
Veruit het mooiste filmpje van Badr Hari dat YouTube heeft te bieden, laat niet eens een gevecht zien. Het duurt drieënhalve minuut en heet Badr Hari Emotional Entrance. Het heeft slechts 89 duizend views, maar het is glorieus, iets om bij Zomergasten te laten zien, al is het moeilijk te bedenken wat je er precies over kunt zeggen.
In de video maakt Badr zijn entree in de arena voor een kickbokswedstrijd. Normaal gesproken zijn dat de momenten waarop keiharde hiphop wordt gedraaid, en Badrs team schreeuwend en hypend om hem heen springt. Nu klinkt er geen hiphop, maar een sentimentele synthesizer. Badr komt uit de coulissen, hoog boven de tribunes, en blijft zichtbaar voor iedereen stilstaan. Zijn wangen lijken nat. ‘Gwenette Forever’ staat er op zijn T-shirt. André Hazes klinkt over de synthesizer heen: ‘Ik heb veel genoten, maar ook veel gehuild / leef m’n eigen leven / maar dat zal me echt nooit spijten.’ Badr knikt, hij bevestigt de teksten van Hazes. Zijn team staat stemmig om hem heen. Als Hazes zingt: ‘Maar het was leven / zoals ik toen wou / daar had ik voor gekozen’, klopt Badr met zijn grote rode bokshandschoen op zijn hart.
Als hij de grote showbizztrap afdaalt richting ring – aan weerzijden staan danseressen in witte toga’s, Vestaalse maagden – begint hij mee te zingen:
Ik kijk nu terug, en toch heb ik geen spijt
Het waren mooie jaren
En dan, onderaan de trap, werkt Hazes naar zijn uitsmijter toe, en Badr zingt mee, uit volle borst, ogen dicht, wangen nu echt nat, hij steekt zijn armen ver de lucht in:
Ik leef mijn leven zoals ik dat wil,
ik bemoei me toch ook niet met een ander.
Ik leef mijn leven zoals ik dat wil,
laat mij nu gaan voordat ik toch verander.
Als hij bij de ring aankomt, buigt hij voor een vlug gebed en stapt hij door de touwen heen, ready to rumble.
Afgaande op de YouTube-comments verwijst Badrs T-shirt naar Gwenette Martha, een vriend van hem. Martha groeide op in Amsterdam-Oost en speelde in zijn jongere jaren een periode bij de jeugdopleiding van Ajax, voordat hij het criminele circuit in ging. Op 22 mei 2014 werd hij in Amstelveen geliquideerd, er werden meer dan tachtig kogelgaten in zijn lichaam aangetroffen.
‘Sommige rechercheurs staan opvallend opgewekt op de plaats delict’, schrijven misdaadjournalisten Wouter Laumans en Marijn Schrijvers hierover in Mocro Maffia. ‘Het is meteen duidelijk dat niet iedereen zal rouwen om Gwenette. Eén steekt lachend zijn duim op als een collega arriveert en wijst naar het slachtoffer.’
Opeens is Badr Hari weer terug van weggeweest – eerst zat hij in de gevangenis, daarna een tijdje in Marokko. Nu zat hij bij Beau van Erven Dorens aan tafel, om aan te kondigen dat Videoland deze maand een documentaireserie zal uitzenden over de voorbereiding op zijn gevecht tegen regerend wereldkampioen Rico Verhoeven, op 21 december. Het is het gevecht van de eeuw, zoals er elk weekend wel ergens ter wereld een gevecht van de eeuw is.
Badr Hari zat er goedaardig bij, in een kakikleurig vest, met een snelle glimlach. Een nieuwe man, introspectiever dan ooit. Vroeger was zijn motivatie heel oppervlakkig, vertelde hij: ‘Als ik vocht en ik won, wilde ik een nieuwe auto kopen. Als ik nu vecht, ben ik echt aan het vechten voor de toekomst van mijn kinderen. Daar zit zoveel kracht in, die motivatie die je put uit je kinderen. Dat is onverslaanbaar.’
