Alex Boogers laat zien hoe trauma’s door de generaties heen hun verwoestende kracht behouden © Lenny Oosterwijk

Een spannend verhaal begint met een gevonden lijk, een emotioneel verhaal met een overleden familielid. Wil je een boek maken dat thrillerachtig én aangrijpend is, zoals Alex Boogers meestal doet, dan laat je bijvoorbeeld het lichaam van een broer gevonden worden. Aan de voet van de Snoqualmie Falls, decor van de jaren-negentigserie Twin Peaks, die ook begint met een lijk.

Zo betreden we met William, de hoofdpersoon, een aangenaam bevreemdend decor, waarin de David Lynch-wereld van sheriffs, rechercheurs en het onvermijdelijke mortuarium zich vermengt met herinneringen aan een jeugd in Vlaardingen. ‘Op het vwo was William de enige leerling die een vader had die altijd vies thuiskwam van zijn werk.’ Zo doe je dat, in één zin een typisch Alex Boogers-personage neerzetten. Zo’n buitenstaander die de sociale ladder op klautert.

De eerste 130 pagina’s, 24 van de 75 hoofdstukken, hebben alles van een voorbeeldige set up. We leren de personages kennen in hun alledaagse doen: William is student filosofie, maar daarin niet heel gelukkig. We hebben een vermoeden van waar het verhaal heen kan gaan: pleegde broer Markus zelfmoord, nadat hij William achterna was gereisd naar Seattle, of is William zelf niet onschuldig en is dit een Kaïn-en-Abel-drama? Allerlei zaadjes zijn geplant, de verwachtingen zijn gewekt.

En dan vallen we tachtig jaar terug in de tijd. William krijgt een manuscript in handen dat een vriend van hun familie, opa Lovitz, aan Markus gaf, en waarin hij de ervaringen van hun families tijdens de Tweede Wereldoorlog oprakelt. Na het bombardement op Rotterdam slaat het Vlaardingse gezin op de vlucht, in eerste instantie naar familie in Amsterdam, waar ze betrokken raken bij de eerste verzetsgroep, het Geuzenverzet, in Schiedam en Vlaardingen ontstaan. Later vluchten ze naar het platteland. Boogers toont zich hier een knap auteur van invoelbare historische fictie – de dreiging is overal voelbaar, veel scènes hebben een fotografische scherpte en zou je zo verfilmd kunnen zien. En waar Boogers’ personages eerder vaak gevangen zaten in een eenduidige goed-fout-ordening is hier meer ruimte voor morele twijfel.

Zo wordt Jacobs vader tegen zijn zin in meegesleept in het verzet, door oom Edu, die hij ‘roekeloos’ noemt. Iemand die ‘straffeloos onvoorzichtig’ is geweest, zou W.F. Hermans dat genoemd hebben, in zijn definitie van de held. Jacobs vader wordt zo’n held tegen wil en dank, en was liever ‘met de stroom meegegaan’.

‘Zulke verhalen komen in de beste families voor’

In die tegenstelling herkennen we het oerthema van Alex Boogers. Het gaat in elk boek om de verschoppeling die zich staande moet houden door te vechten, fysiek en figuurlijk. Zachtaardig van binnen, bikkelhard naar buiten. Even boogeriaans is het om die thematiek keer op keer met dikke strepen te benadrukken. Zo zegt oom Edu tegen Jacob: ‘Mensen zoals wij komen uit het binnenste van de aarde. Ons hele leven wordt er op ons ingebeukt, elke godvergeten dag weer. Daardoor zijn we voorgoed veranderd en zijn we harder geworden dan de rest, weet je wel, net als bij een diamant.’

Hard of zacht. Onwrikbaar verzet of lijdzame aanvaarding. Zou dat ook de karaktertegenstelling zijn tussen de broers William en Markus? Want na een pagina of honderd begin je je wel af te vragen wat dit nu allemaal met hen te maken heeft. En of we ze überhaupt nog terug zullen zien. Even doorbladeren. Verdraaid, het is echt waar: William was alleen maar het raamkozijn van deze oorlogsroman. Pas in hoofdstuk 70 mag hij nog even terugkeren om in een handjevol bladzijden de eindjes aan elkaar te binden.

Wat de geloofwaardigheid van die constructie niet helpt is dat William dit oorlogsboek op het vliegveld integraal voorleest aan een toevallig wachtende vrouw naast hem, als het vliegtuig vertraagd is. ‘Zulke verhalen komen in de beste families voor’, is haar eerste reactie op de voorleessessie die – ik heb het uitgerekend – elf en een half uur moet hebben geduurd.

Het is duidelijk dat Boogers hier veel onderzoek voor heeft verricht, wat het hier en daar wat al te gedetailleerd maakt, met een wildgroei van verhaallijnen en historische achtergronden. De bedoeling is uiteraard dat de Tweede Wereldoorlog de backstory is die het drama in Twin Peaks-land van een verklarende ondergrond moet voorzien. De schrijver wil laten zien hoe trauma’s door de generaties heen hun verwoestende kracht behouden. Maar de relatie met de levens van die broers blijkt pas heel laat, helemaal tegen het einde, als we ze al compleet vergeten zijn.

Zo blijft ‘Het boek van Jacob Lovitz’ vooral een geïsoleerde geschiedenis. En hierbinnen heeft Jacob vooral de rol van getuige, die geregeld anderen over hun avonturen laat vertellen, als raamvertellingen binnen de raamvertelling. Zulke perspectiefkeuzes temperen het puntje-van-je-stoel-effect waar Boogers op uit is.

Er zit beslist veel moois in dit boek, maar de scheefstand van het bouwsel als geheel maakt dat dit niet optimaal tot zijn recht komt.