
Het is op de afdeling persoonlijke verzorging van de supermarkt dat de islamisering in Indonesië het meest kernachtig tot uitdrukking komt. Waar ik nog niet lang geleden gewend was de schappen gevuld te zien met potten krim pemutih, middeltjes voor een lichtere huid, zag ik afgelopen zomer de rijen flacons staan met shampo hijab, bestemd voor degenen met ‘bedekt haar’. Het aanbod is groot, vooral van Unilever. Lichamelijk ongerief is geen taboe-onderwerp in het hete en vochtige land; tegelijk met de explosie van het aantal hoofddoekdraagsters kwamen internetfora op gang over haaruitval, jeuk en ‘muf’ ruikend haar. Het oude en universele verlangen naar blank is opzij geschoven voor de nieuwe werkelijkheid van de religieuze identiteitspolitiek, met de daarbij horende nieuwe producten.
Dit najaar bereikte de mix van islamisering en consumptiecultuur in het land een nieuw toppunt: de geestelijke Din Syamsuddin, zaakgelastigde voor religieuze harmonie, drong er bij de Saoedische autoriteiten op aan om terug te komen op het aangekondigde verbod op het maken van selfies in de heiligste moskeeën van Mekka en Medina. De geestelijke vreesde dat de lol er voor Indonesische gelovigen af zou gaan, want wat opgaat voor een toeristische trip naar Parijs – een voor het thuisfront bestemde selfie met de Eiffeltoren als hoogtepunt – gaat ook op voor de gang naar Mekka en de al-Haram-moskee, weet hij.
Dit najaar ook lanceerde Unilever als opvolger van de succesvolle shampo hijab de Pureline Hijab Fresh Body Moisturizer, voorzien van instant cooling agent – een nieuw product voor het ‘volledig bedekte lichaam’. Honderd procent halal, garandeert de multinational.
Dat de islamisering in Indonesië vooral in en door de consumptiecultuur tot uitdrukking komt is geen toeval. Beide fenomenen zijn erfstukken van het dictatoriale bewind van president Soeharto (1966-1998; bij zijn dood in 2008 werd zijn bijeengeroofde vermogen op 35 miljard dollar geschat). Tijdens Soeharto’s lange regeerperiode werd de politieke islam onderdrukt, want hardline islamisten vormden een potentiële bedreiging voor zijn machtspositie. Ze gingen ondergronds en wachtten betere tijden af. Na Soeharto’s val verkeerde Indonesië in een politieke identiteitscrisis. Die heeft in combinatie met culturele globalisering en een oplevende binnenlandse economie een nieuwe, religieus-conservatieve en verongelijkte middenklasse voortgebracht: de islamistisch georiënteerde consumenten.
Vóór alles willen deze nieuwkomers zichtbaar aanwezig zijn, in de openbare ruimte, in de politieke arena, op de televisie, in de supermarkt en op de catwalks. Cultureel zijn ze niet zelden ‘Arabisch’ georiënteerd. Aan het ontbijt, in de nieuwe sharia-hotels in Jakarta, eten ze vierkante sneetjes witbrood naast hun bordje nasi goreng, soms gegarneerd met olijven (nasi olive). Vrouwen dragen goud gegalonneerde kaftans en geborduurde slofjes.
De aanhang van het conservatieve wahabisme is zichtbaar gegroeid. De andere, al veel langer bestaande seculier-islamitische middenklasse wordt er nu van beschuldigd uit ‘ongelovige honden’ en ‘religieuze huichelaars’ te bestaan. Deze polarisatie spruit voort uit religieuze identiteitspolitiek, die voorschrijft dat er nog slechts plaats is voor één soort moslim (circa 87 procent van de bevolking is islamitisch). Islamitische minderheden worden vervolgd, mishandeld of vermoord. Christenen worden gediscrimineerd of beschuldigd van kristenisasi (samenzweren tegen moslims). Ook ongelovigen lopen op hun tenen. Ze worden beschouwd als ‘communisten’ of als mensen met ‘kritiek op religie’ en dat is niet zonder risico.
Soeharto hield de politieke islam in bedwang via het ministerie van Religieuze Zaken, een instituut uit de begindagen van de republiek. Van tijd tot tijd echter, als er een lokale radicaal-islamistische opstand uitbrak, liet hij het leger op bloedige wijze ingrijpen, met afschrikwekkend effect: de politieke islam werd niet of nauwelijks nog in het openbaar aangehangen. Het beruchte ‘anticommunistische’ bloedbad van 1965-66, waardoor Soeharto aan de macht kwam, lag nog vers in het geheugen. Men wist tot welk geweld hij in staat was.
