In het voorjaar van 2011 zag het er in Spanje even naar uit dat alles anders zou worden. Iedereen werd erdoor verrast. Door de massaliteit. Door de heftigheid. Door de reacties van media en publiek. En door de olievlekwerking.

Het begon op 15 mei, 15M zoals de Spanjaarden zeggen. Op die dag, een zondag, ging het publiek in maar liefst vijftig steden tegelijk de straat op. Het grootste aantal mensen kwam bijeen op de Puerto del Sol, hartje Madrid. Minstens 25.000 personen. Maar ook elders verzamelden zich grote groepen mensen, in Zaragoza bijvoorbeeld 15.000, en in Barcelona eenzelfde aantal. Bij samenkomst bleef het niet, enkele honderden protesteerders sloegen op diverse pleinen in het land hun tenten op en verkondigden vastbesloten dat ze bleven.

Hoewel aanvankelijk gedacht werd dat dit een zoveelste teken was van jeugdige impulsiviteit en het dus wel met een sisser zou aflopen, bleek in de daaropvolgende dagen, weken, maanden dat er echt iets aan de hand was. Op de maandag na de grote dag werd in enkele nieuwe steden geprotesteerd, op dinsdag in nog meer steden, op woensdag nog meer en zo ging het door terwijl ondertussen de sociale media ontploften. Zij wakkerden het vuur verder aan dat ook op straat niet doofde, met als gevolg dat de ‘beweging’ zo groeide dat het regelmatig tot uitbarstingen kwam. 19 juni was zo’n dag. De schattingen van het aantal mensen dat in Barcelona bijeenkwam, liepen uiteen van 50.000 tot 260.000, in Madrid werden vergelijkbare aantallen genoemd, maar veelzeggender waren de mensenmassa’s in kleinere steden als Granada (20.000), Alicante (15.000) en Las Palmas (35.000). Dit was geen overwaaiend stormpje meer, zo viel ondertussen alom te beluisteren, dit was een begin van, ja waarvan eigenlijk: echte democratie, revolutie?

Over het programma van de opstandelingen werd veel gedebatteerd. Een van de belangrijkste initiatiefnemers van wat ondertussen de 15M-beweging was gaan heten, was Democracia Real Ya (‘Echte Democratie Nu’), een ongrijpbare ‘groep’ die ontstaan was op Facebook en die de belangrijkste slogan voor de protesten leverde. Hoewel deze groep eigenlijk alleen virtueel bestond en dus vooral een boodschap was, verspreidde ze zich als een virus, werd spoedig gesteund door allerlei partijen, organisaties en (vak)bonden die zich in haar ‘programma’ konden vinden en werd ze zowel op straat als op het internet eindeloos gekopieerd en aangevuld. Het maakte haar programma niet duidelijker. Democratie en wel meteen? Dat was makkelijk gezegd, maar wat betekende het? Spanje is toch een democratie? repliceerden de tegenstanders.

Maar juist dat is volgens de voorstanders van 15M allerminst het geval. Men mag eens in de zoveel tijd stemmen, maar daarmee houdt het op. Verder is het systeem door en door corrupt. De rijken worden rijker en de armen armer. De macht van de banken is veel te groot. Politici zijn onbetrouwbaar en plakken aan het pluche. Hun werk is niet transparant. Basisvoorzieningen als gezondheidszorg, openbaar vervoer en huisvesting zijn niet gewaarborgd. Er is geen duidelijke scheiding van machten; kerk en staat spelen onder hetzelfde hoedje. Gewezen overheidsbedrijven hadden nooit geprivatiseerd mogen worden. De media zitten te dicht op de macht. ‘Wij zijn gewone mensen’, stond in een van de eerste manifesten van de beweging, ‘mensen zoals jij. Sommigen onder ons zijn progressief, anderen conservatief. Sommigen zijn gelovig, anderen niet. De een heeft een ideologische overtuiging, de ander is apolitiek. We zijn echter allemaal bezorgd en boos. Politici, zakenlui en bankiers laten ons hulpeloos achter. We hebben geen stem.’

Spaanse politici krijgen van de bevolking een 1,9, het parlement krijgt een 3,4, en de rechterlijke macht een 3,7

Zoals uit toenmalige en latere enquêtes blijkt, kon meer dan tachtig procent van de Spaanse bevolking zich in deze fundamentele kritiek vinden. Die eensgezindheid werd destijds van alle kanten bekrachtigd: vanuit het zuiden waar de samenleving daadwerkelijk een revolutie onderging en vanuit andere windstreken waar enkele maanden later, vanaf het najaar van 2011, vergelijkbare protesten te zien en te horen waren. Deze laatste werden veelal geassocieerd met Occupy. De wereld was ‘het’ zat, zo leek het, dit was geen briesje.

Dat de storm in Spanje heftiger en bestendiger was dan elders in de westerse wereld is eenvoudig te verklaren. Je hoeft alleen maar naar de gevolgen van de crisis te kijken. Die waren (en zijn) in Spanje vele malen ernstiger dan in de meeste andere landen. Neem alleen al de jeugdwerkloosheid. Het officiële cijfer voor 20- tot 24-jarigen lag in 2011 al boven de dertig procent en ligt op dit moment zelfs boven de vijftig procent. Er wordt veel ondergronds geklust.

Maar nog erger: Spanje is politiek failliet. Het vertrouwen in politici en instituties nadert het nulpunt. Volgens het laatste onderzoek van het European Social Survey (ess) krijgen Spaanse politici van de bevolking op een schaal van 10 een 1,9, het parlement krijgt een 3,4, de rechterlijke macht een 3,7 en politieke partijen krijgen eveneens een 1,9.

