In schril contrast met de officiële oorlogsverslaggeving in Irak staat het werk van de Britse journalist Sean Langan, die er een gewoonte van maakt maandenlang in z’n dooie eentje in probleem gebieden te verblijven. Hij legt zijn ervaringen discreet op video vast, zonder hulp van een cameraman, geluidsman of producer. Dat maakt hem mobiel, goedkoop en flexibel.
Vertrouwend op zijn innemende persoonlijkheid en zijn naïviteit verbleef Langan in 1997 zes maanden in Kasjmir, op zoek naar de ontvoerders van vijf westerse toeristen. Daarna reisde hij voor Langan behind the Lines van Afghanistan naar Beiroet en in 2003 van Argen tinië naar Mexico. In november 2003, zes maanden nadat president Bush had verklaard dat de overwinning was behaald, reisde Langan naar Irak. Hij bleef drie maanden in de Sunni Driehoek, Bagdad, Fallujah, Ramadi, Samara. Het materiaal, gebundeld in de negentig minuten durende documentaire Mission Accomplished, is pas naderhand door de BBC aangekocht en uitgezonden. In Nederland is zijn film alleen op het Shadowfestival vertoond.
Langan kwam in contact met tientallen personen aan weerszijden van het conflict. Zijn film toont vooral hoe lokale weerzin tegen de bezetting van Irak langzamerhand uitgroeit tot een regelrechte opstand. Hij trok op met Amerikaanse soldaten en kwam een aantal malen met hen onder vuur te liggen. Under cover ontmoette hij serieuze figuren binnen het verzet. Drie maanden voordat het schandaal de wereldpers haalde sprak Langan al met Irakezen voor de poorten van de Abu Ghraib-gevangenis en legde getuigenissen over marteling en vernedering vast. Daarbij liep hij grote persoonlijke risico’s. In Ramadi filmde hij een verhitte demonstratie die zich plotseling tegen hem keerde, als enige buitenlander. Vriendelijke Irakezen die hem in de weken daarvoor hadden leren kennen, redden zijn huid.

Wat is het voordeel van uw methode? Sean Langan: «Tijd. Ik neem drie, zes maanden tijd. In Kasjmir zaten misschien wel drieduizend journalisten voor dat verhaal van die ontvoering. Ze zaten er allemaal twee weken, en niemand kreeg het te pakken. Ik zat er zes maanden. Het was niet zo dat ik het verhaal wél vond, maar het verhaal vond mij. De ontvoerders kwamen me gewoon opzoeken: ‹We hebben over jou gehoord. Wat zit jij hier gvd te doen?›»
Die aanpak is niet zonder gevaar.
«Dat naïeve is belangrijk voor me. Ik wil niet dat het mijn normale leven wordt. Die marinier die op tv die gewonde man doodschiet; het publiek reageert geschokt, maar alle oorlogscorrespondenten denken: ik heb dat een half jaar geleden al gezien. Ik was in Haïti, vlak voordat de Amerikanen binnenvielen om Aristide weer in het zadel te helpen. In de bar van het prachtige Oloffson Hotel – waar Graham Greene The Comedians gesitueerd heeft – zat iedereen, alle media van de wereld. Toen kwam ‹Rwanda› op CNN. Een wave van rinkelende mobiele telefoons, de ene na de andere. Iedereen kreeg te horen: ‹Get your ass to Rwanda!› en een half uur later was de bar leeg. De barman was in tranen. Hij zei: ‹Ik dacht dat de wereld zich echt betrokken voelde bij Haïti.› ‹Nee›, zei ik, ‹dat was afgelopen dinsdag.› Want voor de professionals is het dinsdag Haïti, woensdag Bagdad, donderdag Rwanda. Zij worden blind voor sommige dingen. Tegen mij zeggen ze: je bent een amateur, je hoort het verschil niet tussen een mortier en een houwitser. Zij denken er op hun beurt niet bij na om die lange rij mensen voor de poort van Abu Ghraib te ondervragen.»
