
Sally Raby Kane serveert hete thee op haar dakterras in Ouakam als ik naar boven loop. Ze wordt omringd door een groep vrouwen in boubou in verschillende kleurschakeringen bloedsinaasappeloranje en indigoblauw. In het midden van het dakterras is een overdekte tent gebouwd van lichte doeken en stalen steigers waar LED-verlichting aan hangt. De vertoning van haar film Tang Jër op de Biënnale van Dakar in 2022 speelt zich af in de houten kiosk achter haar, in een lus zonder begin of einde. Voor de gelegenheid bootst de kiosk de Tangana uit haar film na, een baresque restaurant en een ontmoetingsplek waar de verschillende lagen van de samenleving elkaar vinden voor schnabbels en wandelganggesprekken.
Het mysterieuze restaurant wordt bevolkt door het onophoudelijke ballet van wezens die het mystieke Dakar bevolken: een mens-kip, een vis, een pratende hond en een vrouw in een boubou die haar schouders onthult. Prominent in beeld is een klein meisje met het cijfer ‘5’ in neongroen op haar slaap getekend en roze locks die als antennes boven haar hoofd een kroon vormen. Tussen sappige omeletten, dampende spiezen vlees, soepen en gecondenseerde melk kalmeert de Tangana de rustelozen, geneest de gewonden en verwelkomt de verstotelingen van de stad. Kane’s film overstijgt het menselijke zoals de Burundees-Nederlandse schrijver Olave Nduwanje, door en door veganist, dat ooit deed met de uitspraak: ‘Ik ben niet geïnteresseerd in de menselijke categorie, ze is te bloeddorstig.’
Hoe ziet een waardig zwart mensenleven eruit? Dat is de vraag die speculatieve zwarte fictie al generaties wil beantwoorden. Anders dan andere fantasiewerelden begint die vraag niet enkel bij het einde van de tastbare realiteit, maar vooral bij het einde van onderdrukking.
Tijdens de jaren 1780, wanneer verlichtingsdenker Immanuel Kant zijn ‘universele morele theorie’ nog aan het ontwikkelen is, publiceert hij teksten waarin hij de superioriteit van witte mensen ten opzichte van de rest van de wereldbevolking verdedigt. Een belangrijk deel van zijn gedachtegoed publiceert hij in Kritiek van de zuivere rede, waarin hij wil bewijzen dat er zoiets bestaat als pure menselijke rede, een kennis die logisch is, objectief en universeel. Maar zo universeel blijkt Kants logica niet: met name zwarte mensen hebben volgens hem onvoldoende discipline en intellect om toegang tot die pure menselijke kennis te bezitten.
Samen met zijn ‘verlichte’ tijdgenoten vormt zijn denken de basis voor de uitsluiting van niet-witte mensen van de categorie mens-zijn, de verdere aanmoediging voor onderwerping, slavernij en kolonialisme. Met het enorme aantal slachtoffers van dit gedachtegoed opent Toni Morrison haar boek Beloved (Beminde, in de Nederlandse vertaling), met de woorden ‘zestig miljoen en meer’. Beminde is in het boek de naam van de dochter van Sethe, een gevluchte tot slaaf gemaakte die haar dochtertje in de tweede helft van de negentiende eeuw om het leven brengt om haar te behoeden voor de slavernij. Zestig miljoen en meer is het aantal Afrikanen dat stierf op weg naar de slavernij, op de slavenschepen die in Beloved een zwevende, nachtmerrieachtige achtergrond zijn voor de ervaring van elk personage.
Het was Morrisons duidelijke bedoeling om ons begrip van slavernij uit te breiden naar een genocide op land en op zee. In zijn Kritiek van de zwarte rede schrijft Achille Mbembe dat deze verzamelingen van praktijken, die zwart-zijn gelijk stelden aan niet-menszijn, later altijd de manier zullen zijn waarop nieuwe vormen van uitsluiting zullen plaatsvinden. Door groepen mensen eerst te ontdoen van hun menselijkheid, om ze vervolgens onmetelijk onmenselijke dingen aan te doen. De remedie tegen deze ontmenselijking lijkt dan het ontstijgen van de categorie mens in zijn geheel, om je te onttrekken aan het hier en nu, de speculatieve toekomst in.
‘Er zijn zwarte mensen in de toekomst’, wil curator Ekow Eshun ons vertellen als we zijn reizende groepsexpositie In the Black Fantastic instappen. ‘There are black people in the future’ is een levensgrote banner gemaakt door Alisha B. Wormsley, die een half jaar lang boven de ingang van de Kunsthal hing. In the Black Fantastic brengt elf hedendaagse kunstenaars uit de Afrikaanse diaspora samen die putten uit folklore, mythes, sciencefiction en spirituele overlevering om een nieuw verhaal over zwart-zijn te vertellen. Die opsomming van delen wil Eshun niet ‘afrofuturisme’ noemen. Dat is voor hem en artiest Martine Syms zo’n te veel gebruikt woord dat afgezaagd is in zijn vooroordelen: pratende aliens en magische zwarte mensen die moeten inspireren en om de een of andere reden ook altijd refereren aan Wu Tang en Sun Ra.