Soeharto kon zich zodoende concentreren op zijn doel: het met westerse steun planmatig ontwikkelen van de nationale economie, met als nevendoel het illegaal vergaren van een enorm fortuin voor zijn familie. Dat is goed gelukt: Transparency International noemde hem de ‘meest corrupte dictator aller tijden’.
Niet alleen familieleden profiteerden van zijn ongebreidelde macht en invloed. Rondom Soeharto vormde zich een oligarchie van fabelachtig rijke ondernemers, politici en generaals, die elkaar over en weer concessies, internationale connecties en (roof)kapitaal toespeelden, ondersteund door kopstukken uit de Indonesische onderwereld en een intens corrupte rechterlijke macht.
De ontrafeling, na 1998, van Soeharto’s zogenoemde Nieuwe Orde heeft deze oligarchie echter niet bepaald een nekslag toegebracht. Twintig jaar later floreert de kliek nog steeds, maar ziet ze haar rijkdom, macht en eenheid bedreigd worden door veranderingsgezinde en anticorrupte politici, zoals de huidige president Joko Widodo oftewel Jokowi.
De slagvaardige en ‘schone’ manier waarop Jokowi grote veranderingen doorvoert maakt hem echter kwetsbaar. ‘Het beeld bestaat dat hij vooral geïnteresseerd is in verbetering van de infrastructuur. Dat hij daarbij de “kleine man” uit het oog verliest’, zegt Ubai Muchtar, de energieke directeur van het Multatuli Museum (in aanbouw) in Lebak, tijdens een inspectieronde. ‘Sommige critici zeggen: te veel semen (cement – lvl), die Jokowi. Die kritiek wordt door de politieke tegenstanders van de president opgeblazen en uitgebuit.’
De voormalige Soeharto-aanhangers slaan inderdaad graag een populistische toon aan. Die toon komt sinds een paar jaar van pas bij hun politieke strategie: het op grote schaal inzetten van informele, tot geweld geneigde islamistische groeperingen, die chaos en onrust zaaien en de roep om een sterke leider moeten aanwakkeren. Islamisten waren ook ingezet tijdens de massamoorden van 1965-66, waarvan het aantal slachtoffers tegenwoordig tot op één miljoen wordt geschat. Een groot deel van het vuile werk – het opsporen, achtervolgen en uitmoorden van (vermeende) communisten – werd toen door het leger uitbesteed aan leden van islamistisch gezinde organisaties. Deze gingen ervan uit dat ze voor hun bloedige bijdrage aan de machtsovername politiek zouden worden beloond. In plaats daarvan snoerde Soeharto hun de mond; hij had de islamisten nergens meer voor nodig nu het communisme was weggevaagd.
Dat Soeharto de protesten van zijn gewillige islamistische helpers gewelddadig neersloeg, in de beginjaren van zijn Nieuwe Orde-bewind, is inmiddels vergeten. Weinig Indonesiërs hebben er nog weet van, want door de vele jaren van ideologisch staatsgeweld functioneert het collectieve geheugen in Indonesië gebrekkig.
Islamistische leiders en hun volgelingen lijken nu opnieuw als was in de handen van steenrijke, corrupte en autocratische politici en business tycoons met wortels in Soeharto’s Nieuwe Orde. Ze worden gepaaid met geld en privileges en gevleid met hun nieuw verworven vip-status en de daarbij horende media-aandacht. Voor een herhaling van het cynische machtsspel van 1965-66 lijkt niemand beducht. Dat komt ook doordat de islamisten buitenstaanders zijn in de politieke arena van Jakarta; ze kunnen op geen enkele (partij)traditie bogen.
Dat laatste gaat niet op voor de oude Nieuwe Orde-kliek. De meest in het oog lopende ‘erfgenaam’ in deze club van autocraten is de schatrijke politicus Prabowo Subianto (66), ex-schoonzoon van Soeharto en voormalig majoor-generaal bij de Strategische Reserve. Hij heeft een beruchte staat van dienst. Beschuldigd van grove mensenrechtenschendingen werd hij in 1998 het leger uitgezet, waarop hij zich in Jordanië vestigde, waar hij nauwe banden heeft met het koningshuis. In de VS staat hij vanwege zijn mensenrechtenschendingen nog steeds op de zwarte lijst. Prabowo’s betrokkenheid bij het ontvoeren, martelen en doden van democratiseringsgezinde studenten in 1998 heeft hij toegegeven, al is hij er niet voor berecht. Over andere ontsporingen, zoals het geweld in Oost-Timor in de jaren tachtig en later bewaart hij het zwijgen, bijvoorbeeld over het afslachten van honderden Oost-Timorezen in Santa Cruz.