Bent u succesvol?
«Mijn vrouw heeft voor deze film een tweede hypotheek op het huis genomen. Mijn methode betekent dat ik het nooit ver zal brengen. In Kasjmir was ik totaal verliefd op het land en het werk, en dus vlogen die zes maanden voorbij. Die betrokkenheid zag je op het scherm. De BBC zei: we vinden je werk fantastisch en we willen dat je het nog eens doet, maar je hebt de volgende keer maar zes weken. Bij Channel 4: je kunt naar Argentinië, je hebt drie dagen. Toen ik nee zei lieten ze me vallen. Ik was behoorlijk commercieel, dacht ik, door naar Irak te gaan en niet naar een klein hongerend onbekend Afrikaans land. Ik dacht: dit is een groot verhaal, Irak is voorpaginanieuws, ik zet mijn leven op het spel, dat moet ik kunnen verkopen. Maar dat viel tegen. Alleen GQ wilde vooraf betalen; ik moest dus ook over mode in Fallujah schrijven. Toen ik terugkwam had ik Abu Ghraib, ik had het verzet, en toen was het nog kantje boord. Een producer bij de BBC zei: ‹Zelfs als je Osama bin Laden voor de camera zou krijgen, dan raak je dat tegenwoordig alleen nog maar kwijt als je David Beckham het interview zou laten doen.›»

Langans onopvallende aanwezigheid leidde tot onthutsende registraties. Hij filmde in een ziekenhuis in Bagdad waar tientallen gewonde Amerikanen werden binnengereden en kwam erachter dat stervende soldaten in leven werden gehouden tot ze door Washington een «medical discharge», ontslag om gezondheidsredenen, werd verleend. Als de fax binnenkwam ging de stekker eruit: de nabestaanden hadden dan dertig dollar per week meer pensioen. Zelfmoorden komen veel voor, maar blijven onvermeld. Ook registreerde Langan dat Amerikaanse soldaten zich bij huiszoekingen schuldig maken aan systematische diefstal van juwelen en geld. «Ik geloofde het eerst niet, die juwelendiefstal. Ik zei tegen mijn bron: je verhaal is zo schokkend dat je het niet hoeft te overdrijven. Maar ik heb inmiddels een korte film gezien waarin Amerikaanse soldaten het toegeven: we waren erbij, we zagen de dollars, de juwelen, we hebben het meegenomen. Er is een groot intern onderzoek naar plundering geweest.»
U spreekt geen Arabisch, u heeft van tevoren geen research gedaan. Hoe bepaalde u uw positie tussen de partijen?
«In Irak had ik meer problemen dan in andere landen. Er waren in het begin wel wat types, taxichauffeurs, die dachten even snel honderd dollar te verdienen door zich als verzetsstrijder voor te doen. Maar je kunt dat soort dingen checken. Je vraagt ze naar details. Dat was soms heel navrant. In een ziekenhuis ontmoette ik, op kerstavond, een Amerikaanse soldaat die in Samara bij een actie van het verzet in het hoofd geschoten was. Hij vertelde me de details van die actie. Later sprak ik in Samara een verzetsstrijder die zei dat hij een konvooi had aangevallen. Hij had op een pantserwagen geschoten en een Amerikaan in zijn hoofd geraakt. Het was dezelfde jongen. Daar zat een moreel en ethisch probleem. Ik probeerde nooit het verzet te ontmoeten in dezelfde regio waar ik met de Amerikanen optrok.
