiteindelijk, zeven jaar later, ligt de zaak bij de Centrale Raad van Beroep. De situatie is dermate verslechterd dat de man acht dagdelen per week naar de dagbesteding gaat. Maar ook bij de Centrale Raad blijft de beslissing van het uwv staan. Het dossier oogt immers betrouwbaar en de rechter ziet geen reden om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en het oordeel van het uwv. Daarmee is de zaak ten einde: zijn klachten en beperkingen en de inkomensval die daaruit voortkomt geven hem geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het voorschot van tienduizend euro moet hij terugbetalen.

Hoe het nu met hem gaat? ‘Slecht’, zegt zijn advocaat, die alleen nog maar met zijn zoon spreekt. ‘Zijn koophuis is hij kwijt en hij is in de schulden geraakt.’ We zouden hem graag zelf spreken, maar dat is volgens zijn advocaat niet mogelijk: vaak weet hij niet eens meer dat er een rechtszaak loopt, alleen op goede dagen herkent hij zijn eigen zoon nog. Het is een halfjaar nadat definitief besloten is dat de man nog kan werken.

De zaak van de supermarktmedewerker dient in september 2021, precies één week voor de zaak van John Nanhay-Khan. Hoewel Nanhay-Khan vooral fysieke klachten heeft en de supermarktmedewerker cognitieve problemen, bevatten de uitspraken van de twee mannen exact dezelfde klachtenbeschrijvingen. Wonderlijk genoeg krijgen ze ook dezelfde diagnose. Letterlijk: de formuleringen in beide zaken komen met elkaar overeen, in gelijke bewoordingen, alsof ze van de ene naar de andere zaak zijn geknipt en geplakt. De gemene deler? Ze werden allebei onderzocht door het commercieel keuringsbedrijf Psyon.

In complexe zaken kan het uwv externe medische rapporten laten opstellen. Psyon, opgericht in 2011 met een hoofdkantoor in Nieuwegein, is een ‘specialist op het gebied van onafhankelijke medische diagnostiek’. Het bedrijf levert binnen een week onderzoek door een psychiater, neuroloog of orthopeed. Met zeven vestigingen verspreid over het land is Psyon in elf jaar tijd uitgegroeid tot de hofleverancier van het uwv. Het is een van Nederlands grootste commerciële bedrijven die medische expertises uitvoeren.

John Nanhay-Khan en de supermarktmedewerker blijken niet de enigen die door het uwv naar Psyon zijn gestuurd en in dezelfde zinnen dezelfde diagnose krijgen. Het gaat om een uiteenlopende groep mensen, eerder door hun behandelaren gediagnosticeerd met en behandeld voor schizofrenie, een paniekstoornis met agorafobie, verslaving, depressie met suïcidaliteit of een bipolaire stoornis. Maar steevast herkent Psyon in die klachten slechts een ‘ongespecificeerde aanpassingsstoornis’, wat – in de woorden van Psyon – betekent: ‘lichte problematiek, niet gepaard gaand met ernstige beperkingen’. Het gevolg is dat mensen op basis van het onderzoek meestal geen recht hebben op een uitkering van het uwv.

Advocaten herkennen de zinnen onmiddellijk. Advocaat Erik Wolter: ‘Ik heb verschillende zaken, met verschillende mensen, met verschillende behandelaars, met verschillende diagnoses. Maar bij Psyon krijgen ze allemaal dezelfde diagnose: een aanpassingsstoornis.’ Erica Wits, advocaat in Utrecht, had een arbeidsongeschiktheidszaak van een jonge man en een van een vrouw op leeftijd. Heel verschillende zaken. ‘Maar toen kwamen die Psyon-rapportages terug’, vertelt ze, ‘en die waren in de kern één op één hetzelfde.’

Rechters, die voor checks and balances moeten zorgen, lopen achter de feiten aan. Ze stellen zich op als stempelmachines van ambtenaren

De diagnose van de ‘ongespecificeerde aanpassingsstoornis’ leggen we ook voor aan gerenommeerde psychiaters die door de Centrale Raad om hun zienswijze worden gevraagd, in de zeldzame gevallen dat de Raad zelf een onafhankelijke deskundige inschakelt. Het doet de wenkbrauwen fronsen. ‘Dat heb ik nog nooit geclassificeerd’, zegt psychiater Erik van Duijn. ‘Goh, inderdaad, de aanpassingsstoornis heeft ook een ongespecificeerde vorm’, zegt psychiater Joachim Tilanus, terwijl hij de DSM-5 erop naslaat. ‘Ongespecificeerd betekent dat de onderzoeker nog over te weinig informatie beschikte.’ De psychiaters zijn eensgezind in hun oordeel: een ongespecificeerde aanpassingsstoornis is dermate vaag dat deze niet geschikt is als einddiagnose in een expertiserapport.