Prabowo, die bekend staat om zijn hevige woede-uitbarstingen, nam het tijdens de presidentsverkiezingen in 2014 tevergeefs op tegen president Jokowi. Alom wordt verwacht dat hij zich opnieuw kandidaat stelt voor de presidentsverkiezingen in 2019.
De informele coalitie die inmiddels tot stand gekomen is, van de corrupte autocraten onder aanvoering van Prabowo enerzijds en de onverdraagzame nieuwe islamisten anderzijds, oogt allesbehalve ongemakkelijk. Beide groeperingen bedienen zich voor de camera’s graag van populistische, verongelijkte taal waarin de ‘Jakartaanse elites’, de ‘globalisten’ en de ‘buitenlanders’ op de korrel worden genomen. Ook staat, als holle kreet, de leus ‘sociale rechtvaardigheid’ bij beide hoog in het vaandel. Autocraten en islamisten delen ook een voorkeur voor extreme symboliek: terwijl zwarte IS-vlaggen gemeengoed zijn tijdens islamistische demonstraties, worden nazisymbolen zoals hakenkruizen vereenzelvigd met Prabowo’s gedachtegoed. Dat was te zien op een populaire videoclip uit 2014, gemaakt door diverse Indonesische popsterren en bedoeld als tribute aan Prabowo, ter ondersteuning van zijn verkiezingscampagne.
De islamistische beweging manifesteert zich voornamelijk door het extremistische Front Pembela Islam (fpi, Front van Verdedigers van de Islam). Dit is een paramilitaire massabeweging die direct na de val van Soeharto werd gevormd. Het Front profileert zich door terreur: geweld en dreigen met geweld, het afpersen en kort en klein slaan van bars en van eetgelegenheden die tijdens de vastenperiode overdag geopend zijn. Deze zelfbenoemde ‘soldaten van God’ terroriseren, mishandelen en vermoorden prostituees, homo’s en transgenders, verbranden geroofd pornografisch materiaal en dwingen bedrijfsboekverbrandingen van hele oplagen af bij grote uitgeverijen als een nieuwe titel ze niet bevalt (homoseksualiteit is nog niet verboden in Indonesië, prostitutie wel).
Hun macht reikt ver. Zo verklaarde in 2012 de minister van Religieuze Zaken, op instigatie van fpi, minirokken tot pornografie. fpi wil álle seks buiten het huwelijk als ‘immoreel’ verboden hebben. Dit is geregeld in de nieuwe strafwet die het parlement heeft ingediend en die naar verwachting wordt aangenomen. De zwaar bekritiseerde wet is volgens The Jakarta Post ‘veel onderdrukkender dan de (nog steeds geldende – lvl) strafwet van de Nederlanders uit de koloniale periode’.
Als voorschot nam de vorige president, Yudhoyono, in 2008 fpi’s omstreden, extreem strenge pornografiewet over. Daarom schaterden veel liberale Indonesiërs het afgelopen zomer uit toen de bebaarde en tulband dragende leider van fpi, Rizieq Shihab, zelf verdacht werd van het bezitten van porno. Hij bleek seksueel getinte opnamen te hebben geappt naar zijn vriendin Firza Husein, wier telefoon in beslag was genomen toen ze werd aangehouden wegens staatsondermijnende activiteiten. De pikante beelden werden uitgelekt en opgepikt door een website. Hoewel alleen zij tweeën figureerden in de (privé-)opnamen bleek toch sprake van pornografie, in de zin van Rizieqs eigenhandig geschreven nieuwe wet. Firza werd daarvoor gearresteerd, maar Rizieq wist de wijk te nemen naar Saoedi-Arabië.
De publieke opinie bleek op de hand van Rizieq. Eerdere politieacties tegen fpi hadden de club al steeds grotere populariteit gebracht. Rizieq, die zichzelf Grand Imam noemt en die als populaire aanvoerder van de politieke islam vele volgelingen vond in de nieuwe middenklasse, scoorde dus opnieuw, ditmaal als ‘martelaar’ vanuit het geïdealiseerde Midden-Oosten.