Eshun zegt dat de zwarte toekomst complexer is en zich ergens tussen design, architectuur, film, literatuur en popcultuur afspeelt. Deze opsomming van delen levert een geheel eigen universum op: een zwart fantastisch universum. Fantastisch omdat de vorm voorbij gaat aan de grenzen die we uit de realiteit kennen, zoals de grenzen tussen de ander en onszelf, tussen objecten en bezieling, tussen leven of dood. Zwart zijn in het verleden is een donkere materie. Zowel letterlijk als figuurlijk stuit je al gauw op alle donkere bladzijden uit de geschiedenis als je je als zwart persoon in de betekenis van zwart-zijn in de westerse geschiedenis verdiept. Het zwarte interieur waarin we door Eshun verwelkomd worden dient onze zwarte verbeelding aan te boren om daaraan voorbij te treden. Daardoor kunnen we ons voorstellen wat we ons niet mogen voorstellen: complexe zwarte zelven, echte en uitvoerbare zwarte macht, ongebreidelde en ongefetisjeerde zwarte schoonheid.
Eshun laat zich voor In the Black Fantastic inspireren door de woorden die Morrison gebruikte om tot de verhaalwereld van Beminde te komen: door een ruimte van vreemde en dwingende verbeelding in te nemen, rijk aan unieke metaforische zintuiglijke associaties die in wezen historisch zijn, zelfs als ze dat feitelijk niet zijn. Het alternatieve universum dat Eshun bij elkaar brengt in In the Black Fantastic wil de eer van zwarte mensen, hun voorouders en hun nakomelingen herstellen.
Het eerste dat in het oog springt is het gordijn van honderden zwarte armen, een sculptuurinstallatie van Nick Cave die prominent in de centrale zaal hangt, alsof de curator in de eerste plaats de collectiviteit van de ruimte aan ons wil communiceren. Het is een openingszin. De handen roepen associaties op met de rubberplantages van Congo onder Belgisch bewind, maar spreken ook tot een samenzijn bij achterlating, als het laatste beeld van een kind dat zijn ouder op een drukbezochte markt kwijtraakt. De installatie, getiteld Chain Reaction, is gemaakt van zwart gegoten gips, gevormd naar de handen van de kunstenaar zelf, die als kettingen met elkaar zijn verbonden. De handen grijpen elkaar vast, tillen elkaar omhoog, laten elkaar niet vallen.
Voorbij de witte muren van de soms ondoordringbare museale ruimte doet Eshuns Black Fantastic denken aan een ander belangrijk moment in popcultuur. Om de tweejarige verjaardag van de release van haar vierde studioalbum, When I Get Home, te vieren maakte artiest Solange Knowles in 2020 een viraal profiel aan op blackplanet.com, een socialemediaplatform dat de zwarte ervaring viert in de digitale ruimte. Black Planet stond aan de wieg van het internettijdperk als een soort populaire zwarte Tumblr-ruimte die met name in de Verenigde Staten bekendstond als een veilige digitale wereld voor zwarte mensen. Nog voordat safe spaces werden gepopulariseerd. Het was een zwarte metaverse nog voor Mark Zuckerberg de zijne begon te ontwikkelen.
Al sinds het begin van het internettijdperk grepen delen van de zwarte gemeenschap de digitale ruimte aan om zwart-zijn in ere te herstellen, via de memecultuur en fenomenen als Black Twitter. In een onderzoek naar waardigheid in de digitale ruimte legt jurist Christopher Alan Bracey uit dat je waardigheid op twee manieren kunt opvatten. In de eerste plaats kun je waardig zijn op individueel niveau, dit waardig zijn is het perspectief dat je hebt op jezelf, oftewel hetgeen waardoor je eigenwaarde en zelfbeeld worden ontwikkeld. Op de tweede plaats kun je waardig zijn als onderdeel van een groep, op maatschappelijk niveau. Je waardigheid als onderdeel van de groep wordt dan opgenomen in het weefsel van een gemeenschap.
Om individueel en gemeenschappelijk waardig te zijn, moet je ook door anderen buiten die gemeenschap beschouwd worden als ‘waardig genoeg om je te integreren in de bredere maatschappij’. Het niet bereiken van deze twee niveaus van waardigheid maakt dat een mens een gefragmenteerd thuiszijn voelt, een thuis in zichzelf en bij zijn mensen, maar niet in de wereld. Het is dan niet vreemd dat uit die breuk de noodzaak voor een nieuwe wereld ontstaat. Of zoals Solange Knowles het zegt: ‘We hebben sinds het begin der tijden moeten herschrijven wat de zwarte geschiedenis voor ons in de toekomst betekent. De manier waarop we die herschrijven is niet alleen een esthetiek, dit is ons echte leven.’
