En zo belanden we tien jaar na de crisis alsnog in een handelsoorlog. Dankzij Trump. Sinds kort moeten Aziatische, Latijns-Amerikaanse en Europese exporteurs heffingen op staal en aluminium ophoesten. En moeten de VS vrezen voor hun boeren omdat de handelspartners hebben gedreigd terug te slaan met tarieven op Amerikaans varkensvlees. Verrast hadden we niet hoeven zijn. Trump doet exact wat hij in zijn inaugurele speech beloofde: handelspartners straffen voor het structurele overschot op hun handelsbalans met de VS.
De geflopte G7 is er de laatste manifestatie van. Vóór Trump een baken van mondiale saamhorigheid, sinds Trump de voornaamste arena van mondiale tweedracht. Weg zijn de communiqués met zalvende teksten over het belang van vrijhandel en de instandhouding van de mondiale neoliberale wereldorde na een crisis die diezelfde orde op zijn grondvesten liet schudden. Voorafgaand aan de ontmoeting in Quebec had Trump laten weten voor vrijhandel te zijn. Maar dan wel zonder heffingen en subsidies, had hij er fijntjes aan toegevoegd. En de goede verstaander had daarin nauw verholen toespelingen op de hechte relaties tussen staat en bedrijfsleven in Frankrijk, Duitsland, China en Japan kunnen horen.
De VS zijn het zat om als mondiale consument ‘of last resort’ te fungeren waar Duitsland, China en Japan hun producten kunnen dumpen. Terwijl de eigen binnenlandse bestedingen worden afgeknepen door straf volgehouden loonmatiging. En de Midwest verandert in een postindustrieel rampgebied van elliotiaanse allure.
Handel is goed, aldus Trump, maar wel op een gelijk speelveld. Dus moet het uit zijn met handelspartners die de neoliberale retoriek van vrijhandel gebruiken om staatskapitalistische doeleinden te verhullen. Dat de andere EU-lidstaten dat van Duitsland pikken, moeten zij weten. Wij Amerikanen, aldus Trump, doen dat niet meer.
En de VS zijn het zat om ruim de helft van de federale overheidsbestedingen te reserveren voor een defensieapparaat dat nu al driekwart eeuw de mondiale handelsroutes bewaakt. Zonder vliegdekschepen, satellieten en gps geen mondiale waardeketens. En zonder Pax Americana geen globalisering. Terwijl de Navo-bondgenoten niet eens het fatsoen hebben zich te houden aan de afspraak om ten minste twee procent van hun bruto binnenlands product aan defensie te spenderen.
Het economengilde is al maanden in alle staten. Handelstarieven botsen vierkant met een van de oudste leerstukken van de moderne economie: Ricardo’s leer van de comparatieve voordelen. Verschillen in productiviteit suggereren een orde van nationale specialisatie. Als iedereen zich toelegt op waar men relatief het beste in is, ontstaat als vanzelf de meest efficiënte verdeling van productie. Maar alleen onder een vrijhandelsregime. Tarieven en subsidies verhogen of verlagen kunstmatig de productiekosten en leiden dus tot welvaartsverlies.
Daar komt bij dat een deel van het economengilde getraumatiseerd is door de jaren dertig. Drie lessen hebben zij uit de Grote Depressie getrokken. Hou banken overeind, vang private vraaguitval op door de overheidsconsumptie aan te jagen en hou de handelsroutes open. Destijds zette de zogenaamde Smoot-Hawley Tariff Act namelijk een handelsoorlog in gang die volgens economen de mondiale depressie heeft verscherpt en daarmee heeft bijgedragen aan de opkomst van het fascisme in Europa.
Eén en twee zijn na de crisis van 2008 gebeurd. En tot voor kort drie ook. Tot grote tevredenheid van de mondiale economische en politieke elite. Ondanks deze historische waarschuwing komt Trump echter doodleuk roet in het eten gooien. Om Amerika weer groot te maken. Wat mij betreft heeft hij gelijk. Zij het om de verkeerde redenen. Handel kan namelijk maar beperkt worden verklaard door Ricardo’s theorie. Als een groeiend deel van de handel binnen ondernemingen plaatsvindt, suggereert dit dat handel steeds minder te maken heeft met productiviteitsverschillen en steeds meer met regelontduiking en belastingontwijking. Ramingen zijn lastig te geven, maar recent onderzoek leert dat de ruimtelijke vormgeving van mondiale waardeketens van bedrijven als Apple in grote lijnen verschillen in regelgeving volgen.
Plat gezegd: je zet je fabriek daar neer waar je je zo min mogelijk van werknemers en milieu hoeft aan te trekken (China). En je zet je hoofdkantoor daar neer waar je zo min mogelijk belasting hoeft te betalen (Ierland). En dat allemaal fijn gesubsidieerd. Want de stookolie van je containerschepen wordt niet belast. En met de fiscus kan je afspreken hoeveel belasting je wil betalen. Mens en milieu zijn het haasje. Maar dat kan Trump dan weer niets schelen.