Hoe cynisch de islam gebruikt wordt voor politieke doeleinden kwam begin 2017 tot uiting in de aanloop naar de gouverneursverkiezing van Jakarta. Dit is een van oudsher cruciale electorale strijd, omdat deze gouverneurspositie in de praktijk een opstap betekent naar het presidentschap van Indonesië. Het geraffineerde samenspel van Prabowo-gezinden en islamisten bij het ten val brengen van de (zittende) anticorrupte en christelijke gouverneur van Jakarta, Basuki ‘Ahok’ Tjahaja Purnama (van Chinese afkomst), leidde wereldwijd tot geschokt commentaar. Opnamen van een verkiezingstoespraak van de voorheen populaire gouverneur Ahok werden gemanipuleerd, waardoor het leek of hij zich aan blasfemie schuldig maakte, nagenoeg een halsmisdrijf. Via de sociale media werd al snel duidelijk dat zijn positie onhoudbaar was geworden. Twee door fpi georganiseerde en door Prabowo-adepten gefinancierde massademonstraties in Jakarta eisten Ahoks afzetting en gevangenneming. Ook riepen in het wit geklede gelovigen per megafoon op om hem te doden voor geld. Ahok verloor niet alleen de gouverneursverkiezingen, maar werd ook gearresteerd en veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf wegens blasfemie.
Islamistische massademonstraties in Jakarta zijn duur (er wordt brood uitgedeeld en transport geregeld). Miljardair Tommy Soeharto, jongste zoon van de voormalige president en veroordeeld moordenaar (hij liet de rechter doden die hem in 2000 veroordeelde voor corruptie) wordt als belangrijkste fpi-financier genoemd. Zijn vaste ‘penningmeester’ is Firza, de liefdesvriendin van fpi-leider Rizieq. Een hoge functionaris (die me verzocht anoniem te blijven) uit de beleidsstaf van Jokowi is ervan overtuigd dat het anti-Ahok-oproer, eind 2016, van meet af aan was opgezet om te zagen aan de poten van de stoel van Jokowi, in de aanloop naar de verkiezingen van 2019. Maar, zegt hij, Jokowi is er de figuur niet naar om korte metten te maken met islamisten of met autocraten. ‘De president is een pragmatische figuur. Hij wil dat mensen in hem geloven door zijn overtuigingskracht, niet door radicale maatregelen. Gematigde middengroepen pikken autocratisch machtsvertoon niet meer.’ Inderdaad bleek het een controversiële stap toen Jokowi afgelopen zomer overging tot een verbod op de radicaal-jihadistische massabeweging hti (Hizb ut-Tahrir Islam), gelieerd aan IS. Juist mensenrechtenactivisten veroordeelden het gebruik van een presidentieel decreet om organisaties te verbieden, uit angst voor willekeur.
Maar ondertussen ontpoppen de leden van fpi zich als hardhandige moraalpolitie in de straten en stegen van woonwijken, ook in kleinere steden. Vaak opereren ze vanuit de lokale moskee en bemoeien ze zich met het privéleven van buurtbewoners. Om met rust gelaten te worden betalen kleine ondernemers soms beschermingsgeld. De lokale politie doet weinig of, zoals bij Bandoeng, werkt incidenteel zelfs met fpi-leden samen bij het terroriseren van homo’s. Jokowi staat machteloos, want zodra hij een beschermende hand uitsteekt naar lgbt’ers riskeert hij het verlies van bijna zijn gehele aanhang. Uit een Pew Research-poll uit 2013 bleek dat 93 procent van de Indonesiërs de stelling afwijst dat ‘de maatschappij homoseksualiteit zou moeten accepteren’.
Door samenwerking met de ‘bovenwereld’ wordt fpi – met een paramilitaire organisatiestructuur – nu beschouwd als ‘sterke arm’ van de opkomende politieke partij Gerindra (Gerakan Indonesia Raya, Groot Indonesië Beweging). Deze partij is Prabowo’s politieke vehikel, dat hij in 2008 samen met zijn jongere broer, de miljardair Hashim, oprichtte. Gerindra kreeg in 2009 al 4,5 procent van de stemmen bij de parlementsverkiezingen.