Alles staat of valt bij die onverslaanbaarheid. Als hij opnieuw van Rico Verhoeven verliest – in 2016 vochten ze eerder tegen elkaar – is de comeback voorbij. Dan heeft hij nog wel een contract voor een aantal andere gevechten, maar zal elke wedstrijd zich afspelen in de schaduw van Verhoeven en een B-wedstrijd zijn. Als hij wint daarentegen, is hij een grotere naam dan hij ooit was en kunnen we ons gaan opmaken voor een nieuwe, lange mediahype. Want dat is Badr nog meer dan een vechter: een hype, een magneet voor roddel- en misdaadbladen, een naam waar niemand neutraal tegenover staat.
Overigens, in de persconferentie met Verhoeven vorige maand was hij een stuk minder vriendelijk. Hij zat erbij als een puber die moest nablijven en begon na een tijdje vervelend te doen tegen Verhoeven – die actief is voor verschillende goede doelen, soms CliniClown speelt, reclame maakt voor gezond eten en journalisten professioneel te woord staan.
‘You talk too much’, beet hij Verhoeven toe.
‘You talk too little’, zei Verhoeven terug.
Daarna hield Badr het wel weer voor gezien.
Wat je moet weten over Badr Hari is dat hij 120 partijen vocht, waarvan hij er 106 won, 92 door knock-out. Omgekeerd verloor hij er dertien, negen door knock-out. Twee keer werd hij gediskwalificeerd omdat hij zijn tegenstander bleef trappen terwijl die op de grond lag. Hij weegt 115 kilo, is 1,99 meter lang. Zijn naam betekent ‘Volle maan’.
Leon de Winter schreef eens dat Badr Hari een ‘parel voor de samenleving’ zou kunnen worden, en daar had hij niet helemaal ongelijk in, zolang je die clausule ‘zou kunnen worden’ niet uit het oog verliest. Hij werd geboren in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam-Oost, op 8 december 1984. Zijn moeder was schoonmaakster, zijn vader werkte bij de plantsoenendienst. Door een groeispurt van dertig centimeter in een jaar tijd was hij al snel langer dan zijn klasgenootjes, maar niet stoerder. Een beetje een buitenbeentje, dikke jampotbril, niet goed in voetbal. Hij scoorde goed op zijn Cito-toets en mocht naar een havo/vwo-brugklas op het Amsterdams Lyceum.
Als er ergens een moment in zijn leven is aan te wijzen waarop hij een parel voor de samenleving had kunnen worden, zal het toen zijn geweest. Dit was het moment voor hypothetische lyriek. Als brugklasser lette hij op in de klas, was hij geen stoorzender, trok hij zich weinig aan van anderen, maakte zijn huiswerk, was slim – op de overwegend witte school had hij, zou je zeggen, moeiteloos het opleidingsniveau van zijn ouders kunnen overstijgen.
Maar ja, als brugklasser was hij al besmet geraakt met het kickboksvirus, legt Jens Olde Kalter uit in zijn biografie BADR: De harde werkelijkheid achter Badr Hari (Prometheus, 2013). Vanaf zijn tiende zat hij al een op een kickboksschool, een op Japanse leest geschoeide kampioenenschool van oud-topvechter Mousid Akemrane: “‘Ik, sensei”, schreeuwt hij als Mousid vraagt wie er een verhaaltje wil vertellen. “Ik, sensei”, roept hij als Mousid vraagt wie er morgen wil sparren. “Ik, sensei”, roept hij als Mousid vraagt wie er een eerste wedstrijdje voor Mousid Gym wil vechten.’
Olde Kalter beschrijft de jonge Badr als een hongerig, getalenteerd vechtertje, dat niet bang is, leert van zijn fouten in de ring, maar tegelijkertijd zijn eigen zwaktes nooit helemaal de baas wordt. Hij heeft talent en wilskracht, maar mist zelfdiscipline. Het is in Olde Kalters uitleg een fatale combinatie: hij maakt van zichzelf een wapen, maar heeft daar geen controle over. Je ziet het bijvoorbeeld terug in zijn gevecht met Hesdy Gerges in 2010: vanuit een strategische, afwachtende positie, met zijn rug tegen de touwen, komt hij met een-twee-drie-vier klappen links en rechts hard en gedecideerd door Gerges’ aanval heen, werkt hem tegen de grond, en dan, terwijl hij al zo goed als gewonnen heeft, trapt hij Gerges na op zijn hoofd. Diskwalificatie. De winst was al van hem, maar hij verpest het. Het is deze instelling die buiten de ring onherroepelijk culmineert in een reeks vriendinnen die tegen het behang wordt gemept, portiers die omver worden geslagen, ruzies in cafés en beroemde sporters en mensen uit het uitgaanscircuit die worden afgeperst.
