‘DE DOCUMENTAIRE Het zwijgen van Loe de Jong van mijn nichtje Simonka vind ik een nare film. De documentaire schetst mijn vader als een afstandelijke, niet aanspreekbare, gesloten man. In de film zegt mijn neef Daan dat mijn vader over zijn eigen familie, in het bijzonder over zijn vermoorde tweelingbroer, Daans vader dus, altijd gezwegen heeft. Volgens mij klopt dat niet en voor zover het wel klopt, heeft het zwijgen volstrekt andere redenen dan in de documentaire wordt gesuggereerd.’
Aan het woord is Loe de Jongs derde zoon Roel. Hoewel wij elkaar niet kenden, belde hij me op de dag dat de documentaire van zijn nichtje uitgezonden zou worden. Hij had hem enkele dagen tevoren in besloten kring gezien en was geschokt. De daarin geportretteerde man was zijn vader niet. Hij moest iets doen. Wat? Hij wist het niet. Of ik het wist. Enkele dagen nadien ontmoetten we elkaar en spraken over de documentaire, over Loe en over de hypotheek die de oorlog aan zovele gezinnen nagelaten heeft. Roel vroeg me wat ik van de documentaire vond. Mooi, zei ik, verdrietig.
Vervolgens vertelde hij zijn versie van het verhaal, met daarbij minstens één suggestie die me de haren te berge deed rijzen. Die suggestie heeft te maken met een detail dat ook in de documentaire voorkomt en elke oplettende kijker opgevallen moet zijn: dat Sally, Loe’s broer en arts van beroep, ingeschakeld zou zijn bij Mengele’s experimenten met tweelingen. Het is zoon Daan zelf die het in de documentaire vermeldt, tijdens een toespraak aan het graf van zijn oom nota bene. Paul Witteman schreef erover in de Vara-gids, Hans Beerekamp vermeldde het in NRC Handelsblad, her en der staat het op internet en ook ikzelf raakte door de mededeling zo in de war dat het me vanaf dat moment moeite kostte het verhaal te volgen.
Maar is het waar, vroeg ik me af. Voorzover na te gaan staat iets dergelijks nergens geregistreerd en weten we überhaupt weinig van de betrokkenheid van gevangenen bij de misdaden van Mengele en zijn trawanten. De bron moet dus welhaast een mondelinge zijn. Eenmaal tot die conclusie gekomen, zijn er twee mogelijkheden. De ene is dat Sally’s zonen zelf de bron zijn. Abel, de andere zoon en degene die tijdens de documentaire afhaakt, is een tijdlang alle gangen van zijn vader nagegaan en heeft zijn oom over een en ander ook bevraagd. Maar Loe de Jong wuifde alle suggesties, waaronder die van Sally’s betrokkenheid bij medische experimenten, weg. Dat zegt zoon Roel althans. Maar zou het kunnen zijn dat Abel iets gevonden heeft dat verder niemand weet? De andere mogelijke bron is Loe’s tweede vrouw, Frederica oftewel Riel van Duren. Zij werd in Auschwitz uitgekozen voor medische experimenten, had geluk, overleefde. Zij had Sally ter plekke gezien. Maar had zij dát gezien? Heeft zij dat aan Loe verteld?
Volgens zoon Roel is dat niet waarschijnlijk, in ieder geval zou zijn vader het daarbij niet hebben laten zitten. Daarentegen is er volgens hem vermoedelijk wél een verband tussen de relatie tussen Loe en Sally aan de ene en Loe en Riel aan de andere kant. Vandaar ook zijn ergernis over de documentaire van nichtje Simonka. Loe’s neiging om niet al te veel over broer Sally te praten en diens brieven bij zich te houden (aanleiding voor de documentaire en oorzaak van onrust in de familie De Jong), is volgens hem welhaast omgekeerd aan het gesuggereerde. Niet zelfzucht, paternalisme of gevoelloosheid. Juist niet. Gekwetstheid. ‘Loe was jaloers op zijn broer’, zegt Roel. ‘Dat gevoel heeft hem te meer kwetsbaar gemaakt omdat Sally’s dood het hem onmogelijk heeft gemaakt daarmee in het reine te komen.’