In café Tjikini in Jakarta spreek ik de flamboyante Andreas Harsono, publicist en als onderzoeker verbonden aan Human Rights Watch. Harsono heeft een lange en gedreven staat van dienst in de strijd om vrije meningsuiting in Indonesië. Nauwgezet zet hij aan zijn ontbijt de methode uiteen waarmee Prabowo het islamisme gebruikt bij de destabilisering van het land – iets wat hij al op kleinere schaal zou hebben toegepast toen hij nog generaal was. ‘Geweld is het instrument dat je bij Prabowo altijd ziet terugkeren, zoals op Oost-Timor. Het is deel van zijn imago. In Papua gestationeerd gedroeg hij zich als een echte cowboy, met z’n chopper. Hij is een mensenrechtenschender, dat staat vast. Maar hij kon destijds de dans ontspringen door de macht van zijn schoonvader, Soeharto. Vergeet nooit hoe intelligent hij is. Prabowo is ook een zeer belezen figuur. Hij is internationaal georiënteerd en heel ontwikkeld.’
Volgens de Amerikaanse journalist Allan Nairn zien vooral (ex-)generaals in Jokowi een bedreiging van hun enorme zakelijke belangen, vanwege diens stringente anticorruptiebeleid. Daarom is Prabowo hun voorkeurskandidaat, ondanks de smet die hij het leger bezorgde door zijn mensenrechtenschendingen.
Prabowo rekent vaker op het opportunisme van anderen. Zo vertelde hij tegen The Sydney Morning Herald dat hij eigenlijk tegen de doodstraf was en dat hij Jokowi tevergeefs adviseerde af te zien van executie van terdoodveroordeelde buitenlanders, onder wie twee Australiërs. Maar in het binnenland doet Prabowo zijn best om zijn imago van strong man kracht bij te zetten, vooral door terug te grijpen op een gedroomd, glorieus Javaans-Indonesisch verleden. Tijdens de massale en theatraal georkestreerde Gerindra-evenementen arriveert hij per helikopter, om dan te paard (een hengst van 140.000 euro) zijn in het gelid staande troepen te inspecteren. Hij draagt een wit rijkostuum, witte handschoenen en in zijn rode sjerp is een kris gestoken, een traditioneel Javaans steekwapen. Zijn gevolg bestaat uit drie in klassiek Javaans tenue gestoken ruiters op schimmels – een tafereel dat zo uit Disneyland komt, afgezien van de harde marsmuziek. De hightech evenementen en campagnes van Gerindra worden niet voor niets door Amerikaanse pr-bedrijven gerund.
Al in 2001 zinspeelde Prabowo (off the record) in een interview met Nairn over zijn toekomstig leiderschap: ‘Indonesië is nog niet klaar voor democratie. We hebben nog kannibalen hier, gewelddadige bendes (…) Wat Indonesië nodig heeft is een autoritair, heilzaam regime. Kan ik dat aan? Kan ík die fascistische dictator zijn?’
Gerindra is het perfecte vehikel voor Prabowo’s politieke ambities. De partij zegt zich sterk te maken voor ‘sociale rechtvaardigheid’. Maar de rest van het partijprogramma klinkt onheilspellend. Om democratisering te beperken wil de partij de autoritaire grondwet van 1945 terug. Daarnaast moet Indonesië zelfvoorzienend worden en dient de economie zich te baseren op landbouw en visserij. De culturele en ecologische integriteit moet worden beschermd. En verder, vindt Gerindra, heeft een sterke staat geen regionale autonomie of mensenrechtenbeleid nodig. Het leger daarentegen moet worden gemoderniseerd en uitgebreid. Gerindra was al in 2014, na zes jaar, qua grootte de derde partij in het parlement. De ultranationalistische agenda spreekt aan.
De islamisering van Indonesië is een veel besproken verschijnsel. Maar waarvan het precíes de uitdrukking is, hoe diep de verankering is en wat de betekenis blijft een open vraag. Gaat het om nieuwe vroomheid of om een puur politiek verschijnsel? Of beide? De zee van hoofddoeken, waaruit de openbare ruimte van Jakarta nu lijkt te bestaan, geeft na een tijdje zicht op verrassende diversiteit. Het is bijvoorbeeld door het dragen van een dure en chique designer hijab dat de draagster een nieuw verworven sociaal-economische status toont. Anderen kiezen voor een pastel getinte, gedrapeerde hoofddoek in romantische Midden-Oosterse stijl, met een nep-edelsteen.
Ook een hippe maar gewaagde keuze is een kleurige, strakke tulband of een los gedragen pashmina-sjaal, om modieuze redenen gedragen door selebriti, zoals actrices en popsterren. Favoriet is nog steeds een ouderwetse jilbab: een korte hoofddoek, sober van kleur, met spelden gesloten onder de kin. In dit model zit steeds vaker een ‘ingebouwde’ honkbalpet, met flinke klep, tegen de zon.