In Big Mike: Hoe Mike Passenier de bekendste kickbokstrainer ter wereld werd van Wilson Boldewijn (Just Publishers, 2019) beschrijft Mike Passenier Badr Hari als een vechter die kritiek niet verdraagt. En die bijna elke vorm van advies opvat als kritiek. Alle vooruitgang gaat indirect: hij verwerpt strategisch advies maar past het vervolgens toch toe. Over de vechtpartijen en mishandelingszaken rond Badr is Passenier stoïcijns: ‘Je wint samen en je verliest samen’, zegt hij. ‘Ik heb daardoor een hele hoop troep over me heen gekregen. Maar ja, dat hoort erbij.’

Jens Olde Kalter is minder stoïcijns over de mishandelingen. Zijn biografie is een vorm van teleologische geschiedschrijving, alsof er nooit een andere uitkomst mogelijk zou zijn geweest. Het hele verhaal stuwt toe naar de Sensation White van 2012, toen Badr en een groepje vrienden in skybox 233 zakenman Koen Everink naar zo’n beetje alle afdelingen van het ziekenhuis trapten.
Dit was ook het moment dat Leon de Winter, miljonair te Bloemendaal, zich roerde in de kolommen van Elsevier: ‘Zijn aanwezigheid verstoort de mannelijke pikorde. Alle alfamannetjes raken van streek als Badr binnenstapt. En dat betekent dat er mannen zijn die hem uitdagen, zeker als ze gezopen en gesnoven hebben (wat had slachtoffer Koen, een getrouwde man, ’s nachts om half vier in de Arena te zoeken, en wat zat er zoal in zijn bloed?)’
Leon de Winter! De auteur van Kaplan! Alsof hij schrijft; ‘Wat had juffrouw X, een getrouwde vrouw, ’s nachts om half vier in het Vondelpark te zoeken, en waarom droeg ze zo’n kort rokje?’
Op basis van Olde Kalters beschrijving zaten er vooral bacardi-cola’s in Everinks bloed. Een stuk of tien. Hij struinde lekker door de ArenA, danste wat, kwam een mooi Belgisch meisje tegen, begon een beetje met haar te zoenen, en liep toen een verkeerde skybox in. Badr zat er, zijn nieuwe vriendin Estelle Gullit (née Cruyff) en nog wat vechtsportfiguren die het op datzelfde mooie meisje hadden voorzien. Volgens Olde Kalter is het een kwestie van ‘de vrouw tongzoenen die met de straatjongens mee op pad is, maar dan in hun huiskamer’. Toen Everink naar de wc liep, werkte Badr het barmeisje in de skybox de deur uit. Iemand ging op de uitkijk staan. Zodra Everink de wc uitkwam begon de groep op hem in te beuken. Bloedend gooiden ze hem de gang op, ‘opkankeren, kankergek’, neus, jukbeen, oogkas gebroken, zijn voet zat alleen nog door zijn huid aan zijn onderbeen vast. Of zoals Leon de Winter het zou verwoorden: de mannelijke pikorde was weer hersteld.
In zijn autobiografie legt Badr het net wat anders uit. Het lag niet aan het mooie meisje, maar aan dat Nederlandse meisje, de ex van Ruud Gullit, Estelle: ‘Ik ben beledigd; hij had een opmerking tegen Estelle gemaakt van “Is het geld van Ruud op?” Toen heeft hij van mij een klap gehad – dat had ik natuurlijk niet moeten doen – en daarna hebben anderen hem nog meer klappen gegeven.’
Badr Hari: Mijn verhaal (Kosmos Uitgevers, 2014) is het verhaal van iemand die zegt zich niet te willen verantwoorden, maar dat toch 208 bladzijdes lang doet. ‘Of ze me nou The Golden Boy, Bad Boy of The Devil Prince of Morocco noemen; het zal allemaal wel. Ik wil dat advocaten, dochters, straatjongens, rechters het gaan lezen en concluderen dat deze jongen écht van een andere planeet komt. Ik weet dat dat zo is, ik voel dat. Ik woon alléén op die planeet. Het is altijd feest en nooit negativiteit.’