Om het herschrijven van dat echte zwarte leven te illustreren toont In the Black Fantastic de onderwaterschilderijen van Ellen. Gallaghers serie Ecstatic Draught of Fishes (2019) gaat over de worsteling met de geschiedenis van de Middenpassage, de oversteek van de Atlantische Oceaan tussen het Afrikaanse continent en Amerika waar miljoenen tot slaaf gemaakte Afrikanen de dood vonden. Gallagher toont ons een zeebodem die, tussen schelpen en het koraalrif, een herinnering is aan die geketende en verdronken Afrikanen. In haar schilderijen zijn ze getransformeerd in elegante, buitenaardse, vrouwelijke wezens wier uiterlijk is geïnspireerd op gebeeldhouwde Fang-beeldjes uit het Centraal-Afrikaanse gebied. Het is een belangrijke ode, de archeologen uit A Story of Bones zeggen dat onze waardigheid als mens wordt bepaald door de manier waarop we met onze doden omgaan. En de manier waarop we onze doden herdenken. We zingen, we dansen, we bewieroken hen. Dat doen we niet voor niets. Dat doen we om hen in ere te herstellen.
Op een late aprilavond betreedt Cherish Menzo samen met Camilo Mejía Cortés het podium van het Bijlmer Parktheater om te speculeren over de toekomst van hun twee zwarte lichamen. Aan het begin van de tachtig minuten durende voorstelling brengt Cortès een glinsterende zwarte vloeistof aan op Menzo’s borstkas, die roerloos op de grond blijft liggen, terwijl de muziek speelt en het publiek binnenloopt. Beiden dragen voor de scène een ovaal zilveren masker en een zwarte hoodie. De twee personages lijken op een nieuwe planeet geland te zijn en elkaar tot leven te helpen wekken. Minuten later zien we de twee lichamen op het ritme van doordringende muziek zich tegen elkaar aan bewegen als in Kelis’ Trick Me-videoclip. Als het licht weer aangaat is het Cortés die zich tegen Menzo aangevlijd heeft, een wisseltruc voor het luie oog. Ze rekken de betekenis van het zwarte lichaam tot het uiterste op tegen de achtergrond van een gitzwart decor dat aan alle kanten zwarte vloeistof lekt.
In het nagesprek over de dansvoorstelling zegt Menzo: ‘Ik wilde dramaturgisch experimenteren met hoe we het zwarte lichaam kunnen verlengen. Ik wil weten hoe het zwarte lichaam eruit ziet in de toekomst.’ Dat raadselachtige lichaam put uit hiphop, posthumanisme en het zwarte fantastische. In een volgende scène en een van de eerste gezongen onderdelen van de voorstelling brengen Cortès en Menzo een ode aan Drexciya, de elektronische muziekband uit Detroit die zichzelf vernoemde naar het onderwaterland dat bewoond is door de ongeboren kinderen van zwangere Afrikaanse vrouwen die ten tijde van de slavernij overboord werden gegooid bij de oversteek. In de baarmoeder van hun verdronken moeder groeiden bij deze embryo’s kieuwen om onder water te kunnen overleven en uiteindelijk een civilisatie op te bouwen. ‘Hoor je het gefluister/ Door geheimen prijsgeeft/ Dat ons behandelt als kruipers/ Dat ons wakker houdt/ Hoor je de explosie/ Van stemmen uit de oceaan/ Liederen vol emotie/ Van een tijd zonder besef.’
De titel In the Black Fantastic rijmt met The Black Atlantic, de theorie van de Britse socioloog Paul Gilroy die ons vertelde dat er niet zoiets is als een cultuur die specifiek Afrikaans, Amerikaans, Caribisch of Brits is, maar een Black Atlantic, die het allemaal tegelijk is, een zwarte Atlantische cultuur waarmee de thema’s etniciteit en nationaliteit overstegen kunnen worden om iets nieuws te vormen. Toch verschuift het perspectief op de zwarte toekomst, bekeken vanuit de belangen van het Afrikaanse continent. De Zuid-Afrikaanse schrijver Mohale Mashigo stelt dat Afrofuturisme niet is gemaakt voor Afrikanen die op het Afrikaanse continent leven en daardoor enkel een kostuum en podium is van de zwarte westerse fantasie. Ze refereert aan de ongemakkelijke relatie tussen zwarte fantasie en geografie, want hoe zouden zwarte mensen die niet of nauwelijks op het continent Afrika zijn op een realistische manier kunnen spreken over de waardige toekomst daarvan?
