‘IK HAD U LIEF, EN LEERDE U VERACHTEN, HOLLAND’, schreef Ida Gerhardt in het gedicht Afscheid van Holland. Ze schreef Holland, nooit Nederland – terwijl ze haar moederland bedoelde, niet die twee onnozele provincies aan de kust. Het verval van het landschap dat ze zag gold het hele land. Ze woonde nota bene in Overijssel. Maar nostalgie en poëzie stellen scherpe eisen aan woorden. Het moest Holland zijn, niet Nederland. Holland was het water en de polders en de dijken en de historie, Nederland een jong bestuurlijk ding dat lukraak woonwijken in het weiland bouwde. Holland moest beschermd tegen Nederland.
Nu, in 2009, bekijken we alles op grotere schaal. Nu is het Nederland dat beschermd moet, tegen het bestuurlijke gedrocht Europa, tegen onze waarden aantastende nieuwkomers. Het zinderend nostalgische ‘ik had u lief, en leerde u verachten, Nederland’ zou de lijfspreuk kunnen zijn van al die mensen die nu zo graag Geert Wilders in de regering zien.
Wat als ze hun zin krijgen? Immers, veel burgers willen op Wilders stemmen. De linkse kant van het politieke spectrum wordt in de opiniepeilingen zelfs gedefinieerd door Wilders: D66 dat zich afzet tegen het populisme trekt grote aanhang, de PVDA, die al jaren ambivalent staat ten opzichte van datzelfde populisme, lijkt bij de aankomende gemeenteraadsverkiezingen een zware nederlaag te wachten. Wilders is populair en in staat om andere partijen naar zijn pijpen te laten dansen: genoeg mandaat om aanspraak te maken op regeringsdeelname.
Het is een schrikbeeld. Verenigd columnistiek Nederland constateerde al rond 2006 dat op Wilders’ programma het plakkaat ‘fascistisch’ kan worden geplakt. Een a-democratisch verhaal gestuurd door het verlangen om een historisch verankerde nationale cultuur te herstellen, gericht op revolutionaire vernieuwing van de instituties door de elites weg te jagen, compleet met verheerlijking van het geweld, zoals ‘knieschoten’ voor oproerkraaiers. Alleen de massabijeenkomsten ontbraken nog, verder was het volgens het boekje, als ik althans even Roger Griffin volg in The Nature of Fascism uit 1993. Maar het volk is van die vergelijking niet geschrokken. Misschien is de vergelijking ook niet zo productief.

IN WEZEN ZIJN ER TWEE REDENEN te verzinnen om Wilders ten koste van alles buiten de regering te houden. De eerste reden is het ‘Weimar-scenario’ dat bovenstaande vergelijking oproept. Het slaat op Hitler de succesvolle volksvertegenwoordiger, die zijn antiparlementarisme in praktijk brengt en de macht overneemt van zijn dementerende president Hindenburg. Dit is niet zo’n serieuze gedachtegang. Wilders die Beatrix wijsmaakt dat hij en hij alleen het land moet redden van de ondergang door het weg te voeren uit de Europese Unie? De democratie had toen een aanmerkelijk slechtere naam dan nu. De tijd waarin partijen ontstaan, bepaalt de vorm die ze aannemen. Ook extremistische partijen leren van elkaar, van de geschiedenis. Wilders heeft Le Pen gezien, Haider, Dewinter. Anti-Haags als hij is, heeft Wilders zijn halve werkzame leven in de Tweede Kamer gezeten. Iets parlementairs zal wel aan hem zijn blijven kleven.
Bovendien, Nederland is er diep van overtuigd dat individualiteit en autonomie onderscheidende kenmerken van zijn burgers zijn. Om dan bang te zijn dat iedereen duurzaam achter één figuur aan blijft lopen klinkt niet heel geloofwaardig. Bij een eventuele regeringsdeelname heeft Wilders nog altijd opnieuw verkiezingen nodig voordat hij kan komen tot ruige grondwetswijzigingen, bijvoorbeeld het afschaffen van godsdienstvrijheid. Wanneer ‘links’ niet genoeg zelfvertrouwen heeft om die geduldig af te wachten, dan kan men beter nu al de handdoek werpen.
De tweede reden om Wilders buiten de regering te houden is het gevaar dat de nu zo moeizame verhoudingen tussen bevolkingsgroepen stollen, in plaats van langzaam verbeteren. Dit is geen futiele kwestie. De verleiding is groot de zaak schematisch neer te zetten: is regeringsdeelname ventiel of vliegwiel voor het extremistisch nationalisme, trekt Wilders duurzaam naar het midden, of trekt het midden duurzaam naar Wilders?
