De duivel komt langs en veroordeelt hem en zijn bemanning tot een gruwelijk noodlot: jullie zwerven voor eeuwig tussen dood en leven, eens in de zeven jaar mag de schipper het vasteland betreden, om daar binnen een paar uur een vrouw te zoeken die hem eeuwige trouw belooft tot aan de dood. Pas daarna zijn jullie verlost. In Constantinopel laat de schipper zich vereeuwigen door een schilder. Dat portret komt in handen van het meisje Senta, die - hoewel al verloofd, in het originele verhaal met ene Erik, hier met een dichter, Jonathan geheten - verliefd wordt op de afbeelding van de door het noodlot geteisterde schipper. Senta ontmoet de afgebeelde schipper en belooft hem eeuwige trouw. Maar haar dichter zit Senta op de hielen. En net als ze de zeven beroerde jaren heeft doorstaan, kust de dichter zijn gedroomde Senta. De ‘Vliegende Hollander’ kijkt toe. Zijn plan valt in duigen. In het oorspronkelijke verhaal - door Richard Wagner tot een opera verwerkt - stort Senta zich vervolgens in de golven, waarna de schipper is verlost van zijn duivelse doem. In deze bewerking van het verhaal verwordt Senta tot een soort Jomanda-aan-de-zee, een genezeres die een hoop in huis heeft voor eenlingen met een kwaal. Nét als de klanten in rijen van tien staan te wachten op genezing wordt Senta uit de wereld van het grote geld gevist. Jawel: door de ‘Vliegende Hollander’ met zijn anker.
Ondertussen hebben we in deze bewerking van het sprookje al moeten meemaken dat het arme meisje Senta leeft in een modern landschap - beheerst door een groot hotel waarvan de voorpui eruit ziet als een cinemascope-bioscoop. De fundering is echter verrot, een feit waarover we continu worden geïnformeerd door de bouwer van het hotel, een 87-jarige geile oudere jongere, die denkt dat hij nog een flink stuk in de rondte kan neuken, en die ook verder zijn kortzichtige inzichten met veel geschreeuw over het speelvlak bazuint. Het hotel stort uiteindelijk in en het zwangere zusje van Senta, Elisa, komt daarbij om het leven.
Dit is ongeveer wat ik heb begrepen. Daar was overigens aardig wat moeite voor nodig, want aan de voorstelling is vaak geen touw vast te knopen. Veldman heeft, ook na lezing van de tekst, mijns inziens prutswerk afgeleverd - een plotlijn die rammelt als een skelet in de wind, magere dialogen doorspekt met rijmelarijen die klinken als de prullaria van een. Het voornaamste probleem is dat er geen spoor te ontdekken valt van een geoliede vertelling. Het stuk als ding, als machine loopt niet, en voor zover het loopt komt het nauwelijks vooruit. Dat is op dit grootste podium van Nederland dodelijk - je hebt ten overstaan van een publiek van zo'n tweeduizend zeer uiteenlopende mensen (onder wie velen die vrijwel nooit naar theater gaan) een verhaal van een grote epische kracht nodig. Die kracht heeft Jan Veldman niet in huis. En dan beginnen de problemen. De Vliegende Hollander wil namelijk maar niet vliegen. (Wordt vervolgd.)
- De parel van de rondreizende theaterkaravaan De Parade uit 1997 is deze zomer opnieuw te zien: Valse wals, een intieme voorstelling waarin een serveerster verliefd wordt op een ruwe zeebonk. Ria Marks en Titus Tiel Groenestege spelen Valse wals nog vijf avonden op De Parade in het Martin Luther King Park, in de Amsterdamse Rivierenbuurt naast de Utrechtsebrug, van 5 t/m 9 augustus, vanaf 21.30 uur, vier keer per avond. Informatie bij de VVV en het AUB.