Sommige ruim vallende hoofddoeken zijn aan de achterkant een voedingsbodem voor gewaardeerde, nog uit de koloniale tijd stammende naaldkunst: smockwerk, roesjes, kruissteken, met lintjes aangerimpelde nekpartijen en bordir (haakwerk) verraden dat de vaardigheden die de naaister vroeger leerde van haar Hollandse mevrouw nog in ere worden gehouden. Onverwacht genoeg zijn het dus hoofddoekjes die in het Jakarta van 2017 een knusse band tonen met het koloniale verleden.
Modebewuste hoofddoekdraagsters uit Jakarta startten in 2010 op Instagram de Hijabers’ Community, een beweging die is uitgewaaierd naar andere grote steden. De Hijabers geven counseling over alle mogelijke hoofddoekvragen en bieden ook hijab wearing tutorials: een plek waar jonge ‘bedekte’ vrouwen zich zelfbewuste, hippe en participerende wereldburgers kunnen voelen.
De hoofddoek lijkt in Jakarta dus eerder een vehikel voor sociale identiteit dan voor religieuze expressie. Het is een paradoxale maar veilige tabula rasa voor de uitdrukking van een nieuw te kiezen identiteit. Dat wordt bijvoorbeeld in één oogopslag duidelijk bij het zien van een clip van de succesvolle heavy metal girlband Voice of Baceprot, een groep van drie jonge meisjes in skinny jeans die ruige, alternatieve gitaarrock produceren, met maatschappijkritische teksten. De bandleden komen uit het conservatieve West-Java en dragen grote zwarte hoofddoeken, maar daar lijkt qua islamisme alles mee gezegd. ‘Waarom zou ik als nette islamitische vrouw geen punkrocker kunnen zijn? Ik wil mijn creativiteit kwijt’, poneerde leadgitariste Firdda Kurnia op newsivity.com.
Veelzeggend in de islamisering van Indonesië is dat, naast vrouwelijke punkrockers, nu ook het Indonesische leger soms neigt naar omhelzing van de islam. De uit 1945 stammende zogenoemde Pancasila, de uit vijf ‘zuilen’ bestaande staatsfilosofie, stelt als eerste beginsel het ‘geloof in de enige God’: Indonesische burgers dienen een monotheïstische godsdienst aan te hangen. Pogingen uit 1945 om een puur islamitische Pancasila te formuleren werden de kop ingedrukt. Daarom mag het leger, als bewaker van de Pancasila, geen religieuze voorkeur aan de dag leggen.
Toch lijkt dit nu te gebeuren. Zo werd in 2015 toegestaan dat ook militairen vier echtgenotes mogen trouwen, wat voorheen verboden was (polygamie is legaal en beleeft sinds kort een hoge vlucht dankzij populaire apps als AyoPoligami). Ook het leger lijkt dus islamisten te paaien, in een knieval voor het door Gerindra aangewakkerde populisme. De oude zakelijke banden tussen de machtige (ex-)legertop en het Soeharto-regime spelen hier zeker een rol. De religieus-pluriforme opdracht van de Pancasila staat onder druk.
‘Er wordt gerommeld met de grondslag van de Indonesische staat’, zegt de gerenommeerde schrijfster en journaliste Ayu Utami als ik haar bezoek in haar ‘thuishonk’, het exclusieve cultureel-intellectuele centrum Salihara in Zuid-Jakarta. ‘De geschiedenis van de Pancasila wordt herschreven door imams, zodat er ruimte komt voor invoering van de sharia. Het is een vervalsing van wat er feitelijk is gebeurd in 1945.’ Ze legt uit dat de van pornografie beschuldigde fpi-leider Rizieq (‘Grand Imam’) bezig is aan een proefschrift. Daarin geeft hij een nieuwe draai aan de mislukte pogingen van wahabisten destijds om een uitzonderingspositie voor de islam in de Pancasila te krijgen. Ze verwacht niet dat Rizieqs proefschrift gezag zal krijgen, maar vindt de openlijke poging tot geschiedvervalsing een teken aan de wand.
Utami, katholiek opgegroeid, ziet islamisme als toenemend problematisch, door de steeds vaker tot uiting komende sociale intolerantie. Die is volgens haar letterlijk destructief. Ze vertelt over de onthulling van een standbeeld in het nabijgelegen Bekasi, dat drie jonge vrouwen voorstelde. ‘Maar fpi-fundamentalisten zagen er de heilige drie-eenheid in, een christelijk symbool. Dat was dus blasfemie. Mensen werden opgehitst, gingen de straat op en het kunstwerk werd in opdracht van het gemeentebestuur snel vernietigd.’ In hetzelfde Bekasi sloopten de autoriteiten tijdens burgemeestersverkiezingen in 2013 een protestantse kerk, als pro-islamistische propagandastunt. Katholieken kregen na zeventien jaar wachten een vergunning om een kerk te bouwen, maar lokale fpi-gangsters verhinderen met geweld constructiewerkzaamheden.