Het antwoord is voorspelbaar: van allebei wat. Van belang is vast te stellen dat de PVV niet de bron is van de maatschappelijke verharding. De partij is daar een kenmerk van. Wilders met zijn ‘knettergek’ en ‘knieschoten’ en ‘van de pot gerukt’ is vertegenwoordiger van het oplevende geweld tegen publieke dienstverleners. Maar Rob Oudkerk had het ook al over ‘kut-Marokkanen’ en Johan Remkes mocht volgens eigen zeggen ook graag een doodschopje uitdelen.
De verharding is terug te voeren op de overgang van een nationaal georganiseerde, door de overheid gestuurde verzorgingsstaat uit de jaren vijftig, zestig en zeventig naar een internationaal georganiseerde, vermarkte verzorgingsstaat aan het begin van de 21ste eeuw. Voor die oude verzorgingsstaat wilde iedere politieke partij wel tekenen, op de nieuwe durft geen enkele politieke partij trots te zijn. Dat leidt tot onzekerheid onder burgers en politici over waar de gemeenschap nog voor staat; tot het verlangen om vreemdelingen uit te sluiten van mooie sociale voorzieningen; tot de angst dat je kinderen het minder goed krijgen dan jij. Die overgang van een high trust- naar een wat minder high trust-maatschappij uit zich in permanente stekeligheid. Nationalisme kan veel van die stekeligheid makkelijk in politiek vertalen: als je niet op mij lijkt, oprotten.
Er zijn verschillende manieren om die verharding te lijf te gaan. Er is zoiets als een politieke aanpak: op basis van een ideologie of overtuiging de burgers een nieuwe, betere maatschappij voorhouden. Alleen lukt het politieke partijen tegenwoordig niet goed meer om voor te schrijven op welke manier wij elkaar verdragen (of niet). Ze kunnen hooguit kiezers het gevoel geven dat hun partij meeleeft en -lijdt met de mensen en uitwegen zoekt voor hun problemen. Wilders met zijn cultureel-etnische nostalgie heeft daarmee op dit moment een effectiever verhaal dan, zeg, de PVDA.

WANNEER HOUDT HET AFKALVEN van vertrouwen in de politiek of in medeburgers eerder op? Is dat wanneer mensen kunnen zeggen: nou ja, in iedere moskee permanent een christelijke politieagent, dát nou ook weer niet, want het is duur en bovendien zijn sommige christenen net zulke laaienlichters als moslims – waarop ze weer eens op een andere partij stemmen dan de club die zo’n soort voorstel in de wet probeerde te krijgen. Dus wanneer ze Wilders zien ploeteren en falen? Dan hebben ze tenminste hun zegje kunnen doen.
Of is dat wanneer ze naar Mariëtte Hamer moeten luisteren die ‘samen niemand aan de kant’ wil of iets dergelijks, of wanneer ze Wouter Bos horen vertellen dat globalisering, hoewel vroeger wat hem betreft best goed, tegenwoordig ook wel weer slechte kanten heeft? Of als ze Alexander Pechtold horen die de retoriek van Wilders met succes tegen Wilders zelf keert, en die zo de Wilders-aanhang het gevoel geeft dat ze gek zijn? Als ergens het risico bestaat dat de gespannen verhouding tussen boze Nederlanders, moslims en bestuurders duurzaam uithardt, dan is dat in het huidige politieke debat.
Misschien hebben politieke partijen een wat te grote rol in de discussie over het nationalisme dat Nederland teistert. Misschien maken politieke partijen als de PVDA zichzelf iets te belangrijk, door ten koste van alles aan de macht vast te houden terwijl dat henzelf zichtbaar beschadigt. Misschien is het spelletje te interessant om te laten liggen voor de media. Alsof het land niet door zou leven zonder een van de huidige partijen, alsof Nederland Wilders niet aan zou kunnen. Alsof de migrantenkinderen die nu vechten voor hun bestaan van suiker zijn. Naast de politieke oplossing van het nationalisme bestaat er ook nog iets dat bij gebrek aan beter een ‘maatschappelijke oplossing’ moet heten. En die werkt mogelijk beter met Wilders in de regering dan in de oppositie.
Neem de bureaucratie, de klachten over de leemlaag aan instituties die alle verandering in Nederland tegenhoudt. Neem de rechters, advocaten, ambtenaren, activisten, bondsbestuurders, middenveldwoordvoerders, beroepsinsprekers, adviseurs en tegenadviseurs die mobiliseren zodra een voornemen tot wet is gemaakt. En die wat nog over is van een sociaal-democratisch, christen-democratisch of liberaal idee na een compromis gesloten door de in Nederland onvermijdelijke coalitieregering vermalen tot een kwestie met mitsen en maren. Niks AOW voor iedereen op zijn 67ste, 63ste of 65ste, maar een kerstboom aan voorwaarden en uitzonderingen.
