Waarschuwing : dit stuk onthult het verhaal van Interstellar

De kritiek op Christopher Nolans film Interstellar spitst zich toe op de ongeloofwaardige emotionele ontwikkeling die de personages doormaken, en vervolgens op gaten in zowel de vertelling als in de wetenschap aan de basis van het verhaal. Nog het verst gaat David Thomson in The New Republic: ‘Interstellar is een entertainment-ramp, en de redenen hiervoor teisteren ons al sinds de uitvinding van film: bespottelijk verhaal, ongeloofwaardige sequenties, lachwekkende teksten, de afwezigheid van personage, drama en controle. Na negentig minuten overwoog ik serieus de zaal uit te lopen.’

Nadat ik Interstellar had gezien en een eerste recensie in De Groene Amsterdammer had geschreven, heb ik gesprekken met talloze David Thomsons gevoerd. Sommigen vinden het ‘falen’ van Nolans film humoristisch, en spreken er smakelijk en met veel ironie over, anderen zijn boos en hekelen ‘Hollywood’ vanwege dat ‘oppervlakkige’ verhaal.

Om eerlijk te zijn: na dat eerste zien had ik precies dezelfde reactie, misschien wel gekleurd door de verwachting die ik van het werk had. Zo’n jaar geleden las ik over de film, over het verhaalgegeven waarin de aarde op sterven na dood is en de mens via de allereerste reis naar een ander zonnestelsel een bewoonbare planeet probeert te vinden.

Ik moest meteen denken aan een van Isaac Asimovs laatste romans, Nemesis, waarin een soortgelijk scenario zich afspeelt, compleet met pagina’s lange wetenschappelijke beschrijvingen van wat zo’n reis precies inhoudt.

De anticipatie groeide toen bekend werd dat Nolan Interstellar op 70mm ging draaien, en dat hij een Imax-camera op de neus van een Lear-jet had gemonteerd voor de vliegsequenties. Dát wilde ik zien. Niet omdat het spectaculair zou zijn, hoewel dat ook speelde, maar juist omdat het hier ging om de regisseur van Memento en Inception, films die zich vooral in de hersenen van de kijker afspelen.

Ten slotte: Interstellar paste in een rijtje films dat voor mijn gevoel een nieuw proces van ontwikkeling in film vertegenwoordigt: Avatar (2009) van James Cameron, gevolgd door John Carter (2012) van Andrew Stanton en Star Trek: Into Darkness (2013) van J.J. Abrams en eindigend met het sublieme Gravity (2013) van Alfonso Cuaron. Frappant is dat Thomsons bezwaar tegen Interstellar een echo vormt van de reacties op alle genoemde Imax-films. Er speelt iets, maar wat?

Het begin van een antwoord kreeg ik toen ik na mijn bezoek aan een persvoorstelling van Interstellar – we zaten in een piepklein zaaltje – naar de Imax ging om de film een tweede keer te zien. Wat ik daar in de bioscoop naast de Arena zag was een volstrekt andere film. Een film waarin het traditionele verhaal verdwijnt als een lichtpuntje in het donker. Ik hoorde nu geen teksten meer, ik zag beelden. Verhaal werd vervangen door een film waarin het beeld álles overnam, zowel de wereld om mij heen als de mentale wereld in mijn hoofd, vanaf de eerste scènes waarin een stofwolk over een John Steinbeck-wereld trekt – het lijkt wel de dirty thirties all over again – tot de laatste waarin hoofdpersonage Cooper (Matthew McConaughey) velen tientallen jaren later op weg gaat naar zijn liefje dat gestrand is op de ‘nieuwe aarde’ in dat andere zonnestelsel.