De oorlog
Roel: ‘Als jonge kinderen wisten wij al dat oma, opa, mijn vaders broer én zusje in de oorlog waren overleden. Daarover werd verder niet gesproken, dat was zo. Net zoals ik twee neefjes had, Abel en Daan. Ook dat was een feit. Zij waren de kinderen van mijn vaders broer Sally en zijn vrouw Liesje. Beiden waren in de oorlog overleden. Hoe we aan die kennis kwamen, weet ik niet meer. Mijn ouders zullen het verteld hebben. De details heb ik pas later begrepen.
De oorlog werd voor mij concreter door De bezetting (de televisieserie die Loe de Jong tussen 1960 en 1965 presenteerde - cvdh). Ik was veertien toen die begon. Ongeveer vanaf dat moment hadden wij ook een televisie. Vrienden van Loe en mijn moeder Liesbeth kwamen bij ons thuis om naar de uitzendingen te kijken. Als kinderen mochten wij ook kijken, soms ging je daarna naar bed, soms mocht je langer opblijven. Ik luisterde dan naar de gesprekken, mocht drankjes rondbrengen, nootjes bijvullen. De uitzendingen waren live, dus Loe was er niet bij. Ik kan me herinneren dat hij een keer na de uitzending thuiskwam, iedereen was er, hij komt de huiskamer binnen en roept: “Jongens, was het niet fantastisch!” Stralend was hij! Dat herinner ik mij als iets heel geks. Dat iedereen ernstig en onder de indruk was en hij blij binnenkwam omdat de uitzending zo'n succes was.
Vanaf dat moment ben ik het verschil tussen werk en privé gaan zien. De oorlog was in ons gezin geen taboe. Maar hij was toch in de eerste plaats het werk van mijn vader. Als er met vrienden over gesproken werd, mocht je altijd vragen stellen of meepraten. Ik mocht ook wel eens met mijn vader mee als hij voor De bezetting interviews ging maken. Dan vertelde hij in de auto dat bij boerenfamilie zus of zo onderduikers verstopt hadden gezeten en dat die mensen, als ze gepakt werden, doodgeschoten konden worden. Ik was dan onder de indruk als ik tijdens het interview op een afstandje toehoorde en zulke vriendelijke mensen zo'n vreselijk verhaal hoorde vertellen.’
Het gezin
‘Eigenlijk denk ik dat mijn ouders juist door de oorlog ons een zo gewoon mogelijke jeugd wilden geven. Trouwens mijn moeder was, ook vanwege haar werk met kinderen, erg gericht op een normaal gezinsleven. Loe werkte meestal in de huiskamer. Als hij bezig was met zijn politieke weekoverzichten lag de eettafel vol met Duitse, Engelse, Franse, Amerikaanse en Nederlandse kranten. Dat vond ik als kind al indrukwekkend. Hoewel intensief bezig volgde hij met een half oor wat er in de kamer gebeurde. Als ik ruzie had met mijn moeder, de kamer werd uitgestuurd en weigerde, gooide zij haar pantoffel naar mij toe en riep: “Loe, zet die jongen de kamer uit!” Dan kwam Loe in beweging en zei: “Kom jongen, doe wat je moeder zegt.” Dan ging ik. Mijn vader kon uit zichzelf niet goed ruzie maken of boos worden, daar was hij te zachtaardig voor. Hij was meer het type man dat je, als je ’s morgens vroeg op moest, een kop thee bracht.
Ik ervoer ons gezin als gewoon en gezellig. De poes sliep in het broodmandje, als Loe op reis was stond de klok stil en gingen de kachels uit. Dat soort dingen. Al met al heb ik een leuke jeugd gehad met veel aandacht van zowel Loe als Liesbeth. Maar het was mijn moeder die het meest op het gezinsleven was gericht. Zij was het ook die Loe met beide benen op de grond hield. Zij gaf hem liefde, stabiliteit, kameraadschap en haalde hem uit zijn werk om met ons te zijn. Lezen, wandelen, theater, het Concertgebouw en wij. Daaruit bestond hun leven.
