
Het is niet Calais maar de havenstad Le Havre. Het zijn geen illegale vluchtelingen, maar hoertjes en ze willen niet weg, maar moeten weg: als straf, naar Amerika, de plek waar later juist zoveel mensen heen willen. Het is een spel van tegenstellingen en gelijkenissen, dat de Duits-Oostenrijkse regisseur Andrea Breth en decorontwerper Martin Zehetgruber spelen in het derde bedrijf van de opera Manon Lescaut uit 1893 van Giacomo Puccini.
Nu staat Puccini (1858-1924), hoe geliefd zijn werk ook is, niet bekend als een operavernieuwer en dat geldt zeker niet voor dit relatief vroege werk, waarin hij de invloeden van Wagner en Verdi met succes door elkaar mengde. Je kunt het net zo goed voorspelbaar als hartstochtelijk noemen, deze met enige moeite (door niet minder dan zeven librettisten) in elkaar gesleutelde bewerking van de roman van Abbé Prévost, die in 1731 schandaal verwekte. Een jonge vrouw, Manon Lescaut, weigert naar een nonnenklooster te gaan, laat zich door een rijke man onderhouden en kiest toch voor haar jonge minnaar, met wie zij in een Amerikaanse woestijn verzeild raakt, waar zij uiteindelijk aan dorst en uitputting sterft.
Breth heeft laten zien dat zij een intellectuele regisseur is, bij dno eerder met een sterk antikapitalistische De speler van Prokovjev en een heel psychologische Macbeth van Verdi, die draait om een leeg kinderbedje.
Jammer genoeg weet zij niet zoals Pierre Audi een lege ruimte te creëren waarin wij zelf van alles kunnen invullen en haar beelden zijn ook niet zo sterk als die van een Willy Decker dat de opera zich daar naar lijkt te schikken. Maar het is zeker begrijpelijk dat zij probeert een eigen draai te geven aan het melodrama van Puccini. Zij begint met het einde, het beeld van de stervende Manon in de woestijn en laat de opera zien als een serie herinneringen. Het is alleen niet zo overtuigend uitgewerkt, want nu zien we in elk bedrijf heuvels wit zand met daaromheen ook nog eens steriele witte muren. Lichtontwerper Alexander Koppelmann liet verstek gaan om hier wat meer sfeer te creëren en ook de achttiende-eeuwse kostuums van de tijdens het maakproces gestorven Moidele Bickel wekken meer vervreemding dan betekenis op.
Muzikaal was het allemaal goed in orde, met het Nederlands Philharmonisch Orkest onder de Duitse dirigent Alexander Joel en vooral Eva-Maria Westbroek met haar warme, stralende, expressieve sopraan. Al was het jammer dat ook zij, kruipend en liggend in het zand, haar rol in de eerste bedrijven niet zo overtuigend kon spelen.
Toch is het sterk overdreven om, zoals sommige recensenten doen, nu direct maar het einde van het regisseurstoneel af te kondigen. Zoals het ook raar klinkt als Breth al bij voorbaat zegt dat de mensen die boe roepen zijn omgekocht ‘en ik weet wel door wie’. Het is eerder zo dat we in Nederland niet gewend zijn een intellectuele discussie over een operaregie te voeren en het premièrepubliek graag weer eens ouderwets ‘boe’ roept. Het is immers opera.
Manon Lescaut van De Nationale Opera is t/m 31 oktober te zien in Nationale Opera Ballet, Amsterdam; operaballet.nl
Beeld: Eva-Maria Westbroek als Manon en Stefano La Colla als Il Cavaliere Renato des Grieux (Bernd Uhlig)