In Spanje is de politieke belangstelling vanouds gering en zeker veel kleiner dan in een land als Nederland. Maar opmerkelijk genoeg is juist dat sinds de revolte van 2011 veranderd, zo blijkt uit het onderzoek van het ess: het aantal mensen dat de afgelopen jaren in Spanje de straat op ging, ligt vele malen hoger dan elders. Dit gekoppeld aan het feit dat een overgrote meerderheid van de bevolking nog altijd instemt met ‘de boodschap van 15M’, kan tot slechts één conclusie leiden: politieke verandering uit alternatieve hoek is op komst.

Niet dus.

Zeker als je de hele dag thuis zit, even wanhopig bent als verveeld, is het prettig als er eindelijk iets gebeurt

Na geruime tijd op straat en op internet geprotesteerd te hebben, constateerden de meest actieven onder de opstandelingen van en rond 15M dat er niets veranderde. Steeds minder mensen hadden tijd. Politieke partijen kaapten programmapunten weg. De media hielden het langzamerhand voor gezien. En zij, de opstandelingen, stonden en stonden, schreven en schreven, protesteerden zich suf en… kregen gelijk. Dat wel. Maar wat heb je daaraan?

In de loop van 2012 beseften steeds meer opstandelingen dat zij weliswaar een mediagenieke weg hadden ingeslagen, maar tevens een doodlopende. Het is zoals een van hen me zei – wat later overal rondzong: het parlement omsingelen is niet genoeg, we moeten het bezetten. Bedoeld werd: hoewel we eigenlijk tegen traditionele politiek zijn, realiseren we ons dat we geen andere mogelijkheid hebben dan het systeem van binnenuit te hervormen. En dus zat er niets anders op dan een eigen partij oprichten en meedoen aan de eerstvolgende verkiezingen, de Europese van deze week. Daartoe ontstond begin 2013 Partido X en enkele maanden geleden Podemos (‘Yes, we can’). Verwacht resultaat volgens de laatste peilingen: een halve zetel, iets meer dan één procent van de bevolking.

Hoe is het mogelijk dat in een land waar enorme weerzin bestaat tegen de zittende politiek, dat in een ongekende crisis verkeert en waar bijna iedereen het eens is met de noodzaak van een radicale ingreep, bijna niemand de moeite neemt de partijen die verandering voorstaan een stem te geven? Een verklaring zou kunnen zijn dat het om Europese verkiezingen gaat en de belangstelling daarvoor in Spanje net zo gering is als elders. Ook het gekibbel tussen Partido X en Podemos zal een rol spelen. Zij doen wat in dergelijke gevallen steeds weer gebeurt: ze richten de pijlen op elkaar in plaats van op de gezamenlijke tegenstander.

Een belangrijker verklaring voor het niet-stemmen zal liggen in het zogenoemde slacktivisme. Hoewel dit fenomeen vooral verwijst naar nietszeggende instemming op sociale media (‘like’, ‘retweet’), geldt het ook voor degenen die de straat op gaan. Zeker als je de hele dag thuis zit, even wanhopig bent als verveeld, is het prettig als er eindelijk iets gebeurt. Verzet is dan een pleziertje uit eigenbelang. Dit verklaart deels het enorme verschil tussen instemmen en stemmen. In het eerste geval hoef je alleen maar te knikken en te feesten, in het tweede moet je iets ondernemen.

Nog belangrijker is de steeg waarin de Spaanse politiek zich bevindt. Dat de belangstelling voor politiek in Spanje traditioneel zo veel kleiner is dan in andere Europese landen is vooral een gevolg van de gijzeling van de politiek door professionals. Die gijzeling komt voort uit een gebrek aan democratische ervaring, oftewel uit de geringe afstand tot het Franco-tijdperk. Hoewel het er begin jaren tachtig even naar uitzag dat Spanje open zou breken en daadwerkelijk een publieke ruimte zou krijgen waarin de publieke opinie meetelde, is dat niet gebeurd. Eerst werd die ruimte gegijzeld door de socialisten, vervolgens door de christen-democraten en sinds een jaar of tien door deze groeperingen bij toerbeurt of half om half. Buiten hun gezichtsveld lijkt er niets te bestaan. Daarmee zit heel het land opgesloten in dezelfde steeg.

‘Frame’ heet dat in modieuze termen. De traditionele media spelen in deze een doorslaggevende rol. Ook in Spanje heeft het internet een ander medialandschap doen ontstaan, maar televisie is nog altijd met afstand medium nummer 1, terwijl kranten als El País en El Mundo veel minder van hun invloed verloren hebben dan het lijkt. Dit komt doordat deze media sterk gelieerd zijn aan de politieke macht. De macht en de media spelen elkaar in Spanje voortdurend het balletje toe, ondertussen de status-quo bevestigend.

Paradoxaal genoeg besteden die media ook aandacht aan politieke alternatieven, maar die aandacht levert toch maar weinig op, zo was al duidelijk, en kan zelfs afleiden. De macht vormt in Spanje nog altijd een onaantastbaar bastion. Daarin hebben de 15M-beweging en haar partijpolitieke opvolgers zonder twijfel gelijk. Het is te hopen dat het bastion hoe dan ook geslecht wordt voordat een Grote Populist het doet.


Beeld: Puerto del Sol, Madrid, derde verjaardag van de protestbeweging 15M (Javier Barbancho/Reuters).