Wij hebben als gezin het langst in de Van Eeghenstraat gewoond. Daar hadden alle vier de kinderen een eigen kamer. Die mocht je naar eigen smaak inrichten. Toen neef Daan ging studeren is hij gedurende een paar maanden bij ons ingetrokken. Vooral zijn ontgroening bij het corps maakte veel indruk op me. Ik zie hem nog ’s morgens, na een lange nacht, verfrommeld in de gang. Gescheurde kleren, kale kop. Mijn ouders veegden hem vervolgens bij elkaar en stopten hem in bed. Ook toen hij later een eigen kamer had, kwam hij vaak bij ons eten.
Ons huis had een keuken in het souterrain. Daar speelde zich het zogenoemde keukenritueel af. Als mijn moeder kookte, deed mijn vader de afwas of ruimde de boodschappen op. Ondertussen bespraken zij de belangrijkste kwesties. Ook als kind kon je in de keuken terecht en met Liesbeth, Loe of beiden je onderwerpen bespreken. Iedereen deed “in de keuken” zijn zegje, ook Daan. Ook zo bezien waren we een heel gewoon gezin. Gezamenlijk lunchen en avondeten, klassieke muziek op zondagmorgen, “tijd voor teenagers” op zaterdag, hond uitlaten, sporten.
Op zondag gingen we vaak wandelen, langs de Vecht of langs het strand bij Noordwijk. We bouwden forten op het strand, plakten vliegers, deden hardloopwedstrijden, verstoppertje. Ik herinner me dat Loe daar altijd aan meedeed. Vooral pingpong, daar was hij erg goed in. Dat won ik nooit van hem. Als er ijs lag gingen we met z'n allen naar Ankeveen om te schaatsen. Hij heeft ons ook leren schaken en dammen. Legendarisch waren Loe’s sinterklaasgedichten: lang, prachtig geschreven, altijd rijmend, vol leuke wendingen en plagerijtjes. We vierden Sinterklaas gewoon als gezin met surprises en gedichten. Met Kerst stond er een kerstboom. We waren niet joods. Mijn vader en moeder hadden ook niets met religie, het was geen onderwerp, behalve als het de oorlog betrof.
Toen ik een jaar of tien was en mijn broer Thijs dertien zijn we met mijn vader twee weken langs jeugdherbergen op de Veluwe gefietst, Thijs en ik mochten allebei een vriendje meenemen. Hij sliep gewoon met ons op zaal, deed corvee, leerde je bandenplakken. We hadden ontzettend veel lol. Later, toen we naar het buitenland gingen - Dolomieten, Zwitserland - werd er altijd gewandeld én iets voor de kinderen gedaan. Meestal was dat zwemmen. Ik herinner me een vakantie waarin ik met mijn zus bijna twee weken lang monopoly heb gespeeld. Dat mocht.
Op een vakantie in Zwitserland heeft hij het scenario van De overval (speelfilm gebaseerd op de overval op de Leeuwardense strafgevangenis, ging in 1962 in première, was een groot succes - cvdh) geschreven. Dat deed hij ’s avonds. Op een avond was het scenario klaar en las hij het voor. We mochten zeggen wat we ervan vonden. Op basis van deze opmerkingen paste hij de tekst aan en las die nogmaals voor. Zo ging het wel twee of drie keer. Uiteindelijk zijn we met z'n allen naar de première in Tuschinski gegaan. Dat was een belevenis. Filmsterren, de koningin en dan mijn moeder in zo'n prachtige jurk!’
De zonen van Sally
‘Het contact met neef Abel was heel anders dan met zijn broer Daan. Loe ging vaak naar Leiden waar Abel woonde, soms ging een van ons mee, vooral op Abels verjaardag. Als jong kind herinner ik mij vooral dat Abel een fantastische werkplaats had en de meest onwaarschijnlijke dingen kon maken. Hij was veel ouder dan ik, maar ik vond het prachtig! Abel logeerde wel eens bij ons en is ook wel eens op vakantie mee naar Groet gegaan. Met Daan was meer contact. Loe en Liesbeth zagen zijn pleegouders vaker. Wij noemden hen oom en tante. We gingen ook wel eens met het hele gezin naar Middelburg. Als jonge jongen herinner ik mij dat Daan heel veel speelgoed had. Dat staat me nog goed bij. Zo veel hadden wij niet.
