
Ik was bezig een lang stuk te schrijven over gebeurtenissen tijdens het OKT in Heerenveen. Het Olympisch Kwalificatie Toernooi. Over Ireen Wüst en haar vriendin Letitia de Jong. En de zogenaamde prestatiematrix. Over zustermoord, over een foutje in het plan van Wüst en De Jong, een duur foutje, waardoor De Jong – een 500-meterschaatsster – niet af mag reizen naar PyeongChang en dat dat de schuld was van Wüst, die juist dolgraag wilde dat haar geliefde mee zou gaan naar Zuid-Korea: ‘Het zou fantastisch zijn als we dit met z’n tweeën kunnen meemaken. Ook is het voor mij heel belangrijk als zij erbij is, zij kan mij steunen. Maar ik weet niet precies wat de regels zijn.’
Het werd te ingewikkeld. Ik had de werking van die matrix uit moeten leggen – wat vrijwel ondoenlijk is zonder visuele hulpmiddelen – en ik ontdekte schrijvendervoort dat ik bezig was mijn eigen ergernis over het door camera’s vastgelegde gekonkel van Wüst en De Jong van me af te schrijven of – erger nog – over te brengen op de lezers van het stuk. Net zoals Erben Wennemars, die NOS-commentator was tijdens het OKT, met behulp van een flipover zíjn nauwelijks verholen ergernis erover deelde met de kijkers. Ik genoot daar vals van, maar ik besefte tegelijkertijd dat dat wat Erben deed netjes noch sjiek was.
Vandaar dat het stuk dat ik aan het schrijven was gereduceerd kan worden tot de volgende mededeling: Ireen Wüst zal zonder haar geliefde Letitia de Jong afreizen naar PyeongChang. Laten we hopen dat het ontberen van de door Wüst zozeer gewenste geestelijke en lichamelijke steun geen al te grote invloed heeft op haar Olympische prestaties.
Als inleiding tot dat stuk schreef ik over Lieke Martens en Marianne Timmer. Dat deel zal nu de hoofdmoot worden. Ik zag op tv een programma met Victor Mids. Dat is een illusionist. Hij reisde af naar Barcelona, daar voetbalt Lieke Martens. Hij deed met haar een testje: Martens moest dribbelen alvorens ze een penalty nam en Mids stond naast het doel met een bord waarop hij aangaf waar ze de bal zou schieten. Dat klopte steeds. Martens snapte het niet. ‘Hoe dan’, zei ze. Hoe dan. Uitgesproken zonder enige verbazing of verrassing, het dan lager dan het hoe. Verveeld klonk het, en zeurderig.
Veel eerder al zag ik Marianne Timmer in haar Sportmonoloog in De Kleine Komedie vertellen over haar carrière. Dat deed ze voor een amateurtoneelspeler niet onverdienstelijk, vooral omdat ze haar man – die keeper was – niet bij zijn naam noemde, maar keer op keer aanduidde als: ‘de niet onverdienstelijke keeper van AZ’. Ze vertelde over Turijn 2006. Op een gegeven moment zei ze: ‘Een gouden medaille op de 1000 meter. Hoe vet is dat?!’
Het klonk hetzelfde als het Hoe dan van Lieke Martens. Welja joh, een gouden medaille op de Olympische Spelen, vet hoor. Echt vet. Hartstikke vet. Doe mij er ook maar één. Het ‘Hoe dan’ van Martens is hier in huis inmiddels legendarisch geworden: als neef Casper en ik samen tv kijken, is ons commentaar op veel van wat we zien – het is niet te geloven wat een overbodige rotzooi er tegenwoordig op de tv is –: ‘Hoe dan’. En dan moeten we lachen. Lachen om wat wij zeggen, niet om wat er op de tv te zien is. Die Martens zat op een bepaald moment met Messi in een privé-jet om ergens op de wereld de titel ‘Beste voetbalster van de wereld’ op te halen. Lionel Messi! Een privé-jet! En dan op zo’n volstrekt toonloze, ongeïnteresseerde manier ‘Hoe dan’ te zeggen vond ik onverdraaglijk en dom en blasé. Het was nog nét een tikje erger dan het winnen van een gouden Olympische medaille af te doen als ‘vet’. Sindsdien vind ik Lieke Martens stom. Timmer niet, die heeft bij mij wel enig krediet.
Die inleiding had dan in schril contrast moeten staan met de ongeplande ‘zustermoord’ tijdens het OKT, die zinderde van spanning, waardoor het voor de schaatsers toch al tot zenuwtranen brengende toernooi nóg meer aan drama won. Op het OKT waren woorden als verveeld, ongeïnteresseerd of zeurderig absoluut niet van toepassing. En nu, nadat ik alles dus op de schop heb gegooid, blijf ik ineens haken aan een deelzinnetje uit de uitspraak van Wüst uit de eerste alinea: ‘zij kan mij steunen’. Het zal niet haar bedoeling geweest zijn, maar daarmee geeft ze impliciet aan dat zij de koningin is. Die gesteund dient te worden. Wüst zegt niets over het al dan niet steunen van De Jong. Terwijl De Jong haar steun veel harder nodig heeft, aangezien die een – nu nog, de Jong is zeven jaar jonger – minder begaafd schaatsster is dan Wüst. Het door het tweetal gesmede plan blijkt dus vooral bedoeld ten gunste van Wüst, die de afgelopen weken zeker nog geen Olympisch niveau getoond heeft. Arme Letitia de Jong. En dit alles bewijst maar weer eens: sport is emotie. Indien niet voor de sporters zelf, dan toch zeker voor de kijkers of – in dit geval – schrijvers erover.
Tot slot de reden voor het mislukken van het plan, uitsluitend voor lezers die begrijpen hoe die prestatiematrix werkte en om duidelijk te maken waarom ik eerder het woord ‘zustermoord’ gebruikte. Wüst zegde af voor de 5000 meter, waarop ze ongetwijfeld bij de eerste drie geëindigd zou zijn. Daardoor dook ineens een nieuwe naam op in de prestatiematrix: Esmee Visser, die verrassend tweede werd op de 5000 meter. (Die is erg goed, ze is inmiddels Europees kampioene geworden op de 3000 meter in Kolomna.) Er mogen tien schaatssters naar Zuid-Korea. Tot het rijden van de afsluitende 5000 meter was Letitia de Jong de tiende naam. Ná de 5000 meter was Esmee Visser de tiende naam. Als Ireen Wüst had gereden en bij de eerste drie was geëindigd, had De Jong hoogstwaarschijnlijk (altijd afhankelijk van wat de zogenaamde ‘keuzeheren’ beslist hadden) een 500 meter mogen rijden in PyeongChang.