Biograaf Jens Olde Kalter komt een paar keer voorbij: ‘Voor die gozer is Badr even zijn five minutes of fame.’ Andy Warhol gunde iedereen nog vijftien minuten beroemdheid, Badr haalt er daar tien vanaf. (We kunnen alleen maar uitzien naar de dag dat een volgende grote geest ook die laatste vijf uitgumt, en we allemaal weer in tevreden anonimiteit onze bloemkool koken.)
Badr heeft het over zijn vriendinnen, exen en kinderen (‘Ik ben niet zo van abortus’), zijn helden en zijn inspiratiebronnen (‘Ik heb ooit eens, toen ik vastzat, een interview met Prins Bernhard bekeken. Wat mensen over me schrijven, maakt me niets uit, zei hij. Het enige waar ik mij druk over kan maken, is als ze onwaarheden over mijn familie schrijven. Hé, dacht ik, dat heb ik ook!’). Hij heeft het over zijn vrienden, onder wie opvallend veel beroemde sporters zitten (‘Cristiano Ronaldo en ik bellen elkaar dagelijks’) en grote en kleine criminelen (‘Vrienden zijn gewoon vrienden, ook al zijn het criminelen’). Hij legt uit hoe zijn beroep geen momenten van reflectie, spijt of een zwaar geweten toestaat: ‘Op school krijg je eerst een les, daarna een toets. In het leven is het andersom.’ Als je op bol.com de boeken over Badr Hari bekijkt, staat er onderaan de pagina: ‘Vaak samen gekocht met’ en daar geeft bol.com de volgende opties: Cristiano Ronaldo: De biografie van Guillem Balagué, Mocro Maffia van Laumans en Schrijver en Judas van Astrid Holleeder.
Je kunt meerdere ideeën loslaten op de positie die Badr Hari inneemt in de collectieve symboliek van Nederland. In zekere zin is Badr, om het even zo te zeggen, de ultieme Marokkaan. Dat wil zeggen, de Marokkaan in zijn meest gestereotypeerde verschijning: slingerend op een scooter, dure sneakers, bontkraag, capuchon omhoog zodat je zijn gezicht niet kunt zien, nooit alleen, altijd rondhangend op levenloze plekken tijdens kantooruren, hard lachend, pikt niks, snel beledigd, losse handjes, sprekend met niet zozeer vreemde klemtonen als wel zo dat sommige lettergrepen twee keer harder worden uitgesproken dan anderen. Op-KAN-keren, KAN-kergek.
Dit is uiteraard het clichématige angstbeeld dat De Telegraaf en politici als Wilders hanteren, de ‘straatterrorist’, of dat andere woord, dat Rob Oudkerk gebruikte. Je moet erbij zeggen dat er tienduizenden jongens in Nederland rondlopen met een Marokkaanse achtergrond die hun best doen, die het gedrag van een deel van hun demografische groep niet zou moeten worden aangerekend – zoals het mij ook niet wordt aangerekend als een groep West-Friezen een kermis kort en klein slaat. De grootste ironie wanneer je Mocro Maffia van Laumans en Schrijver leest, is dat het merendeel van de criminelen niet eens Marokkaans is: ‘Mocro’ en ‘Maffia’ allitereren alleen zo mooi. Zo worden stereotypen gedachteloos in stand gehouden.
Maar het beeld beklijft. Hoewel de misdaadcijfers omlaag gaan, blijft het gevoel van onveiligheid groeien. De roep om ‘meer blauw op straat’ vindt telkens weer vruchtbare aarde, omdat mensen zich simpelweg minder veilig voelen op straat – en dat angstbeeld van opgefokte jongens met capuchonjassen is daar ongetwijfeld debet aan. Mark Rutte liet zich eens iets opvallends ontglippen, jaren geleden, in een debat bij Buitenhof. Toen Anil Ramdas hem toebeet dat het vvd-verkiezingsprogramma discriminerend was, omdat het buitenproportioneel zou willen bezuinigen op cultuur- en sportprojecten in multiculturele wijken, beet Rutte terug dat ‘kickboksles geven aan Marokkanen’ er alleen maar toe zou leiden dat ze ‘je nog beter in elkaar kunnen trappen’.
Had Rutte Badr in gedachten?
