
Hij heeft het ’m toch maar mooi weer geflikt: opnieuw een boek schrijven dat een fris licht werpt op de verwarrende politieke tijden waarin wij leven. Ik doel op het nieuwste boek van de Amerikaanse politieke commentator Thomas Frank, een buitenbeentje in het Amerikaanse medialandschap.
In 2004 was er What’s the matter with Kansas, waarin hij het onverwachte electorale succes van de Republikeinen onderzocht en concludeerde dat het culturele conservatisme van de gemiddelde Amerikaan kennelijk zwaarder woog dan de eigen economische belangen.
In 2011 was er Pity the Billionaire waarin hij zijn licht liet schijnen over een politieke wereld die de kosten van de crisis afwentelde op de armen terwijl de rijken werden gered.
En in 2016 was er Listen Liberal!, waarin hij een onverwacht felle aanval aan het adres van de Democratische elite lanceerde vanwege haar klassenverraad. Ze zou een partij van, voor en door academisch geschoolde professionals zijn geworden, die geen enkele empathie meer kon opbrengen voor haar traditionele, witte, laagopgeleide achterban. Tegen de achtergrond van de rol die de faux pas van Hillary Clinton, die laagopgeleide witte mensen ‘deplorables’ had genoemd in de verkiezingsstrijd met Trump, speelde, was het een profetisch boek.
En nu ligt er The People, No. Op het oog een beknopte geschiedenis van het Amerikaanse populisme. En inderdaad heeft de historicus Frank flink gegrasduind in de archieven van het Amerikaanse populisme om aan te tonen dat het anti-wetenschappelijke, platte, irrationele, stupide beeld dat er destijds door de politieke tegenstanders van werd geschetst niet strookt met de werkelijkheid.
In de weergave van Frank was het Amerikaanse populisme creatief, ten diepste democratisch, heilig overtuigd van de mogelijkheid en noodzaak van verheffing van de kleine man, gekant tegen elke vorm van machtsconcentratie en wilde het wetenschappelijke kennis dienstbaar maken aan volk in plaats van elite.
Het levert fascinerende lectuur op over een vergeten stroming in de Amerikaanse politieke geschiedenis. Sterker, Frank laat overtuigend zien dat de invloed van het Amerikaanse populisme reikte tot aan de New Deal van Roosevelt en dat ook Martin Luther Kings poging om zowel arme witte als arme zwarte mensen te verenigen achter een programma van radicale kapitalismekritiek sterk leunde op ’s lands vroege populisme.
Maar Franks boek is veel meer dan dat. Zoals de ondertitel van zijn boek aangeeft – het is een beknopte geschiedenis van het anti-populisme – is het hem veel meer te doen om de wijze waarop het establishment door de decennia heen de dreiging van het populisme probeerde af te wenden.
Centraal staat daarin de vraag hoe het van een jubelwoord een scheldwoord heeft kunnen worden. Frank windt er geen doekjes om dat dat het bedoelde gevolg is van een massieve propagandacampagne van de kant van academici, intellectuelen, journalisten, commentatoren, politici en bestuurders – lees: academisch geschoolde professionals – die het volk waar de populisten zich op beriepen constant hebben afgeschilderd als onwetend, onbeschaafd, ongeschoold, seksistisch, racistisch, smakeloos en gevaarlijk. Oftewel, van de bron van democratische legitimiteit, de demos, is door een onophoudelijk mediabombardement gepeupel gemaakt. En het ontbrandingspunt was toen en nu de waardering van de expertise van de professional: moet het bestuur van het land in handen zijn van een kleine kabaal van technocraten of juist van het volk zelf?
Ook voor Nederland is Franks boek relevant. Ook hier werden linkse emancipatiepartijen vooral partijen van, voor en door academisch geschoolde professionals. En ook hier worstelen linkse partijen met de spanning tussen democratie en technocratie; zie de sacralisering van het OMT in coronatijden door ook de linkse oppositie. Zie de gewilligheid waarmee ook linkse oppositiepartijen hun programma’s laten doorrekenen door het CPB.
Met het afscheid van directe democratie, gekozen burgemeester en referendum door D66 en de steun van zowel D66, GroenLinks en PvdA voor verdere, ontdemocratiserende Europese integratie, geven zij er blijk van zich er terdege van bewust te zijn dat de eigen achterban in een land waar maar vijftien procent van de bevolking een universitaire graad heeft per definitie een minderheid is en beperkingen op de volkswil van de meerderheid dus nodig zijn om de eigen privileges te beschermen.
Dat is de kern van Franks boek: het elitaire anti-populisme van links is ten diepste ondemocratisch.