Mijn ouders hadden in Londen het bericht gekregen dat Abel in Leiden en Daan in Middelburg zat. Uit latere gesprekken weet ik dat zij veel verdriet hebben gehad over het feit dat ze er niet in geslaagd zijn de twee jongens bij zich te krijgen. Ze vertelden dat instanties het destijds beter vonden dat ze bleven waar ze waren - beter dan opgroeien in het gezin van de broer van hun vader. Het deel van de documentaire dat hierop betrekking heeft, verbaast mij dan ook vooral door zijn toonzetting. Die tragische adoptie-affaire of hoe je het ook wilt noemen, verdient een genuanceerdere kijk. Iedereen die erbij betrokken was, heeft zich op zijn manier ingezet voor wat hij of zij oprecht meende dat het beste was.’
Opa Loe
‘In de documentaire zet Simonka Loe neer als een afstandelijke man. Kennelijk is dat haar ervaring. Maar ik herinner me mijn vader heel anders, ook als grootvader van mijn eigen kinderen. Hij was warm, speels, zeer speels zelfs en kon bijna kinderlijk genieten. Watergevechten met de tuinslang of elkaar gewoon met emmers natgooien. Dat soort dingen. Loe deed er voluit aan mee. Toen we in de Dolomieten waren, leerde hij de kleinkinderen zwemmen. Het hoogtepunt was dat hijzelf zwom met een brandende pijp in de mond. De kinderen vonden dat fantastisch. Dan dook hij nog onder ook en hield de pijp boven water! Als opa vertelde hij altijd zelf bedachte verhaaltjes. Die kwamen er pas uit nadat je op zijn hoofd had geklopt. Daarmee had hij ongelooflijk succes. Toen onze kinderen klein waren gingen we meestal op vakantie in het familiehuis in Hattem. Loe en Liesbeth kwamen dan altijd even langs. Dat waren gezellige weekenden. Het huis is na de dood van mijn moeder verkocht. Tot dat moment - ik was toen 34, mijn kinderen waren vijf en zeven - vormden wij ook een tamelijk hechte familie, al liepen we de deur bij elkaar niet plat.’
Roem
‘Ik vond het vervelend dat mijn vader bekend was. Vooral na zijn televisieoptredens en politieke commentaren werd ik steeds weer aangesproken op wat hij gezegd had en wat hij vond. Ik ben daarom al snel opgehouden te vertellen wie mijn vader was. Meestal zei ik dat hij wetenschappelijk medewerker was, rijksambtenaar, wetenschapper of zoiets. Als mensen wisten wie mijn vader was deden ze anders tegen mij, zowel positief als negatief. Onder ons ging trouwens de running gag dat je, om Loe te leren kennen, zijn interviews moest lezen of tv moest kijken. Op de publieke tribune was hij opener dan thuis, zeker na de interviews die Ischa in 1973 in de Haagse Post publiceerde. Er was zelfs een periode dat hij zo vaak op tv was dat we plagerig zeiden voor zoveel vertoon geen tijd te hebben. Sonja, Ivo, Ischa, steeds was hij erbij. We keken natuurlijk toch.
Pas later heb ik geleerd met zijn roem om te gaan en ben ik de kwaliteit van zijn toespraken en boeken gaan zien. Toen ook pas begreep ik wat een bijzondere man hij was en kon ik trots op hem zijn. Dat begon in 1970 met de publicatie van deel 3 van Het Koninkrijk. Daarin vertelt hij zijn eigen ontsnappingsverhaal. Toen dat uitkwam was ik 24 en woonde niet meer thuis. Het was aanleiding met hem over die gebeurtenis en de familie verder te praten.’