Misschien is een intermezzo hier op z’n plaats, zodat u, beste lezer, weet met wie u te maken heeft. Namelijk: een sciencefictionfanaat. Daar kan ik niets aan doen. Sinds ik me kan herinneren lees ik wetenschapsfictie: Verne, Burroughs, Wells, en later Lem, Asimov, Clarke, en nog later James Blish, Philip K. Dick, Ben Bova, Stephen Baxter. En nog later Kim Stanley Robinson en William Gibson. Een scifi-nerd, dus. Ik maak hiervoor geen excuses, ik vind de informatie wel relevant in het kader van dit stuk, aangezien niet iedereen is opgegroeid met een kamer volgepropt met zulke boeken. Ook relevant: ik lees meer dan alleen scifi, ik lees álles. Dat wil zeggen alles wat ik zelf wil, of wat ik voor mijn werk moet lezen.

Interstellar valt niet te lezen, niet als literair verhaal. De verleiding is groot te constateren dat het om een poging van Hollywood gaat de populaire cinema nieuw leven in te blazen door nieuwe technieken. Dat is deels het geval: in werkelijkheid kun je Interstellar slechts één keer in je leven echt zien, tenzij je twee keer naar zo’n Imax-bioscoop gaat om dezelfde film te zien. Dat maakt het werk meer tot een event, vergelijkbaar met een bezoek aan het Rijksmuseum om De nachtwacht te bekijken. Het is mogelijk daarna Rembrandts schilderij op internet of ansichtkaarten of in een catalogus te bekijken, maar dat zou tamelijk zinloos zijn. Het effect is totaal anders. Dat geldt ook voor Interstellar. Het zien van de film in een ander soort bioscoop of thuis op je scherm – je ziet dan een andere film dan tijdens dat bezoek aan de Imax. Dit is film als tentoonstelling eerder dan film als voorstelling.

Maar geheel nieuw is het niet. Daarvoor is de dwingende kwaliteit van het beeld te zeer integraal deel van de geschiedenis van cinema. Tijdens het kijken naar Interstellar moest ik onwillekeurig denken aan Carl Theodor Dreyers meesterwerk La passion de Jeanne d’Arc (1928) waarin de getormenteerde expressie van Renée Falconetti in de hoofdrol allesoverheersend is. Geen tekst, geen geluid, nauwelijks verhaal. Alleen beeld. En emotie, in kale close-ups die door de intensiteit van het acteren in je hoofd worden opgeblazen zodat alles eromheen verdwijnt. Kaders, narratief, personage, alles. Het is een film die je niet kunt ‘lezen’ of zien, een film die erop aandringt te worden ervaren. Het is een spektakelfilm.

Emotie. Coop zegt vaarwel tegen zijn dochtertje Murph. Praktisch sterft hij op dat moment voor haar ogen. Interstellair reizen houdt in dat je je lichtjaren ver moet verplaatsen. En op aarde is het tien voor twaalf. De dood wacht overal. De sfeer is er een van verlies, heimwee, verdriet en herinnering. Murph huilt. Ze smeekt hem niet te gaan. Hij gaat.

Naast mij snikt mijn dochter van veertien; de tranen rollen haar over de wangen; ze grijpt mijn hand en knijpt er hard in. De orgelmuziek van Hans Zimmer klinkt. Beeldformaatwissel. De eerste van vele. Imax-scherm vol. De weg is een Dust Bowl-anachronisme. De vader ook. Die moet zorgen. Hij is verlener in barre tijden – een jager op zoek naar geborgenheid voor zijn kroost. Dus, Coop in zijn pick-up-truck. Het orgel is dreigend. De zijkant van de truck, vol, groot. Close-up. Het rammelt, de weg is vol hobbels. Mijn stoel trilt. Een base beat van grommende motoren. Nog altijd die truck. Adrenaline. Een stem klinkt. Nasa telt af. Het orgel. De truck. Dan: het ruimteschip dat zich aan de zwaartekracht ontworstelt. De zijkant van de truck vervangen door de zijkant van de solid rocket boosters. Stof wordt witte rook. Orgel wordt stilte. Aarde wordt ruimte. Verdriet wordt anticipatie. Tragedie wordt avontuur. De tranen van een kind dat treurt over haar dode vader in een verhaal over de evolutie van de mens, het technologische wezen dat doet wat hij moet doen, en dat is de grens van zijn bestaan oversteken om te blijven ademen. Stilstand is geen optie.