Het verzet is uitstekend geïnformeerd en georganiseerd. Ze weten veel meer over ons dan wij over hen. Ze kennen zelfs onze popmuziek. Een contact nam me mee naar een parkeerplaats in het midden van Bagdad, om elf uur ’s avonds, niet ver van de Amerikaanse compound. Het was er druk. Auto’s kwamen van overal aanrijden, stopten, laadden granaatwerpers in en uit, en iemand was dat aan het coördineren. Alles open en bloot, niemand maakte zich druk. Ik realiseerde me daar voor het eerst dat de Amerikanen het niet zullen gaan winnen. De Irakezen keken naar mij, en dachten: die is hier, die heeft kennelijk toestemming. Geen enkele reactie. Toen kwam mijn contactpersoon, en die zei: we gaan, het konvooi vertrekt over tien minuten. Ik realiseerde me toen pas dat ik was uitgenodigd om een aanval op de Amerikanen mee te maken. Ik wist hoe Amerikanen op dat soort aanvallen reageren. Ze schieten onmiddellijk terug, over een heel breed terrein, alles wat ze kunnen raken. Ik wist wat ik kon verwachten. Het ging allemaal razendsnel en ik dacht nog: het is nacht, ik zal niks kunnen draaien, ik ga dood. Toen waren we ter plaatse. Een andere groep kwam eraan en zei: ‹De Amerikanen vermoeden iets, we blazen het af.› In een halve seconde waren ze allemaal weg. Heel professioneel. Ik zat te trillen op de stoep.»
Hoe stond u tegenover de Amerikaanse soldaten?
«Het is heel makkelijk om kritiek op de Amerikanen te hebben. Ze zitten in een veel vijandiger omgeving dan anderen. Ik heb een intelligente Amerikaanse majoor gesproken die een dissertatie had geschreven over counter-insurgency tactics, getiteld Learning to Eat Soup with a Knife, verwijzend naar Lawrence of Arabia. Zo moeilijk is het. De Britten en de Nederlanders hebben een totaal andere aanpak, maar ze hebben het veel makkelijker. Toen de Britten van de Black Watch naar de Sunni Driehoek werden overgeplaatst gingen ze op patrouille zoals ze dat gewend waren: zonder helm, zonder zonnebril, zonder dreigend te doen. In het eerste weekend ging een autobom af: drie doden. Daar was bij de Amerikanen veel leedvermaak over.
Ik wilde de Amerikanen graag als mensen laten zien. Ik heb heel wat briljante jongens ontmoet die Arabisch spraken en die vreselijk teleurgesteld waren in hun leiding en de manier waarop die de ogen sloot voor de werkelijkheid. Ik ben vaak op bezoek geweest bij een pelotonnetje dat een brug bewaakte. Aardige jonge jongens. Op tv zien ze er altijd uit als moordmachines, maar dat doen ze alleen voor de camera, dan zetten ze hun helm op, houden hun geweer omhoog, en houden zich groot. Maar ik zat de hele tijd met ze te kletsen en sigaretten te roken en ik nam bier voor ze mee uit Bagdad. De al-Qaeda-groep van Al Zarqawi pleegde een zelfmoordaanslag op hun post. Daar bestaat een videoreportage van. Er vielen vier doden. Ik zei uiteindelijk tegen een Amerikaanse militair, een heel aardige man, luitenant Larry Brown uit Iowa – zijn vader, ook Larry Brown, had met dezelfde eenheid gevochten in Vietnam – dat ik de andere kant ook interviewde. Brown moest bijna huilen: ‹Die mannen vermoorden mijn buddy’s. Maar je moet het doen. We worden hier maar doodgeschoten, en niemand weet ervan. Als je maar niet praat met de mannen die op ons schieten.› Brown raakte gewond door een granaat en verloor kort daarna nog drie man uit zijn eenheid. Niets daarvan is in het Amerikaanse nieuws geweest. En als het niet gezien is, is het niet gebeurd. Er was belangrijker nieuws: Janet Jackson had haar tepel laten zien tijdens de Super Bowl.»

Films van Sean Langan
1998: Nightmare in Paradise (Kasjmir)
2001: Langan behind the Lines
2002: Langan in Zimbabwe
2003: Travels with a Gringo
2004: Mission Accomplished: Langan in Iraq