Als je in dat anti-sentiment verkeert, kun je Badr een heldere positie geven, als de man you love to hate, of misschien de man you need to hate. Kijk maar eens wat er over hem wordt getwitterd wanneer hij bij Beau aan tafel zit. Hij functioneert als een uitlaatklep: door de jaren heen is zijn gedrag zo buiten alle morele proporties geweest, dat je zonder enige terughoudendheid kunt praten over wat een klootzak hij is, een proleet, een afperser, een vrouwenmepper – en omdat Badr symbool staat voor de ultieme Marokkaan, kun je je zo afreageren op de hele bevolkingsgroep zonder van racisme beschuldigd te worden. Al die bontkraagjes die in het park rondhangen en die je eng vindt, al die opgefokte gasten op scooters die je afsnijden, die jongens die zitten te gillen in de bioscoop en waar je niks van durft te zeggen. Je weet dat De Telegraaf en Wilders handelen in racistische stereotypes en dat je niet in stereotypes moet denken, maar nu worden al die stereotypes ineens onmiskenbaar waargemaakt, vleesgeworden in een enkel individu: Gooi hem in de cel, neem zijn paspoort af, trap hem het land uit. Over Badr mag je het zeggen. Hem mag je wel zonder enige nuance of reserve verachten. Hij leeft het stereotype. In hem kun je al je frustraties stoppen. Badr is meer dan Badr: hij is een hyperrealiteit.

Omgekeerd gaat er ook een aantrekkingskracht uit van die buiten-de-norm-positie. De vele mediafiguren die graag tegen Badr aanschuren, willen zich tot hem verhouden, zoals talloze mediafiguren zich bijvoorbeeld ook graag met Willem Holleeder inlieten. Wat Leon de Winter in zo’n Elsevier-column doet, is een klassieke apenrotsmanoeuvre: hij duwt het slachtoffer verder omlaag door geen medelijden te tonen, waardoor hij op dezelfde trede als Badr Hari komt te staan.
En dat buiten de norm staan kan een aantrekkingskracht uitoefenen op anderen die vaak genoeg door de norm benadeeld worden. Met andere woorden: de Marokkaans-Nederlandse jongeren die door het stereotype van de ‘straatterrorist’ zelden het voordeel van de twijfel krijgen en het moeilijker hebben bij sollicitaties en woningbouwverenigingen. En die met veel minder kunnen wegkomen bij docenten en agenten.
Tupac zei ooit dat als hij over straat loopt en ziet dat de mevrouw die hem tegemoet loopt haar handtasje strakker tegen zich aanklemt, hij daardoor dat handtasje juist wil stelen. Mensen voegen zich naar het beeld dat anderen van hen hebben. Kun je het een jongen uit een arme wijk kwalijk nemen dat hij opkijkt tegen een jongen uit precies zo’n zelfde wijk, die met precies dezelfde vooroordelen opgroeide, en zichzelf omhoog heeft geknokt naar een plek waar hij vrienden is met Crissie Ronaldo en op een scooter door Amsterdam-Zuid crosst alsof het zijn persoonlijk grondgebied is? Als hij zo rijk en beroemd is, dan moet hij iets goed doen, toch?
Precies deze jongens waren er in 2016 bij toen Badr voor het eerst tegen Rico Verhoeven vocht, in Oberhausen. De waarde van dat gevecht zat niet in het gevecht – dat was in de tweede ronde voorbij, nadat het amper van de grond was gekomen; Badr blokte een trap van Verhoeven en blesseerde daarbij zijn arm – maar in de fans.
De entree is, als je nu terugkijkt, interessanter dan het gevecht. Als Verhoeven opkomt, kijkt het publiek er amper van op, terwijl hij toch echt een monument is om te zien: 119 kilo uit Bergen op Zoom, een plat, vriendelijk gezicht met dikke wenkbrauwen, een bovenlichaam dat eruitziet alsof wanneer er een Mercedes S-Klasse tegenaan zou botsen geen van de inzittenden het zou overleven. Hij heeft de bijnaam ‘de Marokkanensloper’ omdat hij al eens wat vechters met een Marokkaanse achtergrond heeft verslagen – maar daar wil hij niets van weten. Hij respecteert iedereen, zegt hij.
Als Badr daarentegen de tunnel uitkomt, is het publiek niet meer te houden. Deze keer geen Hazes, maar een keiharde mix waarbij je Badr Badr Hari / Badr Badr Hari / Badr Badr Hari / He’s a bad boy in een loop hoort. Met een dubbele haag beveiligers loopt hij tussen het schreeuwende publiek door. Opeens lijkt Badr te zwenken, alsof hij zich verstapt. Fans springen tegen de beveiligers aan om dichterbij hem te komen, die op hun beurt weer tegen Badr aanstoten. Op zijn gezicht is niks te zien, maar je hoeft nauwelijks te kunnen liplezen om te zien dat zijn naaste beveiliger verbeten een serie ziektes bij elkaar vloekt.
