Op 8 september 2013 stapte Gianfranco Rosi met zijn de avond tevoren gewonnen Gouden Leeuw bungelend in een plastic boodschappentas op de hogesnelheidstrein naar Rome. De hoofdconducteur herkende hem van tv, wat voor het eerst in het leven van Rosi was, dat iemand hem van tv herkende: ‘Meneer Rosi! Gefeliciteerd nog, hè! Verderop zit maestro Bertolucci. Zou ik misschien een foto van u samen mogen maken?’

‘Als u dat kunt regelen, natuurlijk’, zei Rosi. Behalve de avond daarvoor op het erepodium van Venetië had hij Bertolucci nog nooit ontmoet en het leek hem ongepast om zich nu op te gaan dringen. Juist nu.

De hoofdconducteur fungeerde als trait d’union en ja hoor: Bertolucci was graag bereid om de maker van Il Sacro G.R.A. – De Heilige G.R.A., een woordspeling die verwijst naar zowel de Grande Raccordo Anulare, de ringweg rond Rome, als naar de Heilige Graal – te ontvangen. Het woord ‘ontvangen’ is op zijn plaats, want Bernardo Bertolucci zit sinds zeven jaar aan een rolstoel gekluisterd vanwege een verwaarloosde hernia. En zo had hij de prijs gisteravond ook aangekondigd: vanuit zijn rolstoel, in smoking. Met het hem typerende schuine lachje had juryvoorzitter Bertolucci gezegd: ‘En de Gouden Leeuw gaat naar Il Sacro G.R.A. van Gianfranco Rosi.’ Oooooooooo, golfde door de zaal. Want het was voor het eerst in de geschiedenis van de na de Oscars (1929) oudste filmprijs ter wereld, dat de Gouden Leeuw van Venetië (1932) aan een documentaire werd uitgereikt. Omdat het geen documentaire ís, beweerde Bertolucci en beweert ook Gianfranco Rosi. Il Sacro G.R.A. is poëzie, is kunst. De discussie woedt nog steeds in Italië.

Rosi liep dus achter de rug van de hoofdconducteur naar Bertolucci:

‘Hij zat óók tweede klas! Dat nam me meteen enorm voor hem in. Toen hij me zag, kreeg hij tranen in zijn ogen, en ik ook. “Jongen toch”, zei Bertolucci alleen. We hebben elkaar omhelsd en een tijdje zitten praten, en ja, de conducteur mocht zijn foto maken. Het gekke was dat Bertolucci al mijn werk bleek te hebben gezien, terwijl ik het zijne eigenlijk nauwelijks ken. Ik ben niet zo van fictie. We hadden één belangrijk ding gemeen, en dat was onze editor, de beste ter wereld, Jacopo Quadri. Dankzij Jacopo had Bertolucci al mijn vier andere films gezien. En ik weet ook zeker dat ik de prijs mede daaraan te danken heb. Ik zou hem niet hebben gekregen als dit mijn eersteling was geweest.’

Gianfranco Rosi (1964) is niet alleen niet zo van fictie. Hij is in zeker opzicht ook niet zo van het leven. In de zin van uitgestippelde paden, carrière, huisje-boompje-beestje en een vaste basis. Hij werd geboren in Ethiopië als zoon van een Italiaanse bankier, groeide op in Rome en Istanbul, vertrok in 1985 naar New York om er een filmopleiding te doen, en heeft sindsdien eigenlijk altijd zo’n beetje rondgezworven over de aarde, op zoek naar zichzelf, en zich uitsluitend herkennend in de outsiders die je overal ter wereld kunt vinden. Zo ook in het niemandsland rond de ringweg van Rome, waar Rosi drie jaar lang bivakkeerde, dan weer in een bed & breakfast van een van de merkwaardige personages uit Il Sacro G.R.A., dan weer in een camper tussen de schaapskuddes, of langs de kruimelige oevers van de Tiber, of op een verlaten parkeerplaats samen met de twee travestieten op leeftijd die er vergeefs hopen op klandizie.

