In Stephen Chows fantastische Kung Fu Hustle symboliseert een kleurrijke, mierzoete lollie een mo ment in het verleden dat voor altijd verloren is. Ooit kreeg het jongetje Sing een manuscript van een mysterieuze man. Het ge schrift zou de geheimen bevatten van een soort kungfu dat bekend staat als «de stijl van de boeddhistische palm». Hij gaat ermee aan de slag. Op een dag wordt een meisje op wie hij verliefd is be laagd door een groepje belhamels. De jongen probeert zijn nieuwe vechttechnieken uit. Vergeefs. De straatschofjes vegen de vloer aan met hem. Tussen de klappen door ziet hij het: in haar hand heeft het meisje een schitterende, verlokkelijke lollie.
Vele jaren later, ergens in de 1940s, struint Sing, gespeeld door Steven Chow, rond in de straten van Shanghai. Hij is een nietsnut. Zijn grootste droom is een gangster te worden en te werken voor Brother Sun, leider van boeven die zich de «Hakbijlen» noemen. Dan verandert zijn le ven. Een wijze oude man zegt tegen hem: «Jongen, jij hebt het lichaam van een kungfu-genie.» Opeens verschijnt de getransformeerde Sing, nu inderdaad als «kungfu-genie». Maar er bestaat geen twijfel over wie hij, en dus ook regisseur Chow zelf, graag zou willen zijn. En dat is de legendarische Bruce Lee.
Net als Jezus, James Dean, Marilyn Monroe en Elvis Presley is Bruce Lee onsterfelijk. Deze Hongkongse superster uit de jaren zestig en zeventig, die in 1973 op 33-jarige leeftijd overleed, heeft nog altijd geen rust kunnen vinden. Over de hele wereld wekt men hem tot leven, wat weer blijkt uit Kung Fu Hustle. Het hunkeren naar de oude tijd, toen Bruce Lee leefde en in films als deze speelde, is evident in ieder moment van Chows film. Het is alsof de regisseur zoekt naar puurheid en eenvoud, naar een zoete lollie op een warme dag.
In het proces heeft Chow een duizelingwekkende film gemaakt. Het plezier druipt van iedere scène. De actie heeft veel weg van West Side Story. De mix van dansen en vechten is beeldschoon. De choreograaf is Yuen Wo Ping, een legende in Azië die door zijn werk in de Matrix-trilogie ook in het Westen beroemd is geworden. Maar nu heeft hij zichzelf overtroffen. Hij is duidelijk bereid de technologische mogelijkheden van film ten volle te benutten. Zijn doel is niet realisme maar het ombuigen van de werkelijkheid, zodat overdrijving en vervreemding poëtische stijl figuren zijn. In Kung Fu Hustle zijn de krijgskunstenaars als personages uit een tekenfilm van Chuck Jones. De vechters vliegen door de lucht als Wile E. Coyote; ze rennen met benen die razendsnel draaien als die van de Road Runner; en hun gezichten worden tijdens gevechten de grond ingeboord alsof zij Bugs Bunny zijn. En net als Bugs staan ze weer op en vechten vrolijk verder. Deze scènes zijn hilarisch.
En toch, steeds keert de serieuze ondertoon terug. Het geweld is onophoudelijk en in veel gevallen gratuit. Dat is niet erg, want alles staat in dienst van Chows grote obsessie: zijn liefde voor het genre, de kungfu-vechtfilm. Uiteindelijk blijkt de film zelfs meer dan dat. Kung Fu Hustle is een triomf, een ode aan de populaire cultuur, aan Bruce Lee, James Bond en The Matrix. Aan de actrice Yuen Qui die een Bond-meisje was in The Man with the Golden Gun (1974) en die hier de sterren van de hemel speelt als een chagrijnige kungfu-huisbazin, compleet met krullers in het haar. Aan de films van de Shaw Brothers en aan de postmoderne chic van Quentin Tarantino. Aan Top Hat en Fred Astaire en Ginger Rogers. Het is een film die barst van de passie. Het is als een lollie, een zoete herinnering aan het verleden.
Te zien vanaf 14 juli