
Het is een strenge plek die we zien in deze ets, uit 1657, waarin we Franciscus in ernstig gebed geknield zien terwijl hem in het halfdonker een visioen verschijnt van de Gekruisigde. In de eerste staat ervan heeft Rembrandt vrijwel uitsluitend droge naald gebruikt. Dat is krassen met de puntig harde naald direct op de koperen plaat. Waar de lijn door het koper kerft, ontstaan langs de randen bramen en andere kartelingen. Ze zijn daardoor stroever en harder zwart. Het waren zulke stugge, schrale lijnen die Rembrandt voor deze unieke ets nodig had. Ik stel me voor dat hij over een onderwerp met zichzelf in overleg was – begeleid door hooge en verre na-ghedachten. Zo had Philips Angel het over Rembrandt in een deftig referaat, Lof der Schilder-konst, in Leiden in 1642. Dat nadenken over een onderwerp was kennelijk bijzonder – en opmerkelijk voor Rembrandts manier van kunst maken. Hij wilde de dingen precies weten.

Een heilige Franciscus in gebed was bij uitstek een rooms onderwerp en hier bij ons niet gangbaar. Misschien had iemand erom gevraagd. Als motief was het niet ongewoon in Rembrandts praktijk. Een paar jaar eerder had hij nog een schitterende Hieronymus gemaakt in een weids, luisterrijk landschap. Dat was ook een eenzame man en kluizenaar in de ruwe natuur. In de wildernis werd hij trouw vergezeld door een leeuw bij wie hij een pijnlijke doorn uit zijn poot had verwijderd. Hij was ook een geleerde en daarom een lezer. Bij Rembrandt zien we hem lezend in een boek. In de ets van rond 1653 is hij dromerig en in woorden verzonken. Hij zit gemakkelijk te leunen tegen een verhoging van gras. Zo is de oude man in vredige rust – en daarom heeft Rembrandt hem een idyllische omgeving gegeven met een ruim uitzicht over velden en geboomte en naar een stralende lucht. Daarom is de prent hoog en bijna vierkant. Een ruimtelijk formaat. Het handschrift waarin dat landschap is getekend is buigzaam en licht en sierlijk.
Zo anders dan de Hieronymus waren opzet en schema voor de heilige Franciscus niet. Ook een kluizenaarsgestalte onder de schaduw van bomen – maar toen Rembrandt over het onderwerp ging nadenken had hij meteen door dat de stemming hier een geheel andere was. Deze ruimte moest streng zijn en het tegendeel van een idylle. Hij begon met een breed maar laag en vreemd gedrukt formaat. Die opzet zien we, in het harde handschrift met de droge naald, in de eerste staat van de ets. De zware knoestige boom, stevig gekrast, staat voorop bijna als een obstakel, op allerlei manieren vergroeid. Links onder is een massa droog gebladerte. Halverwege splitst de stam zich en groeit verder met vertakkingen naar rechts. Verder naar boven is de boom gebroken geweest. Een stuk bladertak kruipt naar links. Daar treft het gebladerte de randen van het beeld. Vlak voor de kolossale boom zit Franciscus geknield – in een eenvoudige monnikspij, schriel van gestalte, en vreemd laag in het beeld van de ets. In die houding is hij de nederigheid zelve. De handen liggen gevouwen op een missaal.

Hij leest niet maar prevelt gebeden. Misschien zingt hij ook. Hij heft zijn magere hoofd – want dan ziet hij voorbij de boom zijn visioen, Jezus aan het kruis. De holle ruimte waar het visioen verschijnt lijkt een holte in een helling van aarde. Links zit er nog een stuk boom gekneld. Het is er schemerdonker als in een spelonk. In het etswerk daar is geen sierlijkheid te bekennen, alleen maar karigheid. Achter de eenzame gestalte van Franciscus zien we, met enkele straffe lijnen gekrast, een andere monnik leunend over een paar stukken hout. Hij hangt daar met zijn kap over zijn hoofd met zijn rug naar Franciscus die voor niets anders dan Jezus nog aandacht heeft. Dat was zijn trouwe metgezel broeder Leo. Hij leest. Hij heeft het visioen niet gezien. Alleen Franciscus zag dat. In de tweede staat van de ets wordt de strenge eerste staat aangevuld met wat landschap en bovenin een stuk kloosterkerk. Die passages zijn luchtiger geëtst. Vlak achter Franciscus verscheen tussen de bomen ook een primitieve hut waar tegen de planken broeder Leo zit. Omdat de hut daar nu staat, is die plek geheel ondoordringbaar geworden. Het is een vreemde plek – alsof die langs een onherbergzaam pad hangt aan de berghelling waar Franciscus het visioen overkwam.