‘Je blik op de mensheid is Franciscaans’, had Bertolucci gezegd in de trein. Dankzij paus Francesco is dat sinds kort erg in de mode in Italië, een Franciscaanse blik op de mensheid. Wat zo veel wil zeggen als: met mededogen en zonder oordeel, de waarde van ieder leven respecterend. En Rosi is ook best bereid om zich daarin te herkennen, als het maar niet is vanuit katholiek oogpunt, want daar heeft hij ook al niets mee. ‘Deze paus is geloofwaardig omdat hij een mens is. Van alle andere pausen kreeg ik de builenpest. Ik kon ze werkelijk geen seconde aanhoren. Hem inderdaad wel, maar dat komt gewoon omdat hij deugt, dat voel je. Niet dat hij zulke originele dingen zegt, trouwens, maar het gaat om het feit dat híj ze zegt. Blijkbaar is daar nu behoefte aan, aan iemand die opengetrapte deuren zo weet te brengen dat ze weer nieuw lijken. Ik vind het prima.’

Je moet bij Gianfranco Rosi ook niet aan komen zetten met ‘de rode draad’ die zijn personages verbindt. Er is geen rode draad, het zijn mensen die leven langs de ringweg van Rome, punt. Het beste heeft Italo Calvino verwoord waar hij naar op zoek is. Rosi citeert enthousiast uit het hoofd: ‘De waarheid manifesteert zich op het moment dat je je omdraait, en datgene dat je zoëven hebt gezien er al niet meer is.’

Het vangen van dat moment van de waarheid, dat is zijn zoektocht. En hij wil juist niet van tevoren weten wat hij gaat vinden. Hij selecteert op intuïtie, op contact. De voorwaarde is tijd, oneindig veel tijd, die hij investeert in ergens zijn, niet als de lafhartige journalistieke ‘fly on the wall’ die alleen komt nemen zonder te geven, maar als participerend mens. Dat is het grote werk dat vooraf gaat aan de beelden, die hij allemaal zelf draait met een 35 millimeter-camera. Voor Rosi geen cameraploeg, geen geluidsman, geen productiemanager. Niemand behalve hijzelf. ‘Op het moment dat ik ga draaien weet ik dat het het juiste moment is, en om dat te weten is lange tijd samen optrekken voordat de camera erbij komt van levensbelang. Ik hoef niet te bedelen om vertrouwen, want dat heb ik dan al lang.’

Onvermijdelijk is de vergelijking met La grande bellezza, de wereldwijde Italiaanse hit die in de eindrace voor de Oscar is. Rome en de mensheid, bezien vanuit twee totaal verschillende gezichtspunten, maar daarom juist zo mooi om naast elkaar te leggen.

Rosi verzet zich er niet tegen, al is duidelijk aan hem te zien dat hij er niet veel mee heeft. Met La grande bellezza niet en met de vergelijking niet.

‘Het Rome van La grande bellezza is een centraal moeras waarin zo’n vijfentwintigduizend mensen het zich kunnen permitteren om te wonen en zich aan te stellen. Daaromheen ligt een periferie van drie miljoen mensen die geheel genegeerd worden. Ze leiden een vergeten bestaan. Dat zijn de “vinti”, de overwonnenen, wat niet hetzelfde is als losers, pas op! Hun kracht bestaat uit het feit dat ze zich niet beklagen. Het zou geen zin hebben, want er is geen communicatie tussen het centrale moeras en de Saturnusring van de Raccordo, die het moeras omgeeft. Zeventig kilometer ringweg en een hele onzichtbare stad die ertussen ligt.’

Rosi is ervan overtuigd dat deze situatie voor alle historische Europese steden geldt en dat je dezelfde film zou kunnen draaien over de ringwegen rond Amsterdam, Boedapest, Londen of Parijs. Maar ja, Rome is natuurlijk wel de superlatief, omdat het verschil tussen het grauwe bestaan rond de Moloch van de G.R.A. en de adembenemende schoonheid van ‘het moeras’, ofwel de bakermat van de westerse beschaving, schrijnender is dan waar elders dan ook.

