
In tijden van crisis leer je de mensen pas echt kennen, ook jezelf. Wat je om je heen ziet – en bij jezelf – is niet altijd aangenaam. Zelden ben ik zo kwaad geweest, zal ik maar meteen erkennen, als vorige week tijdens het Kamerdebat over de coronacrisis. Ik heb lopen vloeken en stampen door mijn huis. Bij deze excuses aan mijn buren.
Het eerste deel van het debat had ik nog gevolgd vanaf de perstribune in de Tweede Kamer, keurig op afstand van mijn collega-journalisten. Dat pvv-leider Geert Wilders en Thierry Baudet van Forum voor Democratie de coronacrisis zouden gebruiken voor hun eigen politieke gewin lag geheel in lijn der verwachting. Zij weten het beter en twijfelen niet aan het eigen gelijk, zelfs niet in deze onzekere tijden.
Baudet bespeelde via zijn kritiek vooral zijn fans uit de agrarische sector. Het kabinet baseert zich, net als tijdens de stikstofcrisis, vooral op adviezen van het door de boeren vermaledijde Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Herinnert u zich nog dat de boeren de rivm-medewerkers neerzetten als moordenaars? Elke keer dat Baudet aan de interruptiemicrofoon zijn eigen gelijk had staan spuien, was het eerste wat hij deed als hij terug was bij zijn Kamerzetel zijn telefoon pakken om te kijken wat zijn teksten op social media hadden gedaan.
Het antwoord van de regering volgde ik dus thuis. Minister-president Mark Rutte kreeg weliswaar kritiek op zijn toespraak en de misverstanden over de groepsimmuniteit die daardoor waren ontstaan, maar kritiek glijdt langs Rutte af, al bijna tien jaar lang. Het gevolg is dat hij ook niet echt hard wordt aangepakt. Sterker, Rutte’s souplesse wordt in deze coronacrisis geprezen. De tijdelijke benoeming van voormalig minister Martin van Rijn, lid van oppositiepartij pvda, als opvolger van Bruno Bruins is tekenend voor die soepelheid. Doel gaat voor partijpolitiek.
De toon van het Kamerdebat werd echter anders toen vvd-minister van Medische Zorg Bruno Bruins het woord kreeg. Een aantal oppositiepartijen die het coronabeleid van het kabinet steunen roken bloed. Het deed denken aan jongens op het schoolplein die haarfijn aanvoelen wie ze kunnen pesten. Meelopers zijn vaak erger dan degenen van wie je het verwachtte.
GroenLinks-leider Jesse Klaver en SP-Kamerlid Maarten Hijink waren die schooljongens, ze vielen aan. Keihard, zonder oog voor de ingewikkelde realiteit waarin nu moet worden gewerkt door het kabinet. Zonder zich af te vragen of wat ze van Bruins eisten reëel was. Wat denken die twee over hun verontwaardiging aan het adres van Bruins, nu duidelijk wordt dat mondkapjes inderdaad worden gestolen en het inderdaad complex is om aan beademingsapparatuur te komen, precies zoals de minister hun had voorgehouden.
Hun optreden was het moment dat ik echt kwaad werd. Niet pas nadat Bruins onwel werd. Je kunt kritische vragen stellen, heel goed, houd elkaar scherp, maar het is de toon die de muziek maakt. Deze muziek klonk vals.
Het Engels kent de uitdrukking: ‘If you can’t stand the heat, stay out of the kitchen’. Je zou kunnen zeggen dat Bruins dus niet tegen de hitte in de keuken kon. De stress te veel, de werkdagen te lang, en dan ook nog het mikpunt van menig Kamerlid. Dat laatste zal, naast de fysieke gesteldheid van Bruins, ook een rol hebben gespeeld bij zijn aftreden. Al was het maar omdat Rutte die pesterijen nu niet kan gebruiken.
Sinds vorige week is een cda’er verantwoordelijk voor de medische kant van het coronabeleid. Hugo de Jonge, tot nu toe minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport belast met de verpleeghuiszorg, langdurige zorg en wijkverpleging, staat nu in de hitte van de centrale keuken. Direct na het krijgen van zijn nieuwe coronataak moest De Jonge het bezoek aan verpleeghuizen verbieden.
Hoe anders is de taak van zijn collega op het ministerie van Financiën en rivaal in de strijd om het cda-partijleiderschap, Wopke Hoekstra. Die mag nu geld rondstrooien, om faillissementen, schulden, huisuitzettingen en inkomensverlies te voorkomen. En krijgt daarvoor vooral complimenten.
Vooralsnog. Want zoals we niet weten wanneer de piek van het aantal coronabesmettingen komt en wanneer de maatregelen zoals sociale onthouding en dichte scholen kunnen worden opgeheven, weten we ook niet wanneer het dal van de economische crisis is bereikt en wanneer de steunmaatregelen van de overheid niet meer nodig zijn. Ook diepe zakken raken echter een keer leeg. Maar tegen die tijd is Hoekstra waarschijnlijk óf partijleider óf verdwenen uit de landelijke politiek. Al is ook dat onzeker.
Omdat er over een jaar verkiezingen zijn, is de kans groot dat de opvolgers van de huidige ministers te maken krijgen met de evaluatie van de aanpak van de coronacrisis. Die opvolgers moeten in hun oren knopen dat het geheugen van Kamerleden kort is en de onwetendheid van nieuwkomers in het parlement groot.
Oud-voorzitter van de Gezondheidsraad, André Knottnerus, bracht in de NRC de Mexicaanse griep uit 2009 in herinnering. Ook toen was er veel onzekerheid en moest het kabinet een koers bepalen in dichte mist.
Slechts een paar maanden nadat de Tweede Kamer had aangedrongen op het massaal inkopen van het vaccin tegen deze Mexicaanse griep, vond diezelfde Kamer dat geldverspilling toen bleek dat er veel vaccin over was. De pandemie was namelijk meegevallen. Hoe het nu zal lopen, weet niemand. Wel dat het voorlopig heet zal zijn in de politieke keuken, met het nemen van complexe beslissingen.