Als Badr de ring inklimt, doen zijn fans dat ook. Het is chaos: eerst zijn het er tien, binnen een paar seconden staan er vijftig of honderd. Ze dragen capuchonjassen en Burberry-petjes. Ze hangen over de touwen, er wordt met de rode Marokkaanse vlag gezwaaid, de beveiligers duwen hen terug, maar ze weten van geen wijken. Het publiek schreeuwt zo hard het kan, het team van Rico stapt de ring in om als menselijk schild voor hem te staan. Beveiligers delen klappen uit, maar het lijkt niets uit te maken, de groep wordt niet kleiner, de touwen lijken zo ver door te zakken dat ze op breken hebben moeten staan.
He’s a bad boy.
Veel fans staan met hun rug naar Badr toe: ze kijken namelijk naar de camera op hun mobiele telefoon en proberen zichzelf met Badr op de achtergrond in een selfie te vangen. Een dunne jongen glipt door de touwen heen, staat juichend in de ring, tot een van Badrs mannetjes hem hardhandig er weer aan de andere kant uitgooit. Zijn Burberry-petje valt af en blijft liggen, de scheids schopt het de ring uit.
Als je het fragment terugkijkt valt je in de chaos vooral Badr zelf op. Hij is volkomen onaangedaan. In de ring kijkt hij alleen naar Rico, met een volkomen blanco gezichtsuitdrukking, hij merkt zijn fans niet eens op. Hij is op zijn eigen planeet. Het moet een speciaal soort talent vergen om te kunnen leven in het oog van de orkaan, om de stormschade om je heen niet eens waar te nemen.
En ik weet trouwens wel waarom ik het filmpje van Badr Hari’s entree op Hazes’ Ik leef mijn eigen leven zo fascinerend vind: omdat ik het niet anders kan zien dan als kitsch, als nepsentiment. Als het aan mij ligt, is het een gevalletje van wat Milan Kundera ‘de tweede traan’ zou noemen: de eerste traan huil je uit emotie, de tweede omdat je zo geraakt ben door je eigen emotie. Dat maakt kitsch tot kitsch en ik kan me niet anders voorstellen dan dat je zulke tranen bij Hazes alleen huilt omdat je ze wilt huilen: je wil die ontroering en dus is die nep.
Maar Badr zal waarschijnlijk niet van Kundera hebben gehoord. Voor hem is het geen kitsch, maar echt. Er zit geen enkele dubbelzinnigheid in. Hij hoort Hazes en voor hem gaat dat oprecht over zijn eigen leven. Die ondubbelzinnige echtheid is natuurlijk wat ons aantrekt in sport.
Ons dagelijkse leven is diffuus, winst en verlies zijn tegen elkaar weg te beargumenteren. Dat je collega die promotie krijgt en jij niet, komt vast doordat hij bij dezelfde studentenvereniging zat als je baas. Je broer heeft dan wel een sportauto van zijn bonus gekocht, maar jouw baan is intrinsiek ongetwijfeld veel waardevoller. Dat dat ene boek veel beter verkoopt dan het jouwe komt natuurlijk omdat dat van jou veel literairder is, en complex. Zoiets.
Sport staat die interpretaties niet toe. Er zijn geen slagen om de arm. Wie het eerst over de streep komt, komt het eerst over de streep. Het is winnen of verliezen, kampioen of knock-out. Zo zullen de fans ook naar Badr kijken: hij is beroemd, hij is rijk, hij is vrienden met Cristiano Ronaldo. Geen ambiguïteit. Misschien dat je dan zijn strafblad over het hoofd ziet, of dat hij zijn verjaardag vierde met Ramzan Kadyrov, de president van Tsjetsjenië die onder meer vrouwen en homo’s onderdrukt en vervolgt. Maar daar ging het aan de RTL-tafel van Beau ook niet over. Marco van Basten zat er, om het over zijn autobiografie te hebben en nog eens zijn excuses te maken voor zijn Sieg Heil-grapje.
Want dat was toch wel echt fout.