In dezelfde geest valt te verklaren dat een nieuw, levensgroot beeld van Adinda, de geliefde van Saïdjah uit Multatuli’s Max Havelaar, haar van top tot teen bedekt toont, in een soort boerka avant la lettre, die nog enkele haarslierten vrij laat. Maar Adinda’s ‘loshangend haar, getooid met duizend vuurvliegjes’ lijkt in het huidige intolerante klimaat geen reële artistieke optie meer voor een beeldhouwer, zeker niet in het conservatieve Lebak.
‘Het conservatisme van de islam is een heel groot probleem’, beweert Hamid Basyaib, een bekende schrijver en sociaal-democratische politicus die ook te gast is in Salihara. Hij is een grondlegger van het Liberal Islam Network, dat een gematigde en pluriforme islam nastreeft zonder hoofdbedekking, polygamie en kinderhuwelijken. Hamid heeft weinig geduld meer met religieus conservatisme. ‘Het probleem hier is het blindelings, irrationeel volgen van zogenaamde hemelse instructies. Van versleten ideeën, allemaal van buiten afkomstig. Een meer pragmatische islam is gewenst, maar zal op zich laten wachten.’
Het tegendeel van wat Hamid hoopt is het geval. Een voorbeeld: een van de gevolgen van de invloed van radicaliserende geestelijken is de teruglopende vaccinatiegraad van de bevolking. De difterie-uitbraak die vorig jaar ontstond en minstens 32 mensen het leven kostte is te wijten aan de Raad van Moslimgeestelijken (mui), die weigert een halalverklaring af te geven voor vaccins. In de regio Bogor is volgens nieuwsmedium liputan6.com circa 94 procent van de baby’s niet ingeënt, omdat het verhaal de ronde doet dat dktp-vaccins varkens-dna bevatten.
Deze ontwikkeling is een gevolg van de ‘alledaagse’ islamisering, die vooral via sociale media om zich heen grijpt. Het verband met de machtsstrategie van Prabowo is dat de paniek, die lokaal uitbreekt na het verspreiden van zo’n dodelijke ziekte, bijdraagt aan de destabilisering van het land. Lang genoeg volgehouden komt dan als vanzelf de roep om een sterke man.
Midden in Jakarta , in de welvarende, drukke wijk Menteng, ligt nog steeds het openbare zwembad Cikini. Vroeger schreef men ‘Tjikini’ en zou bij de ingang een bordje hebben gehangen met ‘Verboden voor honden en inlanders’. Nu hangen er bij het loket A4’tjes met handgeschreven regels en waarschuwingen, die opnieuw identiteitspolitiek suggereren. Zoals dat eten meebrengen niet is geoorloofd, dat het absoluut verboden is in gewone kleding te zwemmen, dat alleen speciale zwemkleding is toegestaan (met uitroepteken) en dat voor alle kinderen, ook peuters, een toegangskaartje moet worden gekocht. Zo’n kaartje is duur. De prijs is onlangs opnieuw verhoogd.
Tot een paar jaar terug was het Cikini-zwembad een plek waar vooral atleten en baantjes trekkende etnische Chinezen kwamen, voorzien van Speedo-zwembrilletjes en dito zwemkleding. Maar het vijftigmeterbad wordt tegenwoordig ook bezocht door groepjes moeders in hijab en lange wijde jurken, om met de kinderen te recreëren onder de parasols.
Een vaste bezoeker vertelt dat de nieuwste maatregel bepaalt dat van de vier volwassen bezoekers er drie te water moeten gaan. Daarom bevinden zich nu clubjes vrouwen in het ondiepe, gehuld in peperdure sharia-badmode – als een eigentijdse variant van het mandiën (baden) in de kali, in de bekende omgeknoopte sarong. ‘Dames komen niet allemaal om te zwemmen’, vertelt manager Andy, ‘ze komen ook om elkaar te ontmoeten en design zwemkleding te showen. De twee groepen negeren elkaar.’ Na het begin van de reformasi, in 1998, kwamen sommige vrouwen in legging zwemmen, legt hij uit. Gaandeweg werd de bedekking uitgebreid. Dat zijn toegangsprijzen steeds hoger worden verklaart Andy door druk van omliggende dure hotels, die klaagden over oneerlijke concurrentie.