Hoezeer vertrouwen we die lokale beleidsmakers, schoolbestuurders, juristen en buurtactivisten om met eventuele plannen van Wilders te doen wat men altijd al doet, namelijk zand in de machine strooien? Niet omdat ze overtuigde ‘multiculturalisten’ zijn, maar omdat ze altijd zand strooien. Op korte termijn is het ’t meest waarschijnlijk dat een regerende Wilders vastloopt in de maatschappij en zijn gezag verliest zoals anderen dat voor hem deden. Het ’s ochtends op school verplicht zingen van het volkslied, zoals voorgesteld door de PVV-minister van Onderwijs, blijkt van de vastgestelde onderwijstijd af te gaan, waarna de bonden lange tijd in de hoogste boom zitten en kinderen uiteindelijk facultatief het Wilhelmus mogen karaoken op maandagochtend. Tegelijkertijd ontdekken ouders dat een vlag op het schoolplein leuk is, maar dat het handig is als hun kind ook Engels leert, dat de Nederlandse cultuur best belangrijk is, maar niet meer dan dat. In de tussentijd kunnen de progressieve partijen eens in stilte hun knopen tellen en weer een eigen verhaal verzinnen in plaats van alleen boos op Wilders te zijn (D66) of bang voor hem (PVDA).
Dat neemt niet weg dat die Nederlandse regering dan intussen pijnlijke ideeën uitdraagt over moslims als ondermensen. De buitenlandse staatsbezoeken aan Nederland nemen ook even af. Maar onze burgers zijn geen kinderen. Ze moeten zoeken naar nieuwe manieren om het met elkaar uit te houden, voorbij de relatieve rust van de zuilen, voorbij de vrijheid van de collectieve individualisering. Gelukkig is het volk niet achterlijk. Het betaalt over het algemeen graag belasting en wil ook best eens de buurvrouw helpen. En vreemdelingenhaat is maar één van de politieke gevoelens waar mensen uiting aan geven. Het is een sterke emotie, maar niet duurzaam de sterkste.
Wilders in de regering zou nu juist kunnen helpen om een eind te maken aan het verder kapitaliseren door media en populisten van de mysterieuze krachten die leven ‘onder de oppervlakte’ van de bevolking. Het kwaad is dan immers zichtbaar in het volle daglicht, en de leiders van Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië bedanken voor de eer om onze vice-premier te ontmoeten.
In wat Mark Elchardus onze ‘dramademocratie’ noemt, hebben burgers te weinig eigen politieke ervaringen en vernemen ze te veel politieke boodschappen via de televisie. Om verinnerlijking van het hoge ideaal van culturele gelijkheid te bewerkstelligen, is het niet genoeg geweest om alleen van bovenaf te stellen dat mensen gelijk zijn ongeacht hun uiterlijk. Mensen die uitsluiting van dichtbij hebben gezien, denken niet per se ‘beter’ over vreemdelingen, maar wel bijna altijd genuanceerder. Het zou uiteindelijk goed kunnen zijn wanneer de Cheppihs en Aboutalebs van Nederland vaker moeten procederen en protesteren tegen kwaadaardige plannen van de regering. Zodat het vraagstuk van gelijke rechten dieper in het dagelijks leven komt te zitten en niet meer alleen het product is van abstracte idealen en een ambitieuze overheid, maar ook van burgers die op hun strepen gaan staan. Een paar keer voor de rechter staan om bevestigd te zien dat je jongens die hier geboren zijn het land niet uit kunt zetten, frist de democratie meer op dan gejeremieer over de vraag waarom ‘PVV’ wel of niet op de nummerborden van auto’s mag.

ER GAAT EEN GROTE DREIGING UIT van het anti-islampopulisme, dat een basis heeft in bijna alle Europese landen. Het geweld dat in het PVV-programma sluimert kan in veel gedaanten de kop op steken. Als het zich niet uit in oorlogszucht ‘in de wijken’, dan wellicht in een nieuwe strijd tussen Europa en Turkije. Maar minstens zo groot is het gevaar dat die dreiging verlammend werkt, dat we ophouden met nadenken over de mogelijkheden om maatschappelijke tegenstellingen te overbruggen. Nu speelt de strijd zich af tussen de Wilders-aanhang die de moslims weg wil hebben en de rest van Nederland die van Wilders af wil. Maar beide zijn blijvers. We moeten ermee leren leven en dat vraagt organisatie van verschil, geen ontkenning van bestaansrecht.