‘… und nur unter der Porta del Popolo war ich mir gewiss, Rom zu haben’, schrijft een verrukte Goethe in 1786 aan de vrienden in Duitsland. Hij heeft er twee maanden over gedaan, in een koetsje over de Brenner vanuit Karlsbad, vele gevaren zijn onderweg getrotseerd, maar het is hem gelukt, ‘Rom zu haben’. Goethe’s entree onder de Porta del Popolo is majestueus. De omringende Romeinse campagna met zijn golvende heuvels, schaapskuddes en restanten uit de oudheid vormt de ouverture naar het hoogtepunt van de Grand Tour: Rome, de onmisbare etappe in de opvoeding van gefortuneerde telgen uit de Europese en Amerikaanse upper class. Vandaag, anno 2014, moet iedereen die dit anachronistische Grand Tour-gevoel nog wil beleven langs, over of onder de G.R.A. met zijn kilometers omringende treurige stadsperiferie. Je zou eigenlijk geblinddoekt vanaf het vliegveld naar je hotel in het centrum – ‘het moeras’ – moeten worden vervoerd.

Gianfranco Rosi vindt dit een grappige gedachte, maar is het er uiteraard niet mee eens. Want hem gaat het nu juist om dat wat we niet willen zien, maar wel bestaat en door hem op bijzonder ontroerende, liefdevolle wijze is gefilmd. De non-levens van de overwonnenen die niet klagen, maar stilletjes volhouden aan de rafelranden van de bakermat van onze gezamenlijke beschaving.

‘We hebben er oneindig aan getrokken voordat Gianfranco eens besloot dit te gaan doen’, vertelt Marco Müller, voormalig directeur van achtereenvolgens het filmfestival van Rotterdam (1990-1992), Locarno, Venetië en momenteel van een onwaarschijnlijk filmfestival in Rome dat nooit echt van de grond is gekomen omdat het een politiek struikelblok tussen rechts en links is. Müller is even in Rotterdam om ‘te kijken wat voor wind er waait’ en kent Gianfranco Rosi al sinds zijn eerste film, Boatman uit 1993, over een visser op de Ganges.

‘We wisten allemaal dat dit project van de G.R.A. perfect was voor Gianfranco. Het idee was van een urbanist, Niccolò Bassetti, die het architectonische en antroposofische landschap rond de ringweg van Rome jarenlang diepgaand had bestudeerd. Gianfranco is een enorm talent, maar voor je hem in beweging krijgt ben je jaren verder.’

Müller was aanvankelijk nog zeer teleurgesteld dat hij Il Sacro G.R.A. niet kreeg voor zijn moeizame Romeinse festival, maar draaide uiteraard bij toen het uitliep op de totaal onverwachte Gouden Leeuw van Bertolucci.

‘Ik ben Marco zeer veel verschuldigd’, zegt Rosi glimlachend, terwijl ze elkaar hartelijk toezwaaien uit de verte. Meer Italianen komen in Rotterdam op Rosi af met teksten als: ‘Mogen wij De Gouden Leeuw nog groeten of ken je me nu niet meer?’

‘Zo grappig’, zegt Rosi, ‘een Gouden Leeuw betekent helemaal niets. Ik mag nu weer vanaf nul beginnen. Weer geen geld, weer soebatten. O ja, Europa was toch de vraag? Kijk, dit is Europa, voor mij.’

Uit het telefoontje bliept hij een serie foto’s op van het eiland Lampedusa, bezaaid met wrakstukken van houten vissersboten. Een macaber voetbalveld met op de achtergrond een muur van opgestapelde wrakken. ‘Daar mogen de kinderen van diegenen die het hebben gehaald gezellig een balletje trappen, met uitzicht op hun hel’, wijst Rosi. ‘Twintigduizend doden op de bodem van de Middellandse Zee. Dat is Europa voor mij. Maar ik weet nog niet of ik het ga maken. Er is al zo veel gemaakt over Lampedusa. En ik moet toch mijn eigen verhaal erin zien te ontdekken. Dat heb ik nog niet.’


Beeld: (1) Gianfranco Rosi (Ruud Jonkers). (2) The Grande Raccordo Anulare (IFFR).