Deze sequentie vormt een cinematografisch brandpunt dat de ziel raakt, net als de close-ups van Falconetti. Emotie. Je vergeet zoiets nooit. Het is gebeiteld in een moment, in een plaats.

Mijn dochter houdt haar adem in. Ik voel haar nagels in mijn hand. Zij is Murph, ik ben haar Cooper. We verdwijnen in de film, zoals het ruimteschip Endurance in het wormgat wordt gezogen op weg naar het onbekende.

Kritische distantie? Is dat wat nodig is om over Interstellar te schrijven? Om überhaupt over film of literatuur of kunst te schrijven? Misschien. In dat geval faal ik hier en hebben de David Thomsons gelijk. Maar misschien is verdwijnen in het werk zelf juist het hele punt. Als dat niet kan of niet lukt, dan is dat een teken dat het werk niet echt is, niet authentiek of ‘gelaagd’ of complex. Dat is het probleem van veel critici met Nolans film. En de reden waarom ze wijzen op de ‘gaten’ in het verhaal, en ook op de wetenschappelijke inconsistenties – waarvan er trouwens veel minder zijn dan men zegt, in ieder geval volgens één wetenschapper, astrofysicus Neil deGrasse.

Opvallend is DeGrasse’s analyse van de tesseract- of hypercubussequentie, waarin Coop in een andere dimensie terechtkomt als gevolg van zijn zweefreis door een zwart gat heen. Zoiets klinkt bespottelijk, zeker, maar dat is kennelijk theoretisch heel goed denkbaar. In die dimensie gaat hij terug in tijd en ruimte, naar de kamer van zijn dochter, naar het moment van afscheid nemen, nu jaren geleden. Het keerpunt in het verhaal; alles wordt duidelijk. Vanaf dit moment is de afloop ‘goed’, voorspelbaar, maar daardoor geen seconde minder effectief.

Interstellar zit vol met onvergetelijke sequenties. Terug naar het begin, waar Cooper en zijn kinderen in de truck achter een drone aan rijden. Het ding is de weg kwijtgeraakt; er is geen commandocentrum meer om het te besturen. Cooper volgt de drone en neemt vervolgens via zijn laptop de controle over. Om de batterij eruit te slopen. Jagen op technologie. Alsof technologie iets levends is. Een mens gereduceerd tot de oertijd, tot niets meer dan een jager-verzamelaar. Terug bij af. Wat zijn we geworden, nu de aarde onbewoonbaar is? Wat rest ons?

Dit zijn vragen die zo groot zijn dat ze inderdaad niet ‘kloppen’, dat ze wel degelijk ‘bespottelijk’ zijn, zoals Thomson stelt in The New Republic. Ik denk soms: waarom zoekt men zo naarstig naar iets wat ‘klopt’ in een verhaal? Bestaat er iets wat ooit echt ‘klopt’? Wat in 2001: A Space Odyssey ‘klopt’? Dat is een film zonder een enkel menselijk personage, of dat moet de naam HAL 9000 dragen. Als je het ‘verhaal’ van Stanley Kubricks film wilt weten, dan moet je de vier Odyssey-boeken van Clarke gaan lezen, niet de film gaan zien. In de boeken is het allemaal heel duidelijk, het ‘klopt’ allemaal. De film is vreemd, een onmogelijke film, net als Interstellar. Een film die ik twee keer heb gezien, maar slechts één keer heb ervaren. Dat moment – dubbel zo kostbaar door de aanwezigheid van mijn kinderen die naast me totaal gehypnotiseerd zaten te kijken – is voor altijd voorbij, ja, maar de beelden zijn bewaard in mijn herinnering. Ze zijn te groot om ooit weer te vergeten.


Interstellar draait in de Imax-bioscoop in Amsterdam-Zuidoost.