Als je de meer dan honderd jaar oude emancipatiestrijd van de zwarten in Amerika bekijkt, zie je ook een golfbeweging: ups toen zwarten meevochten in de Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog, downs wanneer het land zich na de strijd weer op economische vraagstukken stortte. Desondanks werd de wetgeving die zwarten als burgers erkent in de loop van de tijd uitgebreider. Amerika koos begin 21ste eeuw twee keer voor George W. Bush. Geen groot licht, en gevaarlijk bovendien. Daarna kozen de Amerikanen Barack Obama, in allerlei opzichten het tegendeel van Bush. Ook die krijgt nu te maken met de traagheid van beleid en de onmogelijkheid om beloften snel waar te maken.
Maar waar het hier om gaat is dat er naast het rampzalige Weimar-scenario andere richtingen zijn die een land kan opgaan nadat het een tijdje populistisch heeft gereageerd op bedreigende ontwikkelingen. Door de levendige manier waarop Obama werd verkozen, kunnen alle verhalen over desinteresse in de politiek weer even in de prullenbak. De conclusie daaruit is niet dat Amerika met zijn hardere, scherpere sociale beleid ons voorland is. Amerika heeft een eigenaardige geschiedenis van slavernij en segregatie, waardoor het land ideeën over solidariteit heeft die sterk afwijken van de rest van de wereld. De conclusie is dat burgers zich de maatschappij telkens opnieuw moeten toe-eigenen. Bij het herformuleren van wie ‘wij’ zijn hoort ook strijd.
Misschien is het in Nederland tijd om die strijd versneld te voeren, zodat we verder kunnen. Dat zal tot grote fouten leiden. Waarschijnlijk werken ook mensen die zichzelf als vooruitstrevend zien dan mee aan, zeg, pogingen tot de invoering van hoofddoekvrije zones. Dat is pijnlijk, maar het kon wel eens meer kans bieden op een goed gesprek over maatschappelijke vernieuwing, op de herorganisatie van het fatsoen. Multiculturalisten hebben fouten kunnen maken, radicale moslims hebben fouten kunnen maken, het is tijd voor de nationalisten om fouten te maken.

SLECHTER IS HET LEVEN IN NEDERLAND niet geworden sinds Wilders opkwam. Ieder land ter wereld – behalve misschien Noorwegen en Zweden – zou graag zijn problemen ruilen met die van Nederland. Méér duiding over wat Wilders betekent, meer pogingen van de elite zelf om de dingen te doen die Wilders doet, maar dan ‘goed’ – het haalt allemaal niet veel uit. Was ihn nicht umbringt macht ihn starker, om eens een scherpgerand citaat van stal te halen. Zodra Wilders’ naam valt, werkt dat in zijn voordeel. Dat is de magie van de echte populist. Hoogste tijd om dat populisme te onttoveren. Je moet het niet imiteren, want daar gaat het origineel van glimmen. En je moet het niet bestrijden, want daar groeit het door. Haal de extremisten uit hun comfort zone – hou op te zeggen dat ze niet deugen, haal ze weg uit de marge die ze zelf zo graag opzoeken. Dat kan, want Nederland is sterker dan Wilders.
Houd snel verkiezingen. Het CDA is flexibel genoeg om ‘in het landsbelang’ een regeerakkoord te sluiten met daarin wat rigoureuze anti-immigratiemaatregelen en culturalisatieplannen. Wat de overige inhoud betreft is de PVV een partij als alle andere, dus de gok is waar hun vreemdelingenhaat strandt. Maar laten we dat vooral eens zíen. Laat Wilders en enkele partijgenoten de departementen bezetten waar ze vorm kunnen gaan geven aan de beperking van de gezinshereniging van migranten, aan controle op gezinsvorming door migranten, aan beperking van het aantal asielzoekers, aan de uitzetting van illegalen. Laat de Partij voor de Vrijheid ook maar een tijdje onderwijsbeleid maken. Zo schokkend zijn de plannen niet die men daarvoor heeft – minder bureaucratie, meer status voor de leraren, waar hebben we dat eerder gehoord?
Wanneer Wilders zijn glans voor de media en het grote publiek verloren heeft, zal hij nog altijd duurzaam een beroep kunnen doen op een deel van de bevolking dat teleurgesteld is omdat de wereld van vandaag hun weinig te bieden heeft. Maar dan zijn twee belangrijke zaken weer ondubbelzinnig duidelijk: dat de liberale democratie ook hier geen vanzelfsprekendheid is, en dat het nooit meer wordt zoals het nooit was. Dat het verzonnen witte Nederland van Wilders en het verzonnen gezellige multiculti Nederland van Ella Vogelaar moeten wijken voor een land dat een stootje kan hebben.

Volgende week verschijnt Menno Hurenkamps boek De kleine pijn van de vooruitgang: Zwaarwichtige politiek, lichte gemeenschappen en onvermijdelijke cultuurstrijd in Nederland (uitgeverij Van Gennep)