De Ieren zijn de joden van Europa, want uit bittere armoede volgde de ene uittocht na de andere. Het is een ruwe vergelijking tussen de bewoners van de westelijke uithoek van de Oude Wereld en het uitverkoren volk (ook al zon beladen omschrijving). Waar is wel dat de Ierse geschiedenis bol staat van Britse onderdrukking, nationalisme, taalstrijd, hongersnood, exodussen en ballingschap. Daar vaart de literatuur wel bij, zeggen cynici. Ongelijk hebben ze niet. «Silence, exile, cunning»: het zijn de gevleugelde woorden van James Joyce, die in Ulysses de «Hongaarse» jood Leopold Bloom door Dublin laat dwalen.
Roddy Doyle (1958) is een van die door Ierland getekende schrijvers die het aandurfde het eerste deel van zijn geplande romantrilogie The Last Roundup («De laatste oproep») te publiceren: De ster van Henry Smart (2000). Het speelt zich af rond de Iers-nationalistische Paasopstand van 1916. Die mislukte jammerlijk, maar betekende wel het begin van een succesvolle strijd tegen de Britse overheersing. De ster van Henry Smart gaat ook over een verdwijnende vader en een zoekende zoon, een straatschoffie en een halvegare die zich aan de periferie van de geschiedenis en de macht ophoudt.
Roddy Doyles verteller wroet in de onderbuik van Dublin en banjert door de stadsriolen. Doyles hoofdpersoon die als Ierse balling later in de trilogie onherroepelijk in het maffiose Chicago zal terechtkomen voelt zich thuis «tussen vodden en schaarste, vuil en zwakte». Ierland wordt voor hem «een kluit modder» en een bordeel. Het Ierlandbeeld dat Doyle in De ster van Henry Smart schept, is er een van verkwanseld idealisme. De ware revolutionaire geest werd al vroeg verpest door nationalisme, antisemitisme en eigenbelang.
In Doyles romans zijn de hoofdpersonen voorgoed uit het Paradijs verdreven. Een prachtig voorbeeld van die «bijbelse» verbanning en een broeder-als-hoederverhaal is Doyles Niet alleen voor Kerstmis (1999). Hij publiceerde die novelle in hetzelfde jaar als De ster van Henry Smart. Het verhaal over twee broers die elkaar na 26 jaar weer terugzien in een verlopen Dublinse pub las ik als een omgekeerde Kaïn-en-Abelvertelling.
Het oorspronkelijke verhaal over de eerste nazaten van Adam en Eva gaat zo. In het boek Genesis wordt de mens uit het paradijs verdreven. Weg uit de hof van Eden wordt Evas zoon Abel (wat «damp», «nietig» of «vergeefs» betekent) schaapsherder; zijn broer Kaïn («smid») bewerkt als dienstknecht de akker. Als God Abels offer, lammetjesvet, aanvaardt maar Kaïns akkerproducten negeert, ontsteekt Kaïn in woede en doodt zijn broer. Als je niet het goede doet, «dan ligt de zonde als een roofdier aan je deur». Kaïn heeft de beproeving niet doorstaan, blijkt niet zijn broeders hoeder te zijn. God verbant de door schuld belaste Kaïn van de akker naar Nod-Dwaaloord. «Dolend en dwalend ben je op aarde.» Maar wie Kaïn vermoordt, zal zesmaal worden gewroken. Het Kaïnsteken is dan ook geen stigma maar betekent bescherming.
In Doyles Niet alleen voor Kerstmis halen Danny en Jim(my) Murphy, «net een tweeling», in hun oude Dublinse stamcafé herinneringen op aan hun jeugd. Jim, allang een Londenaar, heeft het initiatief voor de ontmoeting genomen. Niet alleen voor Kerstmis speelt zich af in een soort niemandsland tussen Londen en Dublin, want de pub «is niemands stamkroeg meer» terwijl Danny van zijn broer krijgt te horen: «Ik heb mijn naam van oom Jim. (…) Jij hebt de naam van niemand.»
Dannys naam is afgeleid van de heilige Daniël, die een doorn uit de poot van een leeuw trekt. Hij speelt de rol van het zwakke en gemaltraiteerde broertje (Abel) en doet zich voor als heilig boontje. Tijdens hun cafégesprek blijkt dat herinneringen en fantasieën hopeloos door elkaar zijn gaan lopen. Ondanks hun «initiatieritueel» op zaterdag 23 juni 1973 in hetzelfde café Todd (Guinness drinken tot ze erbij neervielen) om zo man te worden, is Danny de leugenachtige schlemiel gebleven, de lafaard die het aflegt tegen het lef van zijn broer, die als geboren versierder recht op de meiden af loopt. «(Danny) had nooit verteld dat hij gewoon te verlegen was geweest om achter Jimmy aan te gaan.» Hij zet Jim te kijk als de boosdoener die hij niet is.
In dit verhaal over angst en moed, verlegenheid en stoerdoenerij, bloedbanden en dubieuze broederbinding is het Abel/Danny die zijn broer verraadt. Om bloedbroeders te worden, wil Jim heel licht een broodmes over de vingertop van zijn broer halen, maar Danny trekt zijn hand op een ongelukkig moment terug. «Alle pijn van de wereld zat in het topje van zijn vinger.» Maar Jim «doodt» zijn broer niet, hij draagt hem «helemaal naar huis», waar Danny zijn ouders vertelt dat Jim hem heeft gestoken. Het slachtoffer wordt dader en verrader.
Ook als Jim Dannys vriendin afpakt, weet het slachtoffer er een leugenachtige draai aan te geven. «Jimmy had gelijk, maar Danny probeerde het zich anders te herinneren.»
Daarom is Jim naar Londen/Nod-Dwaaloord vertrokken.
Het is Jim die in die pub in Dublin met een leugentje om bestwil («Ik heb kanker, ik ga dood») zijn broer in zijn buurt weet te houden. Geen broederlijke rotstreek, maar een laatste wanhopige poging van Kaïn/Jim om Abel/ Danny te behoeden voor weglopen, voor zijn zoveelste verraad. En zo keert Roddy Doyle het oude Genesisverhaal meesterlijk om.