Loe’s tweede vrouw
‘Mijn moeder overleed in 1980. Mijn vader was er de man niet naar om alleen te blijven, hij was actief, vitaal, gretig om te leven en wilde graag een nieuwe vrouw. Een tijdje nadien stelde hij ons Riel voor, we hadden allemaal onze eigen gezinnen met kinderen en we woonden her en der. Ik vond het heerlijk voor mijn vader dat hij een nieuwe vrouw had gevonden. Hij had echt gezocht en ze waren vreselijk verliefd. Van alle kinderen had ik in die tijd het meeste contact, kon het gemakkelijkst met haar overweg en hielp hem ook met het verkopen van zijn huis en zomerhuis. Want Loe trok bij Riel in. Zo is het ook gebleven. Hij had een kamertje in haar huis. Toch viel Riel niet gemakkelijk in de familie. Zij was zó anders!
Loe en Riel hadden een prachtige tijd samen, er werd tot vervelens toe over de oorlog gepraat, ook met Abel en Daan. Het was Riels verdienste dat de verhouding met hen veel beter werd. Ze kwamen niet alleen met verjaardagen, maar we gingen ook een aantal keren met elkaar wandelen. Zo nam Loe zijn vier kinderen, Abel, Daan en Riels zoon Stan eens een week lang mee de bergen in. Het was ontzettend leuk, we leerden elkaar beter kennen, zaten met z'n allen uitgeput in de sauna, hadden ook ruzietjes, schaakten en spraken natuurlijk veel over de oorlog. Ik vond het fijn om zo dicht bij elkaar te komen, vooral bij Abel en Daan. Iets later organiseerde Loe een tweede, lange tocht in de Vercors. Zijn werk was af, deze keer waren Riel, Abel, Daan, partners en kinderen van de partij. De karavaan was wel 24 man groot. Weer werd er veel over de oorlog gepraat maar ook over andere dingen.
Niet alleen met ons maar vooral met Riel maakte Loe lange reizen. Hij kon haar ongelooflijk verwennen. Ze gingen naar Israël, Indonesië, Amerika. Loe gaf drie maanden les op Harvard. Bij Riel werd Loe losser, minder formeel. Hier staat tegenover dat de oorlog steeds nadrukkelijker aanwezig was. Riels leven stond in het teken van het feit dat zij Auschwitz en Bergen-Belsen had overleefd - daar en eerder ook al in Westerbork had zij Sally ontmoet -, terwijl mijn vader alles van de oorlog wist. Ik ben geen psycholoog maar heb toen vaak gedacht dat hij eigenlijk ook een oorlogsslachtoffer was. Ik heb zelfs wel eens gedacht dat hij Riel had uitgekozen om zo dicht mogelijk bij Sally te zijn. Los hiervan is het niet moeilijk te bedenken dat hij zich schuldig gevoeld moet hebben, geschaamd ook, dat hij boos was, verdrietig en verward. Hij was destijds immers pas 26 jaar, in doodsangst ontsnapt met een zwangere vrouw, zijn familie kwijtgeraakt maar toch opnieuw aan het werk gegaan, had succes gehad, kinderen gekregen. Hij was bevrijd, ook van zijn familie, onder wie een broer met wie hij rivaliseerde.
In 1989 kreeg Loe een hersenbloeding. De nieuwe, steeds grotere familie bleek tegen deze verandering niet bestand. We vielen opnieuw uiteen. Mijn vader is hierna emotioneel nooit meer de oude geworden. Een rol hierbij speelden ook de scheidingen in de familie. Gevolg van een en ander is dat de relaties steeds meer één op één werden. Ook ik scheidde en kreeg met mijn nieuwe vrouw vernieuwd contact met mijn vader en met Riel. Zij zat niet vast in de familiepatronen en kon gewoon open vragen stellen. Daardoor leerde ik mijn vader opnieuw kennen. Zij op hun beurt deden hun best zich in ons nieuwe leven te verdiepen. Wij gingen zeker tot ongeveer het jaar 2000 intensief met hen om: samen naar de film, samen naar de Verenigde Staten, veel samen eten, zijn tachtigste verjaardag organiseren (1994), dat soort dingen. Ook maakten we nostalgische tours, onder meer naar Westerbork en naar de stad waar Riel was opgegroeid, Arnhem. Helaas kwam er een conflict tussen Riel en mij. Vanaf dat moment zag ik mijn vader nog slechts alleen. Gelukkig was ik bij hem toen hij overleed.’