Demonstratieve aanwezigheid op (recreatie)plekken die tot voor kort buiten het bereik van de islamistische middenklasse lagen, zoals het Cikini-zwembad, maar ook in sommige restaurants en exclusieve shoppingmalls, komt uitdagend over op het ‘oude’ publiek. Soms wordt provocatie bewust opgezocht, in navolging van de gangsterachtige maar populaire fpi, die al jaren (straffeloos) zijn gang gaat.
Naast de morele paniek tekent zich dus ook een nieuwe apartheid af, en daarmee een nieuw risico van sociale destabilisatie. Die wordt in de hand gewerkt door het toenemend aantal gevallen van onverdraagzaamheid, gericht tegen iedereen die zich niet conformeert aan door fpi gepropageerde ‘Indonesische culturele normen’. De intolerantie beperkte zich tot voor kort tot de straat. Maar fpi valt nu ook met geweld woningen binnen bij vermoedens van ‘immoreel’ gedrag, zoals onlangs bij een kinderverjaardagsfeest, in Pamekasan op Madura. Bewapende fpi-leden gingen van deur tot deur, deden huiszoekingen, vernielden auto’s en grepen moeders beet omdat zich prostituees in het buurtje zouden bevinden, volgens nieuwsmedium coconuts.co.
De permanente islamistische massamobilisatie die fpi in vele plaatsen heeft georganiseerd komt vooral Prabowo’s partij Gerindra ten goede. Dat bleek niet alleen uit de door Gerindra gewonnen gouverneursverkiezingen in april vorig jaar, te danken aan het georkestreerde volksoproer. Aan de ene kant, ‘ondergronds’, schakelt Gerindra islamisten in om onrust en angst te zaaien, instabiliteit te creëren (daar helpt een difterie-uitbraak bij) en zodoende de vraag naar een sterke leider kracht bij te zetten. Aan de andere kant, voor het oog van de camera’s, slaagt de partij erin een ‘verbindende’, extreem nationalistische agenda te cultiveren, die gericht lijkt op alle lagen en groepen in de samenleving: Indonesië moet in economische opzicht zelfvoorzienend zijn, de eigen cultuur als superieur beschouwen en over een almachtig leger beschikken. De partij is daarbij voorstander van vrijheid van godsdienst; meer vermeldt het partijprogramma niet over religie.
President Jokowi is nog altijd verzekerd van de bovenste plaats in populariteitspeilingen. Maar de afgelopen twee jaar leek het er soms op dat niet híj de regie van het land in handen had, maar zijn tegenspelers, zoals tijdens de rampzalig verlopen Jakartaanse gouverneursverkiezingen. Ze hanteren een uitgekiende strategie: als Prabowo in 2019 de verkiezingen wint is de kans levensgroot dat hij de politieke islam weer terug manoeuvreert naar de marge van de samenleving. Dat hij daartoe zo nodig alle middelen inzet die hem ter beschikking staan, is gezien zijn verleden niet ondenkbaar. Prabowo is zijn ex-schoonvader namelijk nog niet vergeten.
Ondertussen zijn de eerste selebriti al teruggekomen op hun beslissing de hijab te dragen, een kwestie die aandacht trekt op sociale media. Toen de immens populaire tv-persoonlijkheid en fashion icon Rina Nose – tien miljoen volgers op Instagram – afgelopen najaar bekendmaakte haar hoofddoek af te doen, liep dat uit op een verdeeld internettribunaal. Haar besluit en haar opvatting dat de hoofddoek iets was ‘tussen haarzelf en Allah’ werden meteen trending topic op Twitter. Rina kreeg eerder al veel media-aandacht, in de vorm van glamoureuze fotoshoots, toen ze in september 2016 besloot voortaan mét hijab door het leven te gaan.
Tijdens een tv-interview liet de dappere ‘Rin’ weten dat ze binnen enkele dagen meer dan 140.000 reacties op haar bericht kreeg, waarvan de helft met begrip of instemming. Daarbij zal de zwart-witfoto van haar nieuwe, ravissante minimal look zeker geholpen hebben. Een pijler van identiteitspolitiek, de hoofddoek, werd onderwerp van een brede online discussie – geen geringe prestatie van de 33-jarige televisiester. Maar of Rina het gaat winnen van Rizieq, in de woelige arena van de Indonesische politieke cultuur, dat is de vraag.