Een half jaar geleden deed de Turkse politie een inval in haar huis en enkele maanden later moest ze op beschuldiging van terroristische activiteiten voor de rechter in de Koerdische stad Diyarbakir verschijnen. Ook toen toonde ze de nodige moed en verscheen ze gewoon in de rechtbank. Voordat dit alles was gebeurd had ze een boek geschreven over 34 Koerdische smokkelaars die door het Turkse leger aan flarden zijn gebombardeerd. Voor haar boek verbleef Geerdink maandenlang in het gevaarlijkste gebied van Turkije, probeerde diep te graven in de kwestie, maar slaagde daar niet altijd in.
Enkele dagen voor de jaarwisseling in 2011 waren 38 Koerdische jongens en mannen van hun grensdorp Uludere te voet op weg naar Irak om pakketten met benzine en thee op te halen. Over de grens bonden ze de vracht vast aan de muilezels en vertrokken weer richting Turkije. De mannen waren aan het smokkelen tussen Turkije en Irak, iets wat van generatie op generatie over gaat en voor de bewoners van dit gebied vaak de enige manier van geld verdienen is. De Turkse autoriteiten en de militairen weten dat de mensen financieel afhankelijk zijn van deze kleine smokkelactiviteiten en gedogen het dat de smokkelaars met ezels en muilezels in de nachtelijke uren ‘stiekem’ de grens oversteken.
Maar op 28 december 2011 ging het heel anders. De jongens die nietsvermoedend met de volgepakte dieren onderweg waren naar de plek van ontmoeting met de handelaars werden vanuit gevechtsvliegtuigen gebombardeerd. 34 van de smokkelaars lieten het leven. De Turkse media wachtten uit angst voor de regering bijna een hele dag met het verkondigen van dit nieuws. Toen Ankara groen licht gaf voor publicatie was heel Turkije in rep en roer. Waarom had het Turkse leger het op arme smokkelaars gemunt? Wie was verantwoordelijk voor dit drama? Had premier Tayyip Erdogan, met de vage informatie dat zich onder de jongens een vooraanstaande pkk-commandant bevond, wellicht hoogstpersoonlijk het bevel gegeven voor het bombardement?

Nadat was gebleken dat de door de akp-regering gedomineerde parlementaire onderzoekscommissie er vooral op uit was om alles in de doofpot te stoppen en van de Turkse journalistiek niet veel te verwachten viel, aangezien die nu eenmaal niet de traditie kent van diepgravend veldonderzoek, besloot Geerdink zich op de kwestie te storten. Ze vertrok naar Uludere, verbleef bij nabestaanden van een overleden smokkelaar en ging op zoek naar de diepere achtergrond van het drama.
De combinatie van de tragische gebeurtenis en de onbeteugelde reis van een besluitvaardige journaliste maakt de verwachtingen hooggespannen. Hoewel de Turkse autoriteiten uit zijn op geheimhouding en het te veel gevraagd is van een buitenlandse correspondent om onder die omstandigheden primeurs boven tafel te brengen, verwacht je als lezer op z’n minst uitdieping; dat betrokkenen in het drama tot leven worden gewekt, of dat nabestaanden een stem en een gezicht krijgen, zodat je als lezer kunt opgaan in hun levens en een beeld kunt krijgen van wat de Koerdische kwestie met deze mensen heeft gedaan.
In haar boek beschrijft Geerdink dat ze een keer meegaat op de smokkelroute. Ze trekt daarbij zelfs guerrillakleding aan. Zij en haar gids houden zich in het holst van de nacht schuil voor de militairen. Passages die Hemingway-achtig spannend zijn. Maar dit meeslepende schrijven blijft helaas beperkt tot enkele passages in het boek. Van uitgediepte hoofdpersonages komt het maar niet. In plaats daarvan weidt Geerdink onnodig lang uit over zaken als de Armeense genocide, de hoofddoekenkwestie, haar persoonlijke situatie als correspondent in Turkije, de massamoord van het Turkse leger op de Koerden in het gebied Dersim en hoe ze zelf als persoon is gevormd in Hengelo.
Een van de hoofdpersonages is Pakize. De schrijfster woont in bij deze weduwe en wil blijkbaar haar boek aan haar ophangen. Maar het is juist deze stille, fletse Pakize die van begin tot eind in haar lot schijnt te berusten, die het boek als het ware laat stranden. De schrijfster en Pakize hebben door het taalprobleem moeite om elkaar te begrijpen. Pakize zwijgt ook als er getolkt wordt, en bij de herdenking van de doden van Uludere is de Koerdische al naar huis vertrokken voordat de herdenking afgelopen is.
Geerdink schrijft openhartig dat ze overweegt om het huis van Pakize in te ruilen voor een ander verblijfhuis, maar doet dat helaas niet. De journaliste krijgt in het huis van de zwijgende weduwe last van honderden bultjes op haar lijf. Het wordt zo erg dat ze halsoverkop naar de stad moet liften voor behandeling. De artsen houden het op een allergie. Ondanks alles blijft Geerdink telkens terugkeren naar het huis van Pakize, waar de allergie alleen maar erger wordt. Maar Pakize zwijgt hardnekkig en zo krijgt De jongens zijn dood geen kans om op te bloeien.
Fréderike Geerdink, De jongens zijn dood: Een journalistieke reis naar de kern van de Koerdische kwestie in Turkije. Spectrum, 272 blz., € 19,99
Brusseprijs
De Brusseprijs, de jaarlijkse prijs voor het beste Nederlandstalige journalistieke boek, is een initiatief van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. De genomineerden voor de Brusseprijs 2015 worden in deze Dichters en Denkers besproken.
De prijs wordt uitgereikt op 4 juni op de Avond van de Bijzondere Journalistiek, waarop ook het 25-jarig bestaan van het Fonds BJP wordt gevierd. Met bijdragen van onder anderen Geert Mak, Annejet van der Zijl, Frank Westerman en John Jansen van Galen. De presentatie is in handen van Stephan Sanders. Diezelfde avond wordt ook de Lira Correspondentenprijs – voor de beste freelance buitenlandcorrespondent van 2014 – uitgereikt aan Remco Andersen (de Volkskrant). Groene-medewerkster Monique Samuel kreeg de aanmoedigingsprijs voor de beste buitenlandcorrespondent tot dertig jaar.
Na afloop is er een borrel en muziek van deejays Vic van de Reijt en Ron Tebbens.
Donderdagavond 4 juni, Concertzaal Tolhuistuin Amsterdam, Ontvangst vanaf 19.30 uur.
Aanvang programma 20.00 uur, toegang is gratis. Aanmelden voor 27 mei
o.v.v. ‘Avond van de Bijzondere Journalistiek’
Beeld: Een vrouw rouwt op het graf van een van de Koerdische mannen die door een luchtaanval van het Turkse leger gedood werden. Begraafplaats in het dorp Gulyazi bij de stad Uludere, Turkije, 2011 (Bulent Kilic / AFP / anp)