John Nanhay -Khan en de supermarktmedewerker hebben nog iets gemeen. Volgens Psyon zouden ze hebben gelogen over hun klachten. Opnieuw bleken ze niet de enigen. In meer dan tien uitspraken vonden we in precies dezelfde bewoording deze conclusie terug. Psyon baseert zich op de sims, een leugentest die het bedrijf standaard afneemt. De vragenlijst bevat 75 ja-/nee-vragen met symptomen die nauwelijks voorkomen, zoals ‘als ik een telefoonnummer noteer komt het achterstevoren op papier zonder dat ik dat wil’. Het onderliggende idee: antwoorden mensen te vaak ‘ja’ op deze gekke vragen, dan overdrijven ze mogelijk hun klachten. Bij Psyon neemt een basispsycholoog deze test af, telt ‘de score’ en zet deze in het dossier dat naar de psychiater gaat, die uiteindelijk de diagnose stelt.

Harald Merckelbach, de hoogleraar rechtspsychologie aan de Universiteit van Maastricht die de test naar Nederland haalde, schrikt ervan. ‘Dat iemand hoog scoort op de test, wil niet zeggen dat diegene klachten aan het veinzen is.’ Er kunnen veel legitieme redenen zijn voor een hoge score: ‘Mensen die zich niet gehoord voelen, zetten hun klachten soms sterker aan.’ Hoge scores zouden aanleiding moeten geven voor verder onderzoek. ‘De score zwart-wit bekijken zou heel dom zijn. Zo’n score vergt altijd een kritische beschouwing vanuit de diagnosticus.’ Dat is nu precies waar het er bij Psyon aan schort, want de psychiater die het rapport schrijft, is niet degene die de sims afneemt. ‘Nee, nee, nee, dat vind ik helemaal verkeerd’, zegt Merckelbach.

Lisa was zo’n basispsycholoog bij Psyon die de sims moest afnemen. Het zat haar niet lekker, vertelt ze. Ze sprak twee uur met iemand, waarna ze het verslag schreef, volgens een vast format, met de sims-score erin. De psychiater stelde na een kort gesprek de uiteindelijke diagnose. ‘Er was geen samenwerking, geen overleg.’ Het was haar eerste baan na haar studie. ‘Achteraf gezien was ik niet sensitief genoeg. Er komen mensen met allerlei klachten voorbij, je moet juist overal iets van weten. Schuldig voelen is een groot woord, maar ik kijk er niet met een goed gevoel op terug. De gevolgen kunnen groot zijn voor mensen.’

Ook advocaten noemen de leugentest een gruwel. Advocaat Thomas Vetter zegt: ‘In álle rapporten die ik heb gezien is er sprake van ziektewinst’, zoals liegen ook wel wordt genoemd. ‘Ik probeer er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat mijn cliënten niet door Psyon gekeurd hoeven te worden.’ Maar vaak is het al te laat. Vaak komen mensen pas bij hem terecht als ze al bij Psyon zijn geweest. ‘Zij zijn onwetend in de val gelopen.’

Rechters nemen de uitkomsten van de toets over. De Centrale Raad van Beroep zegt de kritiek op de leugentest niet te kennen. ‘Zolang kritiek op een test niet in de rechtszaal wordt ingebracht, hebben wij geen aanleiding om ernaar te kijken’, zegt persrechter Willem-Jan van Brussel. Wel stelt hij dat de positie van het uwv in de rechtszaal sterker is wanneer het gebruik maakt van een extern medisch bureau als Psyon: ‘Dan ligt er een rapport van een specialist, dus dan wordt het wel lastig voor de burger.’ Kritiek op de werkwijze van de Centrale Raad wijst hij dan ook af: ‘De toegang tot het recht is juist heel laagdrempelig. Burgers hoeven niet aan te tonen dat het uwv fout zit. Ze hoeven slechts twijfel te zaaien over de medische beoordeling.’