Schrijver Binyavanga Wainaina schrijft er uitgebreid over in How to Write About Africa. Het westerse idee dat Afrika één land en een culturele monoliet vormt, is zo hardnekkig dat het zelfs zo wordt gezien door de ogen van westerlingen die zwart zijn. Wainaina buigt het cynisme hierover om in een sarcastische handleiding: ‘In je teksten over Afrika moet je het behandelen alsof het één land is. Het is er warm en stoffig, met graslanden en grote kuddes dieren en lange, dunne mensen die uithongeren. Of het is er snikheet met hele kleine mensen die apen eten. Raak niet verstrikt in ellenlange precisie en nuance.’
Anders dan de romantische mythe van Drexciya gaat Nnedi Okorafors sciencefictionroman Lagoon (2016) over een onderwaterwereld die verbonden is gebleven met de tastbare neokoloniale uitdagingen waarmee het Afrikaanse continent in het heden wordt geconfronteerd. De roman begint vanuit het perspectief van een woedende zwaardvis die een oliepijpleiding wil saboteren. De zwaardvis gaat tekeer tegen degenen die ‘het lawaai brachten en de wereld zwarte slijk lieten bloeden die giftige regenbogen op het wateroppervlak achterliet’.
Lagoon is een verhaal waarin de Nigeriaanse hoofdstad Lagos een belangrijk personage op zich vormt. Een van de hoofdpersonen, Adaora, suggereert dat de buitenaardse wezens de stad kozen omdat ‘als ze in New York, Tokio of Londen waren geland (…) de regeringen van deze plaatsen snel [zouden] zijn binnengevallen om de buitenaardse wezens te verbergen, te isoleren en te bestuderen. Hier in Lagos bestond zo'n bevel niet.’
‘Het is een stad van tegenstellingen. Met al zijn muren en poorten’, zegt het andere personage, Chris: ‘Het is veilig, maar er is geen beveiliging.’ Adaora beschrijft het als een stad waar iedereen weg wil, maar waar niemand ooit komt; mensen willen er ook terugkeren zodra ze eruit stappen. De stad is ‘doorzeefd met corruptie’, maar ze kan zich niet voorstellen ergens anders te wonen.
‘I write africanfuturism, not afrofuturism. The distinction matters’, tweet Nnedi Okorafor in 2021. Volgens haar gaat Afrikaans futurisme over een toekomstvisie die zich niet rond de ervaringen van zwarte mensen in het Westen centreert, maar die wel als een brug daarnaartoe fungeert. Het gaat minder om ‘wat had kunnen zijn’ en meer om ‘wat is en al kan zijn of altijd zal zijn’. Dat zegt ze niet voor niets, dat zegt ze om ons in ere te herstellen.
In het Westen werd logica, anders dan gevoel, emotie en de verzameling van dit soort voorouderlijke kennis, lange tijd beschouwd als iets wat centraal staat in alles, de universele ster aan de hemel die iedereen kan zien, ongeacht de plek op de wereld waarvandaan ze ernaar kijken. Kants universele logica maakt zoiets als feministische logica of een zwarte logica of een islamitische logica overbodig en onmogelijk, juist omdat die universele logica kant en klaar is. In het zwarte fantastische gelden er andere regels. Met name door het werk van niet-westerse denkers als Achille Mbembe, schrijvers als Binyavanga Wainaina en intersectionele zwarte feministen weten we inmiddels dat logica gevormd wordt door wat mensen meemaken en wat hun sociaal-economische en culturele context is. De ster die we aan de hemel volgen zal vaak afhangen van wie we zijn als mens, waar we vandaan komen en waar we naartoe willen. De manier waarop we aan eerherstel doen ook.
Speculeren over alternatieve vormen van zwart-zijn gaat over eerherstel. Het wil de ingrediënten testen van een waardig zwart leven, door te experimenteren met verschillende perspectieven op dat zwart-zijn: bovengronds en hedendaags, ondergronds en voorouderlijk, over land en over zee, in het heden, in de digitale ruimte en in de verre toekomst. Toni Morrison zegt voor Beminde een nieuw territorium te hebben willen uitwoekeren, zoals een meteoriet die in verse aarde slaat. Beminde wordt gedragen door zwarte speculatieve fictie zoals die de ingrediënten van het zwarte leven in zich draagt: het goede zwarte leven, het pijnlijke zwarte leven, het lelijke zwarte leven, maar vooral ook het alternatieve zwarte leven, een fantastisch zwart-zijn buiten het zicht van witheid. ‘Jij en ik’, schrijft Toni Morrison in Beminde, ‘jij en ik hebben meer van gisteren dan wie dan ook. We hebben ook een soort van morgen nodig.’