Werk en meer werk
‘Dat keiharde werken van hem heeft mooie en bijzondere dingen opgeleverd, maar stond volgens mij ook symbool voor enerzijds goedmaken en herdenken en anderzijds de poging het échte denken en voelen vóór te blijven. Ik heb over dit alles natuurlijk ook met hem gesproken. Hij vond dat ik overdreef. Anderen hadden zoveel meer geleden dan hij. Maar Riel was het met mij eens en uiteindelijk wilde hij zijn eigen verdriet ook wel toegeven. Hij zei: “De oorlog is een groot deel van mijn leven geworden, mijn werk is een van de manieren waarop ik dat verwerk.” Voor mij was dat antwoord een bevestiging van mijn stelling dat zijn levenswerk een eerbetoon aan Sally was.
Je kunt geen verjaardagsspeech, geschrift, lezing, boek, interview, film, tv-special of gesprek over de oorlog van hem opslaan of hij heeft het over zijn broer. Je zou het ook anders kunnen zeggen: Loe deed er alles aan om Sally levend te houden! Hij werkte hard en veel, maar je had nooit het idee dat hij moe was. Hij was altijd vol kracht: vroeg opstaan, bergen beklimmen, intensief luisteren naar anderen, schrijven. Dit alles liep pas fout toen hij zijn Herinneringen schreef. Hij had het daarbij te meer moeilijk omdat hij naar eigen zeggen als gevolg van zijn hersenbloeding “een deel van zijn gevoel kwijt was geraakt”. Veel familieleden vonden het schokkend om te lezen wat hij opschreef. Daarover werd ook veel heen en weer gebeld.
Ik heb hem zo veel mogelijk aangezet te blijven schrijven, want ik was ervan overtuigd dat zijn geklaag en gemopper niet betekende dat hij wilde stoppen. Hij had het schrijven nodig om te leven. Bovendien had hij een enorme drive van zijn eigen leven zo openhartig mogelijk verslag te doen. Ik vond dat ongelooflijk interessant en begreep hierdoor - hij schrijvend, ik lezend, samen pratend - ook beter hoe hij zichzelf zag. Ik was overigens wel de enige die er zo over dacht. Heel de familie verzette zich tegen die herinneringen, ook Riel. Zij hebben helaas gewonnen. Herinneringen III is nooit verschenen.’
Documentaire
‘Vooral Daan was boos over de herinneringen en dreigde zelfs met een kort geding. Zijn boosheid betrof een korte passage waarin Loe zijn ervaring met de neefjes beschrijft: hun onderduik, de pleegouders en zijn pogingen de twee in het gezin op te nemen. Wat Daan vooral stoorde, was dat een groter publiek dergelijke intimiteiten te weten zou komen. Uiteindelijk heeft mijn vader gekozen voor het belang van de inmiddels broze verstandhouding. Het heeft hun verhouding niet beter gemaakt en zal een van de achtergronden zijn van de woede die uit Simonka’s documentaire spreekt. Want mijn vader had natuurlijk ook zoiets als een privé-archiefje. Daarin bewaarde hij spulletjes, foto’s, dagboekjes, brieven, ook die van Sally. In de film wordt geen moment serieus ingegaan op de vraag waarom hij die laatste niet uit handen heeft gegeven. Volgens mij ligt een antwoord voor de hand. Zijn archiefje was de enige tastbare herinnering aan zijn verleden. Hij kón daarvan simpelweg geen afstand doen.
Het ergste aan de documentaire is de scène bij het graf van Loe, Liesbeth en Riel. Een door verdriet overmande, boze Daan die mijn vader toespreekt en zelfs Mengele gebruikt om het contrast tussen beide broers aan te scherpen. Intens triest. Mijn vader was een door de oorlog getraumatiseerde man die op zijn manier geprobeerd heeft er het beste van te maken. Het verdriet van Daan en Abel is erg, dat van Loe niet minder.’