Het aandeel van negentig procent herkent hij niet. De Centrale Raad noemt een eigen percentage van 83 maar kan desgevraagd geen officiële cijfers met ons delen omdat ze deze niet betrouwbaar genoeg vindt. Dat het uwv vaak in het gelijk wordt gesteld, vindt Van Brussel niet gek: ‘Uiteindelijk komt maar een klein deel bij de Centrale Raad terecht.’ Gelijkenissen met de kindertoeslagenaffaire ziet hij niet: ‘Als wij buikpijn krijgen van een zaak kunnen we een onafhankelijke deskundige inschakelen. En dat doen we altijd wanneer we dat nodig vinden.’ Volgens de Raad zelf is dat in zo’n tien procent van de zaken.

In een schriftelijke reactie laat het uwv weten in gesprek te zijn geweest met Psyon omdat er ‘een signaal’ was binnengekomen over het herhaaldelijk dezelfde woorden en zinnen gebruiken in expertiserapporten. ‘Op basis daarvan heeft Psyon intern een aantal wijzigingen doorgevoerd.’ Hoe vaak Psyon wordt ingehuurd wordt niet structureel bijgehouden. De keuze voor het expertisebureau ligt bij de individuele verzekeringsarts: het uwv selecteert geen expertisebureaus waaruit artsen kunnen kiezen en benadrukt dat de verzekeringsarts uiteindelijk ‘eindverantwoordelijk is voor de uitkomst van de sociaal-medische beoordeling’. Psyon was ondanks herhaaldelijke pogingen niet bereikbaar voor commentaar.

Of het nu gaat om arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, toeslagen of algemene bijstand, telkens gaat het in de moderne verzorgingsstaat op dezelfde punten fout: uitvoeringsorganisaties moeten van de minister en de Kamer strenger worden en doen dat ook. Maar rechters, die voor checks and balances moeten zorgen, lopen achter de feiten aan. Ze stellen zich op als stempelmachines van ambtenaren, waar ze een zelfstandige tegenmacht zouden moeten zijn.

Als de uitvoeringsorganisatie strenge regels hanteert, is het des te belangrijker dat een onpartijdige scheidsrechter toezicht houdt. Hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden en Stibbe-advocaat Tom Barkhuysen stelt dat wanneer mensen in zaken tegen het uwv geen eigen deskundige kunnen betalen er ‘geen sprake kan zijn van een eerlijk proces’. Dat de bestuursrechter er dan van uitgaat dat het besluit van het uwv op goede gronden is genomen, ‘veroorzaakt de nodige problemen’, zegt Barkhuysen. ‘De rechter moet veel meer doorvragen naar beide kanten. Als rechter moet je proberen de inhoud van de zaak te doorgronden. Als je dat niet kunt – rechters zijn ook geen artsen – dan moet je een eigen deskundige inschakelen, zeker wanneer de betrokkene daar zelf niet toe in staat is.’

Er gaat pas echt iets veranderen als de bestuursrechter daadwerkelijk aan waarheidsvinding doet en het oordeel van overheidsinstanties en hun deskundigen niet bij voorbaat als juist beschouwt, zegt Barkhuysen: ‘Ook de opstelling van de Belastingdienst in de toeslagenaffaire laat de noodzaak daarvan zien: zelfs die kan niet altijd op haar woord worden geloofd.’

Voor John Nanhay-Khan, wiens verzoek om een arbeidsongeschiktheidsuitkering bij de Centrale Raad werd afgewezen, zijn de gevolgen groot. Zijn tweede huis had hij tijdens de rechtsgang al verkocht, het andere verhuurt hij in z’n geheel – op een kamer voor zichzelf na. Hij werkt zo’n twee à drie dagen in de week als elektricien bij het bedrijf van zijn broer, omdat hij anders helemaal geen inkomsten heeft. ‘Maar eigenlijk gaat het niet. Ik heb pijn, ik werk langzaam, ik meld me vaak ziek’, zegt hij. Er gebeuren ongelukken, zoals laatst met zijn hand. ‘Het is dat het mijn broer is, een ander had me al lang de laan uitgestuurd.’

Investico blijft schrijven over het UWV en arbeidsongeschiktheid. Heeft u tips? Neem dan contact met ons op via platform-investico.nl