‘Ik had’, noteert Calder, ‘een zeer sensitieve roman van Harry Mulisch, Two Women, over een relatie tussen twee vrouwen, die altijd werd afgewezen “omdat geen man vrouwen goed genoeg kan begrijpen om over ze te schrijven”.’ Calder verzon een list. Hij vertrouwde de dames van de boekwinkel toe dat Harry eigenlijk Harriët heette, want voor een vrouw was het heel moeilijk om in Nederland te worden gepubliceerd. De feministen sloegen het boek in en verkochten honderden exemplaren. ‘Het “geheim” dat zij hadden gezworen te bewaren’, concludeert Calder, ‘was natuurlijk over heel Los Angeles verspreid.’

De anekdote – opgetekend door Onno Blom in zijn nawoord over de ontstaansgeschiedenis van het boek – is tekenend voor de roman, die van begin af aan bewondering heeft geoogst en verwarring heeft gezaaid. Op het moment dat een schrijver die zo bekendstaat als rokkenjager dat zelfs de Herald Tribune een berichtje plaatst over het feestje dat hij hield om zijn duizendste verovering te vieren, een roman publiceert met de titel Twee vrouwen denk je aan een mannelijk personage met twee minnaressen, en niet aan een liefdesrelatie waarbij mannen buiten spel staan. Mulisch laat de lezer ook pagina’s lang in de waan dat de ik-verteller een man is. Tot diep in de nacht in je werkkamer zitten en in je eentje een fles wijn drinken, zoals beschreven op de eerste bladzijde – je denkt niet onmiddellijk aan een vrouw. Mulisch speelt geraffineerd met de identiteit van zijn personage; dat kan man en vrouw zijn, is in ieder geval androgyn, het kan van mannen en vrouwen houden, is ongrijpbaar.

Twee vrouwen verscheen in 1975, het jaar van de vrouw, toen het feminisme hoogtij vierde en de man inmiddels ook in literair opzicht als ‘male chauvinist pig’ was geïdentificeerd. Het heet dan ook dat Nederlandse feministen woedend waren dat Mulisch zich met botte mannenpen aan zoiets fijnzinnigs als de lesbische liefde had gewijd. Die woede is waarschijnlijk apocrief, want behalve een opiniestuk uit de Volkskrant van Hanneke van Buuren (‘Mulisch wordt – in dit boek althans – bewogen door een intense haat voor de vrouw als soort’) is in de archieven niets te vinden. Maar gewaagd was het wel, ook al omdat homoseksualiteit toentertijd heel wat minder geaccepteerd was dan nu.

Inmiddels is de tragische liefdesroman klassiek en heeft de CPNB na Dubbelspel van Frans Martinus Arion en De gelukkige klas van Theo Thijssen voor dit sleutelwerk uit Mulisch’ oeuvre gekozen als cadeautje aan lezend Nederland: vanaf vrijdag 17 oktober kan het gratis bij de openbare bibliotheek worden verkregen. Het is een gelukkige keuze, want de compacte roman vertelt over een stormachtige liefdesgeschiedenis waaronder grote thema’s schuilgaan. Het is Mulisch’ eerste boek volgens zijn zelfbenoemde procédé ‘het ingewikkelde eenvoudig verteld’: het ogenschijnlijk simpele verhaal is gebaseerd op de Orpheus-mythe, de liefdesgeschiedenis bevat nogal wat parallellen met het kunstenaarschap, er zijn talloze verwijzingen te vinden naar de onderwereld, het schiet heen en weer tussen verschillende tijdlagen, en zo veel meer. Twee vrouwen is, kortom, uitermate geschikt voor de literatuurles, op school of in leesclubs. Daarvoor kunnen lezers ook te rade bij Marita Mathijsen, van wie tegelijkertijd Twee vrouwen en meer verscheen, een informatieve maar ook wat schoolse leeswijzer voor wie alle toespelingen in de roman wil kunnen plaatsen.

Maar bovenal is Twee vrouwen een van Mulisch’ meest gevoelige en ontroerende romans. Aan Onno Blom biechtte Mulisch op dat hij aanvankelijk wilde schrijven over een man en een vrouw, vanuit het perspectief van de man, maar de tragedie kon zich zo niet voltrekken. Totdat hem plotseling inviel dat de man een vrouw moest zijn (‘hij is een vrouw’ staat er in de kantlijn van het manuscript). Toen ontrolde zich het hele drama: ‘Ik wist op slag: die jonge vrouw gaat een kind halen voor haar vriendin bij haar ex-man en dat loopt verkeerd af.’

Dat de ik-figuur, Laura, oorspronkelijk een man was, maakt misschien dat zij zo’n overtuigende vrouw is. Zoals Flaubert zei: ‘Madame Bovary, c’est moi’, en zo een van de mooiste vrouwenfiguren in de literatuur creëerde, zo schetste Mulisch een van de meest overtuigende lesbische liefdes. In de jaren zeventig was de tijd net voorbij dat homoseksualiteit de liefde was die haar naam niet mocht spreken. Het diepsombere gesmacht van de ‘eenzamen’ en zij die ‘anders waren dan anderen’ had in de literatuur plaatsgemaakt voor blijmoedig gelijkgeslachtelijke vrijpartijen, goedgekeurd door de Nederlandse Vereniging van Feministen. Bij Mulisch is er geen getob en geen gejubel; hij beschrijft een liefde die dicht bij hemzelf staat en die daardoor des te overtuigender is. Dat geldt ook voor het verlangen naar een kind dat altijd een tragische dimensie geeft aan de liefde tussen twee mannen of twee vrouwen. Verliefdheid, verlangen, liefdesverdriet, wanhopige verlatenheid – ook bij herlezing grijpt Twee vrouwen je weer naar de keel.